water de eigenfchap verfchaft, om de vuuri-
ge oliën op te loflen , gelyk men zulks met
het fap van de Honingbloem doet. Wanneer
men de bloemen van dit Neêtarium berooft,
zoo brengt dit geen verandering voort, noch
in de groeijing, noch in de vorming der vruchten;
dus brengt dit fap , by gevolg niets tot
haare vruchtbaarbeit toe,
Alphabetiefch tafereel van de verfcbillende
(helen der Planten , benamingen ,
enz..
Uit het voorgaande, heeft men gezien ,
dat de Plant een werktuigelyk lichaam is f8 l
geen uit zes voorname deelen .beftaat; dat
dit lichaam wezentlyk ,een wortel heeft , en
mogelyk , zecht Tournefort , een zaad; dat
het doorgaans bladeren, fteelen en bloemen,
heeft, enz.
B e u r s , Volva: dit gedeelte van de Plant
dient tot een dik omldeedzel, aan zekere
planten, van het geilacht der Paddeftoelen.
B e z i e : zie dit woord.
B l a a s j e s . Dit zyn kleine beursjes, of
zakjes, welke een eironde gedaante'hebben,
zy zyn aan twee einden doorboort, en op
een rei met de mondjes tegens elkanderen ge-
plaats, gelyk de kralen van een rozenkrans,
en deze reijen zyn op een geftapelt, zy fprei-
den zich evenwydig met den gezichteinder
van de buitenfehors , door de andere fchors-
fen , en op verfcheide plaatzen tot in het
merg uit. Deze vaten zyn gewoonelyk met
fap vervult; zy beflaan de( tuflchenwydtens
o f mafen , die tuifchen de’ in de lengte loo-
pende vezelen van het hout zyn.
B l a d , Folium: men verdeeelt de bladeren
in drie foorten ; te weeten , enkelvoudige,
zamèngefleide, en onbepaalde. De enkelvoudige
bladeren, zyn die gene welkers fteel-
tje ’er maar een onderfteunt: men maakt ’er
zeven orders van, ofmenbefchouwt hen volgens
hunnen omtrek, hoeken, uitfnyding,
randen, oppervlakte, topenzyden: dus zyn
zy rond, ofbylswys, of by wyze van het
yzer van een lans, of elswys, of hebben de
gedaante van een hand , of zyn getant, of
vliesachtig, of ftekénde, of met blaasjes vervult
, of glad , of gewolkt en zenuwachtig,
of vleezig ; of knobbelaehtig. De zamengejlelde
Bladeren worden door verfcheide vet-
eenigde bladeren gevormt, die op een fteel-
tje geplaatft z yn : deze bladeren zyn zomtyds
verdubbelt, zoodanige zyn die geene, welkers
gemeen fteeltje zich twee maaien verdeelt,
voor dat het met blaadjes bezet is: zy
zyn'vermeenigdvuldigt, wanneer het ftqeltje
zich meer als twee maaien verdeelt. De onbepaalde
Bladeren, zyn die gene welke zich
doen onderfcheiden, zonder dat men acht op
hun vorm o f gedaante ge e ft, maar alleen op
de richting , plaats , invoeging en gefteld-
heit. Men noemt die geene Bloembladeren,
welke niet als met de bloem verfchynen, ;en
zich aan dezelve bevinden. Zie bet artikel
B LAD.
B lo em. Dit is dat gedeelte van de Plant
’ t.geen zich gewoonelyk van de andere deelen
door byzondere kleuren onderfcheid :
men heeft verfcheide foorten van Bloemen,
Zie het artikel B lo em. Men onderfcheid
in de bloemen, de kelk, 4 ekroon, de helm-
ftyltjes , en de ftamper.
B l o e m s c h e d e , Spatba. 'D i t is een
foort van kelk, die een verfcheide zamenge-
voegde bloem bevat.
B o om, Arbor. Men kan de Boom bepalen
als een plant van een aanmerkelyke grootte,
die maar een Heel heeft , welke men ilam
noemt, deze verdeelt zich in hoofdtakken,
men telt onder de boomen de Eikeboomen;
Noteboomen, enz. Zie B oom: men Zal op
dit woord vinden wat men door Spint ver-
ilaat.
B oompj e ; dit is een houtachtige plant,
die zoo groot niet als de Boom is , ’ t geen,
behalve de voornaamfte ftam , en takken,
zomtyds uit dezelve wortel, verfcheide aanmerkelyke
fcheuten uitfehiet; tot déze behoort
de Ligufter, enz. De Boomen , en
Boompjes , fchieten in den herfift knoppen
in den fchoot der bladeren u i t , welke zich
in de lente ontwinden , en in bladeren en
bloemen ontluiken. Dit verfchil, gevoegt
by de grootte, onderfcheid lïgtelyk de Boompjes
van de Heefters.
D oorn , Spina. Dit is een punt. welke
in diérvöegén, met de plant, vereenigt
is , dat men ’er haar niet affeheuren kan ,
zonder de plant te kwetzen.
Draa»-
D r a a d j e . Dit dient om de' ftöfkhop-
jes te onderfteunén;
E n t e n . Zie hieronder Griffelen.
G e s l acht van P l a n t e n . Dit is
een order van verfcheide Planten die een' gemeen
kenmerk hebben , ’ t géén op de vorm
van zekere deelen gegrond is , welke wezentlyk
zoo een Plant van een andere onderfcheid..
G e t a n t . Dit verfchilt niet van Gekant,
als alleen hier in , dat de infnydihgen van de
getande bladeren veel fynder en veel gélyker
zyn.
Gr if f e l e n o f E n t e n , dit is een gedeelte
van het takje van een boom in net
hout van een andere boom in te voegen, met
de nodige voorzorgen te gebruiken , en een
bekwaame tyd in acht te nemen , zie op het
woord Boom.
Ha l v e B l o e m p j e s , dit zyn de bladeren
welke de kroon van de geftraalde bloemen
vormen.
He e s t e r . Dus noemt men de houtachtige
PJanten, die kleinder als de Boompjes
zyn, maar die in den herfïl geen vrucht o f
bloemknoppen uitfehieten; Onder de Heefters
telt men de Thym , Rosmaryn , enz. Zie
Boompje.
H e E m s t y l t j e s , S tof v e z è l s ,
Me el dr aa dj e s , dit, zyn de draadjes, die
omtrent het midden van de bloem geplaatft,
en met een klein lichaam bezet zyn, ’t geen
men hoofdjewotteix., men kan het gemakkelyk
ia de Tulpen befchoüwen : dit lichaampje
bevat een zeer fyn bevruchtent ftof, dat is te
zeggen , de mannelyke deelen der voortteee-
ling.
H o u t , zie dit woord.
K a f , B a s t , D o p , Gluma. Ditis'een
foort van kelk, die aan het geilacht van het
Hondsgras byzonder is.
K a t j e , Amentum. Dit is een wezent-
iyke Bloem met helmftyltjes : zy beftaat uit
een verzameling van bloemen, die o f geheel
mannelyk-, o f geheel vrouwelyk zyn» Zie
■ Bloem,
K e en . : Dus noemt men dat gedeelte van
het zaad , ’ t geen in ’t klein een plant van
het-zelfde foort bevat: het . zaad vervult de
plaats van lyfmoeder in de Plant.
, K eg e l , Strobilus, deze beftaat uit een
meenigte in het ronde gefchikte fchubben.
K e l k , Calix , dit is het omkleedzel o f
fteun van de andere deelen van de bloein:
men te l t ’er zeven foorten van op ; de Peri-
anthus, het Omkleedzel, de Bloemfchee-
den , het K a f , het Katje , de K u if, en de
Beurs»
K l a a uw t j e s , Cirrhit in de Kruidkun*
de, zyn dit de rankjes die zich om denabuu-
rige planten flingeren , en ’er zich zeer valk
aan hechten , dusdanige zyn die g e e n e d ie
men aan de wynftokken ziet.
K l i e r , Glandula, dit zyn deêlen welke
tot het affeheiden der Lappen dienen.
K r o o n , Coralla. Deze omringt onmid-
delykde teeldeelen der bloem: men heeft ’er
van twee foorten , de Bloembladen en het
Neótarium.
K r u id , Herbal deze naam is toepafïelyk
op alle de Planten welkers fteelen alle jaren
vergaan , na dat haare zaden ryp geworden
zyn: zie K r u id .
K r u ip e n , in de Kruidkunde is dit 7
öndèr de aarde voortloopen en doorfchieten.
Het Hondsgras kruipt gewqonelyk:, dat is te
zeggen,dat deszelfs wortelen niet diep in de
aarde indringen , en zich ter zyden ui tbr ei-
Men. Men zecht mede dat de Aardbeziën
kruipen, maar dit gefchied door ranken, die
zich over de oppervlakte van de aarde uitbreiden
j en dus uit haare knöopen , wortelen
fchieten.
K w a b b e n , L o b b en , dit zyn de twee
deel en van het zaad die aan de Keen vaftge-
• hecht j en gewoonelyk veel grooter als .de*
Keen zyn.
L u c h t v a t e n , o f L o n g e n der.
P l a n t e n : derzelver ontdekking is men
aan Malpigbius verfchuldigt. De luchtvateti
der Planten , zecht deze Schryver , zyn zekere
vaten, die door de verfchillende rondloop
irt