H M A R M E R . M A R M O T .
van Marmer. Men telt meede onder de èen-
kleurige Marmers , het graauwe Marmer van
Lesbos , het turks-blaauwe Marmer van Si-
t i , het geele Marmer van Numidië, het roo-
de Marmer van den Berg Golzim , dat geen
ft welk de Italianen Verdello noemen, en het
Zwarte o f de Tufebe van AfTouan. De zwarte
Marmers van Dinant,Namur, Barbancon,
Laval , en Pons , zyn meede zeer beroemt,
als meede die geene, welke men in ’ tFranfch
Brecbe de Sauve-terre noemt, en het Marmer
met goude aderen.
2. Het M a rm e r m e t v e r s c h i l l e n de
o f g em en g p e K l e u r e N, Marmor va-
riagatum♦ Men. onderfcheid ’er alle de kleuren
van de voorige foorten in , maar welke
op die wyze gefchikt.zyn , dat zy zeer aangename
verfcheidenheden vormen; dus zyn
de verfcheidenheden, welke men in de foorten
van Marmer opmerkt, welke men Geel.,
Rood, en Groenachtig noemt , als meede in
het Spaansch Brocatel o f Geflreept Marmer,
het Marmer van Seracolyn , enz.
. 3. Het G e f ig u r e e r d e M a r m e r ,
Marmor opacum figuratum. T o t dit foort be-
hooren de Marmers van Heffe en Florence,
op welke men fchynbaare afbeeldingen van
boompjes , fchetzen van lieden , kaHeelen,
bergen , verfchieten , enz. ontdekt. Men
plaatH onder dit foort van Gefigureert Marmer
, die*geene in welke men noch korally-
ncn, eji fchelpen ontdekt ; de Italianen noemen
dit laatflë foort van Marmer , Luma-
cbella♦
Wanneer men het Zwarte Marmer bearbeid
,. zoo geeft het een vry oriaangenamen
bitumineufen reuk uit. Deze zwarte'kleur is
niet bellendig in het vuur , zy ontdoet zich
van den Heen , en laat hem witachtig : de
roode Marmers , integendeel, welke door
de metalen gekleurt zyn, verkrygen ’er vaHe
kleuren, door. -
1 Men kleurt.de Marmers meede door konll,
’ t zy koud, ’t zy heet: men vind de bearbeiding
hier van in rneeH alle de Natuurkundige
Werken befchreven ; als meede de wyze om
de plaallerkalk te maken , ’t geen het valfehe
Marmer der Plakwërkers o f StukadoorkonH
is., en waar van men thans meenigvuldig gebruik
in de Nieuwe Bouwkonll m aakt: men
vervaardigt meede van het Marmer-, tafels,
lyHen, fchoorHeenmantels, enz.
M A R M O T , M a r m e l d ie r , Mus Alpinus
, dit is een klein viervoetig dier , dat
zoo groot niet als een Haas , maar veel meer
in een gedrongen is , en dat veel kracht met
veel zwakheid in de beweging der leden za-
menpaart. De Marmot, zecht de Heer de
Buffon, heeft de neus, lippen, en vorm van
den kop- , gelyk aan die van den Haas ,
het hair en de nagelen van den Das , de tanden
van den Bever , de knevels van de Kat,
de oogen van de Relmuis, de pooten van den
Beer, de Haart k o r t, en de opren afgeknot.
De kleur van het hair op haaren rug is bruin,
dat 'meer o f min donker is ; dit hair is vry
wreed , maar dat van den buik is rosachtig,
zagt, en dicht. Z y heeft de Hem en het geknor
van een jongenhond, wanneerzyfpèelt
o f geliefkooH word ; maar Wanneer men haar
vergrämt o f verfchrikt , zoo vormt zy een
foort van gefluit datzóO fcherp en doórdrin-
. gent i s , , dat ’erb e t gehoör door .beledigt
word, Z y bemint de zinnelykheit; ; en heeft
gelyk de R o t , vooral in den- zoomef, een
Herken reuk, welke haar onaangenaam' 'maakt.
Z y is in den herfH zeer vet , en zou zeer goed
zyn om te. eeten, zoo zy altoos niet'een on-
aangenamen reuk had, die men alleen door
zeer Herke fouffen. verbergen kan. \
Wanneer de Marmot jong gevangen is, zó o
werd zy veel tammer als eenig wild dier , en
b^na tot dien trap als onze huisdieren ; zy
leert gemakkelyk een Hok aan te vatten, ge-
" baarden maken , danffen, en in alles de Hem
van haaren me eff er te gehoorzamen: zy is gelyk
de Kat afkeerig van den hond; wanneer zy
gemeenzaam; in een huis begint te worden ,
en dat zy denkt , dat den meeffer haar be-
fchermt, zoo valt'zy, in zyne tegenwoordig-
heit , de grootfle honden aan , en b y t hen.
Dit dier fchept behagen om alles te knagen
wat het ontmoet,, huiszieraden , Hoffen , en
zelfs door het hout, wanneer.zy opgeflóten
is.
Vermits de Marmot zeer-korte deijen , en
de nagelen der pooten ten naaffen by gelyk
die der Beeren ge vormt heeft, zoo neemt zy
dikwyls een zittende geflalte aan , en houd
zich-gelyk dit dier óp de achterfle pooien,
en bedient zich van de voorfle om de fpyze
aan den bek te brengen. Z y eet recht overeinde
gelyk de Eekböoren; zy loopt vry fnel
tegens een hoogte op , maar vry langzaam
.in de vlakte; zy kloutert op de boomen, zy
klimt zelfs tuffchen de twee wanden van een
rots, o f tuffchen twee na by elkander ffaan-
de muuren op, men wil zelfs dat het van de
Marmotten i s , dat het gemeene volk in Savoye
M A R M O T . M A R M O T .
voye het klouteren geleert hebben, om de
fchoorffeenen te veegen. Z y eeten alles wat
•men haar geeft, vleelch, brood, vruchten,
moeskruiden en infeélen ; maar zy zyn veel
greetiger naar boter en melk, fchoon zy zoo
fnóepachtig als de Katten niet zyn , vervólgt
de Heerde Buffon , zoo zoeken zy echter in
de plaatzen te fluipen , in welke men melk
bewaart, en zy drinken ’er al knorrende, een
groote hoeveelheit van, dat is te zeggen, dat
zy gelyk de katten , een gegrom van vergenoeging
maken. Voor ’ t overige, is de melk
het eenigffe vocht dat haar behaagt; zy drinken
zeldzaam water, en weigeren de wyn.
De Marmot, die meer als alle andere dieren
de befneeuwde en met ys bedekte plaatzen
bemint, en die men alleen op de hoogffe
bergen vind, is echter meer als eenig ander
d ie r , onderworpen , om door de koude te
verffyven. Het is gewppnelyk omtrent het
einde van September, o f het begin van Oclo-
•ber , dat zy in haare fchuilplaats w y k t, om
’ er niet voor de maand April weder uit te
koomen» Deze fchuilplaats is met voorzorg
•aangelecht, en met konfl van het nodige voorzien
: zy-hëeft een groote ruimte , minder
breedte als lengte, en is zeer diep; waar door
.zy een o f meer Marmotten bevatten kan, zonder
dateer de lucht in verderft. Haare pöo-
teri en nagelen fchynen ge vormt te zyn om in
de aarde te vroeten , eiffzy graven inderdaat
in dezelve , met een yerwonderenswaardige
fnelheit.
. Haare holen zyn een foort van gallereijen ,
in de gedaante van een griekfche Y , welke
zy op net hangen van een berg vormen. De
twee takken hebben ieder een opening, en
eindigen beide in een hol:, welke de verblyf-
plaats van deze dieren is. Een van deze beide
takken, is afhellende gemaakt, en het is in
dit gedeelte , als hetlaagffe van haare wqo-
.ning, dat zy haaren drek loozen , waar van
de vochtigheit- gemakkelyk uitvloeit; de andere.
opening , wélke hooger aangelecht is ,.
dient haar tot een ingang. Dit dezen aanleg
v o lg t, dat haare wooning altoos droog , en
zindelyk is : zy bekleeden haar, behalven
dit., noch met mofch en hooi., waar yah zy
een £eruimen voprraad in den zoomer vergaderen.'
Men verzekert zelfs dat dezen arbeid
in :’ t gemeen gefchiet ,, dat eenige het fynHe
gras afbyten, andere bet by een verzamelen,
en dat z y beurtelings tot Heden-verHrekken ,
om het weg te voeren; eene lecht zich , zoo
menzecht, op den rug neder , laat zifch met
hooi beladen, Heekt haare pooten uit, om
I L D E K L,
het te behouden , en Iaat zich eindelyk door
de andere voprtfleepen, die haar by den Haart
trekken , zy geeven. te gelyk ach t, dat dit
foort van fleede niet omffort. Men w il, dat
door deze, herhaalde wryving veroorzaakt
word , dat het hair van den rug , van byna alle
deze dieren afgeknaagt is. Men kan hier
echter eèn andere reden van geven, zecht de
Heer de Buffon: deze is dat vermits de Marmotten
onder de aarde woonen, en gefladig
bezig zyn met in dezelve te wroeten, zoo is
dit genoeg-om haar den rug af te fchaven.
Hoe het ook zyn mag, het is zeker dat zy
by elkanderen woonen , en dat zy in ’t gemeen
aan haare woomngen arbeiden. Z y
brengén ’er drie vierde gedeeltens van hunnen
leefcyd in door , zy komen ’er alleen op
de fchoonHe dagen u it , en vcrwyderen ’er
niet verre van; een -derzelver zit op fehild-
wacht op een verhoeven rots, terwyl de anderen
in het gras fjseelen, o f onledig zyn
met het zelve. aftebyten om hooi te verzamelen
, en zoo ras die geene welke fchildwacht
houd, een menfeh, arend, hond, enz. gewaar
word, zoo waarfchuwt zy de andere
door een Herk gefluit, en wykt zelfs hetlaat-
He in het hol. - "
. De Marmotten, zecht de Heer de Buffon,
vergaderen geen voorraad voor den winter,
het fehynt dat zy ; vooruitzien dat deze haar
nutteloos zyn zou: maar zoo ras zy de aan-
nadering van het jaargetyde gevoelen dat hen
doet verdooven, zoo arbeiden zy om de twee •
openingen van haare holen toe te Hoppen;
en zy doen dit zoo vafl en Herk, dat men.
met meer gemak de aarde ergens elders kan
opdelven als op de plaatzen welke zy toege-
muurt hebben. Zy zyn als dan v e t; men heeft
’er eenige welke twintig ponden wegen; maar
op het einde van den winter zyn zy mager.
Wanneer men haare holen ontdekt, vind men
hen tot een bal in een gerolt, en verflyft gelyk
de Relmuizen. Zie op bet woord R e l m
u is , alwaar wy ons zullen uitbreiden over
deze verflyving welke aan eenige foorten van
dieren 'gemeen is*
Men verkieH de vette Marmotten, welke
men dus verHyft vind, om te eeten; men
maakt de jongen tam. Die geene welke men
in de huizen opvoed, verHyven nooit. De
Jagers vermyden zorgvuldig om de holen der
Marmotten by zacht weder optegraven, om
dat zy als dan opgewekt worden en verder
. graven; maar by ltrenge koude, is men verzekert
om hen verdooft te vinden.
Deze dieren werpen maar een maal in hét
D ' jaar,