over elkanderen : zyn lichaam is «iet by
ui rite k v a lt , noch overal even dik , maar
zeer wel tot het vliegen gefchikt, feheutig
aan het voorlte gedeelte, en naaf achteren
in dikte toenemende ; hier door is het beter
in Itaat om de lucht te klieven.. Alle Vogelen
koomen van eijercn voort, hunne levens-
w y s , hunne verfchillende kleuren volgens de
jaargetyden , hunne zang , hunne verfchil-
lendé grootte en gedaante , alles verdient de
oplettenheit van een Philofooph, en wekt de
weetlult van die gene op, die naar kundigheden
trachten. Wy zullen trachten om ’er
eenige trekken van op te geeven in het verkorte
tafreel, dat wy voornemens z y n , om
'er hier van in naarvolging van die Natuuronderzoekers
te fchetzen , die ’er over ge-
fchreeven hebben. . ■•
Alle die gene , die van Arifloteles. en PU-
mus a f , tot de Heeren Linmeus, Klein, en
Brijfon toe , óver „de Vogelen gefchrecven
hebben ,. hebben hen in Land- en Water-Fi-
gelen verdeelt, en vervolgens in Tamme-Fo-
gelen, Trek-Fogelen, Bofch-Fogelen, Rivier-
Fogelen , en Roof-Fogelen. Zy hebben , in
de verfchillende Klafiën die zy ’er van gemaakt
hebben, dat gene. aangeweezen, ’t geen
hen van elkanderen onderfcheid , ’ t zy door
de vederen, den bek, de nagelen , de kop,
de hals, de bouten, de beenen , en de voeten
.M
en kan de Vogelen onder zes voorname
geflachten brengen. i.
i . Die van het geflacbt der Krom-gebekte;
dat is te zeggen, die een gekromde bek , en
kromme nagelen hebben; tot deze behooren.
alle de Roof-Vogelen die verfchèurende Dieren
zyn;. dat is te zeggen , die van den .roof
o f vleefch leeven, die hunnen prooi in eene
poot houden , en die hem op den anderen
zittende verfcheuren , gelyk de Arend , de
V a lk , de Kat-Uil, de Uil-, de Oor-Uil, de
Steen-Valk, de Havik , de Gier , de Sperwer
, de Koekoek, zelfs de Pappegaayen , en
Graauwe Ekfters , enz. fehoon zy gewone-
lyk meer van vruchten als van vleefch leeven.
Men onderfcheid deze Vogelen in, Diurnes-of
Dach-Fogelen, en in Nocturnes o f Nacht-Fo-
gèlen. Men .herkent de Roof-Vogelen, vopr-
al die gene , die geduurende den dach vliegen,
door hunnen kop en'korten hals , door
hunnen krommen bek en nagelen, door hunne
bieeNe en dikke tong , en hun doordrin-
gent gezicht. De. Roofvogelen die by nacht
vliegen, vliegen alleen om op dén roof uit te*
gaan, zy hebben een groote kop , die bynar
gelyk die der Katten gevormt is ; tot deze-
behooren de Gehoornde Uilen o f Kat-Uilén,
de L yk -U il, de Nacht-Valk , de Steen-Uil y
enz. De Nacht-Vogelen hebben onregelmatige
Vingéren; want de laatfte is, om'ergent-
lyk te fpreeken, geen voor vinger, iay is ter
zyde geplaatft , en kan agterwaarts gekeert
worden ;deze Vogelen verlengen hem om hunnen
prooi aan te grypen ; dit is de oorzaak,
waarom het fchynt dat het groorite gedeelte
van de Naeht-Vogelen, twee voor en twee
achter vingeren hebben : deze Vogelen hebben
een eeltachtig vlies, ft geen de Natuurkundigen
Cera o f Wafch noemen, en-ft geen
om het voetftuk van den bek gaat.
Byna alle deze Vogelen leeven eenzaam,,
zy zyn met een overvloed van vederen bedekt,
en leeven veel langer als - de andere
foorten van Vogelen : zy konnen de honger
een geruimen- tyd wederftaaii.. In dit geflacht
van Vogelen zyn de wyfjes veel.grooter al»
de mannetjes, haare vederen zyn veel fchoon-
der zy zyn veel- fterkér, veel- moediger, en
veel woefter,. omdat zy alleen'de zorg voo?
haare jongen hebben. Deze Vogelen zyn
niet alleen de dwingelanden der lucht, maar
zy jaagen mede in de Vel den t. Men verdeelt
de Roofvogelen die geduurende den dach vliegen,
in groote en kleine : de groote zyn de
Arenden en Gieren; hunnen aart is zoo woelt,
zoo onbedwingbaar, dat men hen tot de Vogeljacht
niet africhten kan. De kleine Roofvogelen
worden noch in lafhartige,n onder-
fcheiden , gelyk den Kiekendief, o f als moedige,
en die hoog vliegen, gelyk de Havik,
de Sperwer , de Giervalk, en de Smirrel;
die. gene die laag vliegen-, zym, de-Valk,
de Zwemmer, de Boomvalk, en de Saaker;
zie de hiftorie en wyze om d£ze: Vogelen tot
de Vogedacht af te richten % op het. woord
V A L.K..
g. De Fogekn die een Ekffer* bek hebben,
zyn in het tweede geflacht begreepen , gelyk
de Ravens, de K-rayen, de Ekfters , de Ga**
yen, de Hoppen, de Wielè walen ,4 e Spreeur
wen, de Meerlen, enz. ■ Eenige van dit ge~
llacht hebben den bek eenigzins langwerpig »■
fterk en dik : men. noemt hen halve Roof r o-
gelen, o f halve roofzuchtige.. Deze Vogelen
onthouden zich onverfchillig op de Weilanden,
braak liggende Akkers, en in het Kaphout
, als mede aan de. oevers :• zy leeven
van Mieren, Muggen, Vruchten, en Graa*
nen; •
. 3. Het derde geflacht bevat de Vogelen
die zich aan de oevers van de zoete wateren ,
en aan' de Zee-ftraridèn onthouden , die om
deze hoofdftof vliegen om ’er Viftchen té
vinden, met welke zy zich voeden , en die
echter niet zwemmen : zy hebben de voeten
gefpleeten Qfifiped'es) de beenen en dyen
/eer lang ( imantopedes) , en een lange en
fpitze bek (fcplop aces ) ; zy hebben geen vederen
onder deknyën, om des te beter in dé
llykachtige wateren te konnen gaan; dus zyn
de Reigers , de Kraanvogel , de Flamingo,
de Roerdomp, de Oyevaar, en de Wufp.
Eenige van dit^eflacht hebben hoogè pooten,
en een kört.e bek, gelyk de Kie v it, de
Poelfnip, de Pluvier*, enz. Zomtyds blyven
deze Vogelen boven het water in de lucht
hangen, en befpieden het oogenblik wanneer
een Vifch zich aan het oppervlak van het water
vertoont, en wanneer zy ’er een ontdekken,
zoo fchieten zy ’er met een verbazende
fnelheit op neder, en het is zeldzaam dat zy
hunnen prooi miflchen.
4. Het vierde geflacht bevat de Wat er-Fogelen
by uknementhek; dat is te zeggen, die
gene, die over het land gaan, en in het water
zwemmen ; tot deze behooren de Pelikaan,
de Lepelaar , .dë Zwaan, de Ganzen,
.de verfchillende foorten van. Éenden , het
•Eruinetje, de Bruine Eend, de Water-Raaf,
enz. in een woord, alle de Vogelen waarvan
de vingers der pooten door. een vlies veree-
nigt zyn , o f die zelfs zwemmen konnen ,
zonder dat zy gepalmt zyn , gelyk de Koet.
Verfcheide van deze Vogelen die zich alleen
met Viflehen voeden, hebben een getande en
aan den punt gekromde, bek : zy zyn voor
het'groptfte gedeelte podicipedes ; dat is te
zeggen., dat zy zich onder het voprtgaan , byna
recht op hunne voeten houden gelyk de
Menfcben: zy fchynen Mank te zyn,
8? Men bevat in het vyfde geflacht dé Vogelen
die geen vafte verblyfplaats hebben , en
die zich zeldzaam aan de oevers , in de weiden
, en de hooge ftamboomen onthouden :
zy begeéven zich on verfchillig in het kaphout,
op de braakleggende akkers , en in de heggen
jn ftruiken , alwaar zy zich met Infeóten ,
^aden, Beziën, enz. voeden : tot deze behooren.
de Duiven, de Tortelduiven, de foorten
der Vinken, de Leeu,wrikken.- De Distelvink
, de Groenling, het Sysje, de Orto-
lan , de Vlafchvink , de geelè Kwikftaart,
de Geelgorfen., de Baftaart Nachtegaal, het
Water-Koninkje , Zwaluwen, en alle dé
kleine Vogelen wier bek vry recht, zomtyds
gekromt, én meer o f min lang is , die korte
béenen, wyduitgefpreide vleugelen,een fter-
ke en fnelle vlucht, en epn lange ftaart hebben.
Die gene die een dunne , zwakke en
fpitze bek hebben., fee ven van Infedtën; die
gene die van Graanen en doprriachtige Kruiden
ieeven, hebben hem zeer kort en gefchikt
om hen te vermalen,
6. Het zesde en laatfte geflacht van de V ogelen
, bevat die van het geflacht der Hoenderen
, gelyk de Paauw, de Kalkoen , de
.tamme Hoenderen , en de Hazelhoen déren,
de Faifant, de Patrys, het Hazelhoen ,. enz.
deze Vogelen hebben een korte bek, die een
weinig gekromt is , het lichaam v e t ,. vleesachtig
en zwaar , en de vleugelen-, kort en
hol, dit is de oorzaak datf zy noch zeer Hoog
noch lang vliegen konnen.; hunne,voeten zyn,
gelyk die van het eérfte geflacht, met een
vél bekleed; zy onthouden zich op de öroó-
ge plaatzen, en leeven van Kruiden, en-zpm-
tyds mede van Infeéten': zy, maken hunne
neften op dë aarde ; hunne, jongen dié met
een dons bedekt zyn , ‘ volgen de Moeder
loopen hier en gins?) en,zoeken hun,'aas. zoogoed
als i y konneu, met hunnen kleinen
bek. ^
Men zou noch een geflaeht. van Landvogelen
maaken konnen die eeh: rechte bek,
en de nagelen- minder gékromt als de Roofvogelen
hebben; dit zyn die van' een u-imee-
mende grootte ,. en wier vleugelen weinig
tot vliegen gefchikt zyn ,. gelyk de Struisvogel
, de Kafuaris, en de Dodaars, De Afri-
kaanfche Struisvogel heeft‘niet meer als twee
vingeren aan de voorzyde , en geen ach ter-
waarts :• dë Amerikaanfche Struisvogel heeft
’ er drie, en geen aan de achter zyde: de Kafuaris,
de Vel’d-E end, en de Trapgansenz;
.verfchaffen dezelve aanmerking.
Een ieder die'een gemakkelyke ran'gfchik-
king wil aannemenkan zich van de volgende
bedienen,, welke die van- den Héér KJei.fi
is , zy beftaat hier in dat men de vogé.Lên alleen
door hunne pooten verdeelt; mén zal
’er alsdan acht geflachten van maken. Het
eerfte zal die gene'bevatten die maar twee
vingeren aan het voorfte gedeelte van de
C c c c c 3. pöoteia»