alwaar zy zeer wel voortkoomt, en. fchoone
fluweelachtige en roode airen voortbïengt ;
deze Heefter bloeit, vroegtydig. Op de bloemen
volgen zeer roode i, rondachtige en za-
mengëperfte vrachten , die .ieder een zaad
bevatten dat zoo,platachtig als een Lins is ,
en een rinsachtige fmaak. heeft: de vruchten
zyn verfrifient : men laat ’er een tros van in
een pint koud water uittrekken, ’t geen men
vervolgens -met’glazen v o l i n Allerlei bloed-
ftorkingen Iaat drinken s dit afkookzel word
mede tegens \den:buikloop aangepr.ezen : de
bladeren van deze Suriiach geftampt en op de
fyt ge'leeht zynde, wederftaan de verrotting
en het koud vuur»
Deze beide foorten van Sumach zyn ge-
fchikt om in de fchuilplaatzen en zekere ge-
deeltens van de parken geplant te worden ;
zy vormen . een bevallige uitwerking in de
zomer- /en herfft - ltiftbofchjes. Men heeft
noch tw.ee andere foorten van Sumach van
Karolina , waar van het eene zwarte en het
andere roode oranjeachtige vruchten voortbrengt,
deze kannen mede vry wel den winter
in. de aarde doorftaan.
’Er vloeit, zecht de Heer Duhamel uit de
infnydingen daè. men in de Hammen van de
Groote Sumaoh.doet , een harftachtige zelf-
ftandigheit die fchynt te verdienen , dat men
’ er Proeven op doet, om ’er een Vernis van
te bereiden , die bver-een-komftig met de
Ghineefche is. Ik geloof, vervolgt h y , dat
het afkookzel der Beziën gebruikt word, om
de ftoffen tot zekere kleuren te bereiden :
voor ’t overige , deze troffen in Wyn gekookt
zynde, ftillen de ontfteekingen van het
Speen.
Het hout van de Sumach is zeer zagt, en
vooral dat van de Sumach van Virginiën; het
heeft een zeer fchoone groene kleur, en twee.
fchakeeringen die vry bevallig, zyn.
S Y S JE . Dit is een kleine Vogel die een
korte bek heeft, geel onder de keel is , en
om zyn gezang geacht word , men leert, hem
airtjes fluiten: men heeft het gemeene Sysje.
en het Sysje van de Kanarifche Eilanden , o f
den Kanarie-vogel. i.
i. Het G emeen e Sy s j e. De vederen
van dit Vogeltje zyn geel en groen. Het
mannetje heeft een vlak op den kop, die veel.
zwarter als die van het wyfje is: zyn lichaam
is mede geelachtig. Dit foort van Sysje' is
mede zoo fchuuw niét als den Diftelvink :
hy vecht nooit met de andere vogels, vliegt
in troepen, en men vangt hem in den Herfft
Wanneer de eerfte. koude zich doet gevoelen
, en de .eerfte Sneeuw begint te vallen'
verlaat het de Bergen en koomt in de vlak-
tens , verbergt zich in de dichte Boffchen'
alwaar het zyn ncft maakt, en -zich den ge-
heelen zomer verbergt:. het lecht vier of vyf
eijeren. Deze Vogel leeft van raapzaad, en
andere foorten van zaaden.
Men heeft een groote meenigte Sysjes
in Hongaryen : zy zyn'in dat Land trekvogels
, eh vertoonen Vr zich alle drie jaren in
een verbazende meenigte; maar hun getal is
zoo groot niet in Provence, Italiën , en-andere
warme Landern: men heeft ’er die do'or
Engeland, trekken , en wel, volgens den wind
die ’er hen heen voert. Men voed deze Vogels
in kooitjes om dat zy zeer bevallig zingen.
-.2. De S ysjes v a n de K anar i sche
E i l a n d e n , o f de K a n a r i e - V ogels.
Deze zyn in Europa van de Kanarifche of
Gelukkige Eilanden overgebracht, en zyn
zeer gemeen in onze Gë weiten .geworden:
men kweekt hen in kooyen aan, in welke zy
hun neft maaken , en drie o f Vier eijeren
leggen. Deze Vogels verfchi.llen in kleuren;
hunne grootte evenaart die van de gemeene
Meefen: zy hebben een kleine bek, die wit,
dik aan het begin is , en in een fpitZe punt
eindigt: alle de vederen der vleugelen , van'
den ftaart, en het geheele lichaam , trekken
op het groen, in de graauwe foorten , andere
zyn geheel w i t , o f geheel g e e l, of met
deze drie kleuren gefchakeert. De veeleren
van de borft , den buik , en den kruin der
mannetjes zyn veel gèelder als die van de
wyfjes van het zelfde foorr. Men fchat die
gene het hoogfte welkers lichaam dun. en de
ftaart lang is.
Deze Vogeltjes hebben eén aangename en
doordringende ftem ; zy zingen lang zonder
buiten adem te geraken; zy doen hunne ftem
van tyd tót tyd ryzén en dalen, door haar te
buigen, en waar door zy een aangenaam gezang
vormen. Albin leert de wyze op welke
men hen opvoedén moet. Deze Vogels zyn
van zeerwarme gefteltheit: zy können doorgaans
achtien o f twintig jaren leeven, mits
men hen zorgvuldig oppaft. Men geeft hen
Kanarie-zaad en Raap-zaad, en zomtyds .een
weinig Hennip-zaad, en wilde Gierft: wanneer
men hen van voedzel dóet veranderen,
: zoo
zoo worden zy ligtelyk ziek. De Plant die
’men Guichelheil noemt , yervrolykt hen, en
doet hen gezond, blyven,
De Heer Hervieux , die een Verhandeling
ever de Kanarie -Vogeh gefchreeven hééft,
waar in men de wyze vind om hen óp te voedden
, en hen te paren , om ’er de fchoonfte
foorten uit te trekken , heeft, mede aanmerkingen
opgegeeven , over de teekenen en de
oorzaken van hunne ziektens , en eenige geheimen
om haar te genezen : wy wyzen den
Lezer naar dit Werk. ( Zie mede Verbandeft
ling over de Kan arie-t eelt, door F. Wickede).
De Diftelvmken paren- met de -Kanarievogels,
maar de jongen die ’er van voortkomen
vermeenigvuldigen n ie t; deze zyn even.
als de Muil-Ezels, die door een Ezel en een
Merrie voortgebracht worden , maar die hun
foort niet vermeenigvuldigen. ■
Hier om geeft men de naatn van Baftaart
Kanarie-Vogeh, aan'die gene die van dé vermenging
van een Kanarie-vogel met een andere
vogel voortkomen. Men heeft Baftaart
Kanarie-vogels , di'e van de Natuurlyke Kanarie
vogels voortgekomen zyn ; zy komen
van het Eiland Elba : deze zyn de grootfte,
maar, te gelyk onderhevig om het hoofd te
drayen, even als ó f zy zinneloos waren. Zy
zyn op .het Eiland Elba gekoomen , by ge-
legentheit dat ’er een Schip dat van de Kanarifche
Eilanden naar Europa ftevende , en
een meenigte van deze Vogelen overbracht,
door een ftorm overvallen wierd , en op de
klippen van dit Eiland-aan ftukkén ftiet ; 'deze
Vogelen redde zich met de vlucht op het
Eiland ’, en hun ras is hier zedert dezen tyd
in ftand gebleven : zy zyn veel geelder op het
boven gedeelte- van den bek als de natuurlyke
Kanarie-vogels. De mannetjes van deze
Baftaart-Kanarie-Vögels, hebben zwarte poo-
ten.D
e Duitfche Kanarie-Vogels worden voor
-de befte gehouden, en overtreffen de Natuurlyke
Kanarie-Vogels door hunne fchoonheit
en gezang. De eerfte zyn nooit onderhevig
om te vet te worden , hunne kracht en de
langduurigheit van hunnen zang , is een hinderpaal
die dit fchynt te bel et tem Men kweekt
hen in koyen o f vertrekjes aan , die tegens
het Ooften geplaatft zyn. Deze Vogelen
broeyen drie malen in het jaar, van de maand
April tot Auguftus.
Kolhe zecht , dae mén in de Velden van de
Kaap de Goede Hoop , een foort van Sysje
vind ; deszelfs gezang, fchoon zeer aangenaam
zynde , behaagt aan geen Europeaan-
fche ooren ; de Inwoonders van dit Land ,.
dooden en eeten hen , gelyk andere vogels».
Ray maakt van eenige foorten van Sysjes van
Jamaika gewag. Barrere zecht, dat men ver-
fchillende foorten op het Eiland Cayenne-
heeft: het eerfte heeft niets bevalligs in zyn
zang* maar het is aanmerkelyk om de fchoon**
heit van zyne vederen , die violet zyn , en
op de kleur van den Araethift trekken ; de
vederen die naby den kop ftaan , zyn goudgeel
; het tweede fo o r t, is het Gemeene Sys*■
ft
S Y R I N G A , zie S e r in g -a.
$$ C3
CD
«t-
T A Ä --