van Motten, o f baffaart Motten, welke Wormen
zyn , waar yan eenige zich in Vliegen,
en andere zich in Torren veranderen , gelyk
de Kalanders; maar men onderfcheid de Wor-
meu , uit welke vliegen moeten voortkoo-
men, hier aan , dat zy geen pooten hebben;
die , uit wélke de Kalanders moeten voort-
koomen , om dat zy zes fchubachtige pooten
hebben ; in plaats dat die geene welke
Vlinders vóórtbrengen , ’er veertiemheb-
ben*
Onder de wezentlyke Motten, heeft men
*er welke -zich op Hoffen onthouden, die zeer
veel van die géene verfchillen, welke andere
Motten tot dit einde gebruiken* De be-
kentfte Mótten, en byna de eehigffè die zulks
zyn , zyn die geene welke de verwoeffingen
ontdekken, die zy in onze huisüeraden, klederen
en bontwerken aanrechten : men kan
deze Motten, Huis Motten noemen.
Huis Motten ~die~zich klederen o f woonplaat -
zen van de wol van onze ft offen, of'van
het hair van onze bontwerken vormen*
Deze Motten, zyn wezentlyke Rupzen,
maar zy zyn zeer klein. Haare kop, haare
nypers, haare zes pooten, die näby den kop
Haan , en een gedeelte van haaren eerffen
ring , is alles , wat zy met fchubben bedekt
hebben.
Haare ‘eerffe zorgen belt aan hier in", om
zoo ras zy gebooren zyn , zich van een be-
dekzel te verzorgen : zy können niet onbedekt
blyven ; zy vëlligen haar verblyf op
een wollê ffq f o f bontwerk ; | zy fpinnen om
zich, een kleine zyachtige koker, die in het
midden gelyk een klos uitgezet, is ; .yervol-
gens^plukken zy met haäre nypers. de wol
van de Hoffen , en zy lymen haar op dit
zydegaas v a lt, door middel van een zyachtige
gom, die zy uit haar lichaam doen voort-
koomen. Haar kleed o f koker heeft de gedaante
van een fchede.., die aan beide zyden
open is ; deszelfs zamenweefzel is van w ö l;
’t geen dan eens blaauw , dan weder groent
rood, enz. is , volgens de kleur van de Hoffen
die hetinfeél berooft heeft: zomtyds zyn
deze kleuren aan haare kokers met elkande-
ren vermengt , en zomtyds in ffreepen by
een gefchikt, wanneer de Hoffe die zy afknagen,
uit verfcheide kleuren, zamen gë-
Helt is. '
Naar mate dat de Mot in grootte toeneemt,-
werd haare koker te eng en te kort; hier om
arbeid zy om hem langer en wyder te maken.
Z y ffeekt haaren kop , uit een van deszelfs
openingen , plukt de hairen van de wol af,
welke net naaffe by- haar zyn , en lymt heh
aan haaren koker vaff ; zy keert vervolgens
te rug , en verlengt hem op dezelve wyze
aan het andere uiteinde : wanneer zy hem
wyder maken w i l , zoo fnyd zy hem in zyne
lengte door , en voegt ’ er een Huk. van de
Hoffe in , op welke men haar overgebracht
heeft; en zoo men haar van de eene Hoffe
op een van een andere kleur over brengt,
zoo heeft men het vermaak van haar een ar-
lekyns kleed te zien vervaardigen.
De Mot heeft alleen haare’ kaken tot werktuigen,
zoo wel om haare fchede te vormen,
als om haar te fnyden , open te fplyten, en weder
dicht te maken. Het„fchynt dat'de Motten,
om haare fcheden te vormen , zekere kleuren
7 hoger als andere. fcjhatten , waarfchy-
n elyk, om dat de Hoffen ,' uit welke deze
kleuren zamen geffelt zyn , meer o f min aangenaam.
aan haaren fmaak zyn können.'
De wol van onze Hoffen verfchaft'haar alleen
geen voorraad om zich te bekleéden ,
maar zy diént.haar. mede tot voedzeT? on zy
verteerén haar ; indiervoegen , dat men der-
zelver kleuren in haaren .drek vind , en zelfs
zo o ,. dat men ze ’ er zeer gemakkelyk van af-
feheiden kan*. Wanneer men - deze drek by
een verzamelt in dien Haat, als hy door de
Motten gelooff word , en hem in .een weinig
water ontbind, zoo kan.men ’er vap die lak-
verwen van bereiden, waar van dé Schilders
in water verfjzich bedienen*
Wanneer de Mot haare volkoome grootte
verkregen heeft, zoo verlaat zy gewoonelyk
de Hoffen op welke, zy geleeft heeft, en gaat
haare fchede o f koker in de hoeken der muu-
ren o f ergens elders y a l l-maken ; zy verandert
hier in een popje , en b ly f t jn , dezen
Haat omtrent drie weeken , waar na zy ?er
onder de gedaante van een Nacht-V;lindêr,
uit te voorfchyn koomt. Van het midden
van den zoomer , tot het midden yan den
winter , en vooral tegens den avond j| ziet
men deze kleine-Vlinders door de vertrekken
vliegen, zy zyn eenigzins graauwachtig w it,
en zilvefverwig; zy trachten met elkanderen
te paaren , ep.leggen vervolgens kleine eitjes
op de klederen eri andere goederen : de glans
van het licht der kaarffen, lokt deze infèc-
ten tot zich, en zy verbranden zich in haare
vlam.
De
De handelwyzen der Motten om haar ge-
flacht voort te planten verfchillen van de ge^
woone handelwyze in dit Huk niet-, als alleen
in de duuring van haare vereeniging, tot
welke vry dikwyls een geheele nacht ver-
eifcht word* De eitjes die zy leggen , zyn
by uitffek klein : de jonge Motten komèn ’er
omtrent drie weken hier na, uit voort.
De Motten richten op hét bontwerk een
veel grooter verwoeffing als op de Hoffen
aan ; zy vinden op^hetzel ve veel meer gemak,
en fnyden het hair kort aan het vel af. ’ Het'
hair der maanen van de Paarden is , door^deszelfs
hardheit, voor haare tanden niet beveiligt:
men heeft niet dan te veel voorbeelden dat de
Motten zich in het paardehair geyeffigt hebben
, waar mede de leningfloelen opgévult
zyn, ’ t geen z y fnyden. én vernielen.
Deze ’ Infeéten verkiezen gewoonelyk de
duiHernis boven hét dachlicht; zy onthouden
zich meer in de ruggen als aan het voor-
He gedeelte van onze ffoelen: dit is de rede
waarom men thans dezelve met geen fargie
aan de agtér zyde meer bekleed ; dus zyn de
leningff oelen beter voor de ■ aanvallen der
Motten ’ bewaart, wanneer zy aan de agter
zyde niet bekleed worden,
Onder de middelen om de Motten te doen
flerven , is een der beHé , dat men de lucht
vergiftigt die zy, inademen ; hier toe neemt
men een lepel vol wezentlyke olie v an te r -
pentyn , men voègc ’er eens zoo veel gecH
van wyn b y , en men borflelt met dit vocht
de tapyten en andere goederen wélke men be--
Waaren wil. Deze reuk dood, met de jonge
Motten te doen Her ven , te gelyk de
vlooijen en weegluizen , ’ t zy dat zy reeds
gebooren zyn , o f zich noch in de eitjes bevinden
, wént- hy werkt met zoo veel kracht
op de eitjes , als op de infeéten zelfs. Men
kan in de kaffen bladen papier leggen , welke
van dezen olie doordrongen zyn : men moet
dit in April en in het midden van den zomer
WerkHellig maken. Deze wezentlyke olie ,
wel verre van de goederen te bederven , dient
om de ylakken van vet, wagenfmeër, en van
allerlei oliën van de Hoffen weg te nemeri.
Het'kwikzilver en'de zwavel brengen de-.
Zelve uitwerkzelen tew e e g ; maar het eerffe
is geyaarlyk voor onze gezondheit, en den
damp van de zwavel is nadeelig^ aan de kleuren
: de reuk eh rook van den tabak , doet
méde de Motten ffervén ; maar men moét
deze rook vier en twintig uuren do.en. duu-
jen , en hy- heeftverfcheide dagén nodig om
Ik D e e l ,
te Verdwynen: die van den terpentyn, in tegendeel
, verdwynt in zeer weinig tyd.
. De vachten der Schapen werden door de
Motten niet aangetaff zoo lang zy op deze
dieren zyn , om dat zy van een vettige Hoffe
doordrongen zyn , waar van de reuk aan de
Motten mishaagt* Een tapyt of bontwerk
'dat men met dit middel beffrykt, is hier
door vry wel voor den aanval der Motten be-
. fchut die. ’er zich in veHigen willen , maar
‘ die geene die ’er zich op bevinden’, verlaten
’er het zelve nietdoor*
Het is een aanmerking van veel aanbelang,
dat de Motten de loiïe Hoffen, boven de andere
verkiezen. ’Hoe meer de wol der Hoffe
in een gekronkelt is , en hoe vaHer het zamenweefzel
i s , hoe minder deze Infeéten.
haar zullen aantaffen, óm dat-zy meer moeite
hëben om ’er de wol af te fcheeren. Men
hèeft oude tapytéh welke onbefchadigt gebleven
zyn, om dat zy deze voordeelen hebben,
dat hunne, wol vafl gefponnen, enliim
zamenweefzel zeer dicht is : in plaats dat men
nieuwe heeft welke reeds geheel doorknaagt
zyn, om dat zy deze hoedanigheden niet bezitten.
Het is om deze rede, dat de tapyten
van Angers meer-aan het knagen der Mótten
onderhevig zyn 5 als de Brabandfche o f
Vlaamfche; dit is mede de rede waarom wy
de behangzelen van faal, fergie, én dierge-
lyke Hoffen , zoo veel zulks mogelyk is ver-
myden.
De arbeid van de Motten der wolle Hoffen,
en die van het bontwerk, verfchiltgeenzins
van éikanderen; zy vormen zich fcheden
o f kokers van dezelve gedaante , en Hellen
haar dp dezelve wyzen te zamen ; deze kokers
verfchillen alléén door dé hoedanigheit
der Hoffen, van wélke zy zamen geffelt zyn*
Die van de Motten^van het bont, zyn een
foort van vilten , die in hoedanigheden de
Hoffen van onze hoeden evenaaren; in plaats
dat'die der andere meer met de. hoedanigheit
van onze .lakenen overeenkoomen* Men kan
dé wyzè van arbeiden van de Motten van'het
bontwerk niet gemakkelyk nafpooren, 0111:
d'at; zy zich aanHonds op dé oppervlakte van
het vel plaatzen, en dat zy geheel door de hairen
bedekt worden, welke ’er zich van opheffen.
Z y Veroorzaketi en kunnen meer fchade,cn
in minder tyd, als de andere aan de wolle Hoffen
toebrengen; deze laatffe fcheeren de wol
van de Hoffe alleen af tot voedzel, en om
zich te bekleedcn , en haar arbeid is'moei-
jelyk , in'plaats dat die van de Motten van
P het