verhak! vaiï Anderfon, kort en klein , gelyk
kilt de Noofdfche Paarden, in welk land de
aangföei van alle de voortbrengzelen Van het
oppervlak der aarde door de koude belet word,
i'n plaats dat ’er de zeC-viflchen zeer groot
zyn. Déze Paarden die door de luchtftreek
verhart zyn , konnen ongelOüffelyke vermoei-
jcniflen wederftaan. By het aannaderen v-aïi
den winter , word hun lichaam met hairen bedekt
die by uitftek ftevig, lang en dik zyn.
De AbvOuthier zecht, in-het verhaal van
Zyne Reis naar het Noorden, dat de Paarden
aldaar klein, goed, levendig en niet gebrekkig
zyn. Vermits ’er de Laplanders alleen
'gedurende den winter gebruik van maken, om
dat zy des zomers hunne goederen te water
vervoeren, zoo geven zy hunne Paarden in
het begin van Mey hunne vryheid weder,
welke zich naar zekere bofchachtige Landftre-
ken begevenalwaar zy zich met elkanderen
vereenigen, in .troepen leven, èn van Land-
fchap veranderen, wanneer, de weide hen önt-
"breekL Wannetr het jaargetyde verlopen is,
zoo verlaten de Paarden de boïïchen, en kee-
ren ieder naar het huis van iiunnèn Meefter weder.
Zoo de Meefter ‘gedurende de zomer zyn
Paard nodig heeft,, zoo gaat hy het zoèken ,
het Paard lakt zich grypen, en wanneer het
'zyn ‘arbeid verricht hééft , zoo Vervoegt het
zich weder by zyne makkers. - •
Uit het^öotgkkndè-, en een menigte, andere
dteftandigheddh^die in. de N'atuürlyke Hi-
ftötie Van den Wtetde Btiff'ón by gebracht worden
, blykt, ;dkt de Arabnchè Paarden in alle
tydèn, en tegenwoordig noch, de eerfte Paarden
rdes Werelds zyn ,• Zaö wel öm hunne
fchóonheit, 'als ofii hunne voorcreffelykheit^
dat het van hen is , dat men ónmiddelyk, ó f'
dóór middel van de :Barbïfryfdhe Paarden, de
fchbonftePaardén;aa'rikwéekt die in Europa
Azia en Afrika zyn; dat de luéhtftreek vam
Arabie waarfchynelyk de- befte luchtftreek
voor de Paarden is , yermits men ’er in plaats
van de'raflen te kruiften, zorgvuldig dezelve
in alle hunne-züiverheit bewaart; dat zoo deze
luchtstreek natuurtyk de befte voor Paarden
niet is-, de Arabieren echter dezelve dus
gemaakt hebben, door de byzondere zorgvuldigheden
die Zy altoos genomen hebben, om
deraflen te veradelen-, met nooit anders, als
die geene te vereenigen , welke het welge-
lïiaakfte zyn', en dë uitmuntenffe hoedanigheden
bezitten ; dat door deze geftadige voorzorgen
, gedurende verfcherde eeuwen , zy
hét foort tot geen hoger trap van volmaaktheft
hebben konnen brengen , als 'de Natuur
zelfs in de gunftigfte luchtftreek zou gedaan
hebben. Men kan ’er mede noch-uit beflui-
ten dat de geweften die meer aan warmte als
koude onderhevig zyn , en vooral de drooge
landen, die gene zyn welke het befte met den
aart van deze dieren overeenftemmen. Men
moet mede uit de waarneemingen-van den
Heer de 'Buffon be fluiten*, dat de kleine Paarden
in té algemeen veel beter ais -de groote
zyn; dat men door genie enzaamheit en liefkozingen
, meer van hun verkrygen kan, als
door geweld en Hagen ; dat de Paarden Van
de warme landen veel harder beenderen, hóeven
, en fpieren hebben, als die van onze geweften;
dat fchoon de hitte gunftiger als de
koude voor deze dieren is,. echter de zware
hitte hen nadelig is; dat eindelyk hunne heb-
belykheit en aart byna geheel van de luchtftreek,.
hetvoedzel, de zorgen en opvoeding
afhangt.
In Guinee en op de Goudkuil, zyn de Paar-
•den zeer klein , zeer onhandelbaar, en alleen
goed om de Negers tot fpyze te verftrekken,
die derzelver vleefch zöohoogalsftat der honden
fchatten. De Arabieren eeten mede-
het vleefch der wilde Paarden; deze fmaak:
heerfcht mede in Tartaryen en in China.-
Men ziet onder de Paarden , gelyk onder
de andere dieren $ zomtyds dolingen' der Natuur
: men kan in dit getal de volgende'plaat-
zen,namentlyk de Bucéphalusvan Alex&nder;
bet Paard dat Juliiis Cefar deed op Voeden
en welkers voorfte beenen naar die van een
menfeh-geleken ; eèn Paard dat in het land
van Verona geboren wierd , en , zoo men.
zecht een menfeh en hoofd had; en een ander
in Boheme rt geen een ftaart gèlyk een hond
had;-eindelyk men heeft ’ er Hermaphroditen
onder gezien.. Zie dit woord*
Van alle de deel en die men van de Paarden
bekoómt en door de Ouden geroemt wier-
den , als groote 'krachten bezittende , maakt
men echter in de hedendaagfche 'Geneeskonft-
alleen van de melk der Merrien gebruik , die
veel overeenkomftmet die derEzei inn en heeft,
omdat zy veel-waterachtige, en weinigkaas-
■ o f boterachtige dealen bevat, ’t geen haar
nuttig tegens de Engborftigheit, Peering en1
uitdrooging van eenig Lid'doet zyn.
Het Paard verfchaft na zyn dood aan den
Koophandel, zyne maan en ,. ftaart, huit en*
• hoeven. Men maakt van de manen en het
hair van den ftaart, zeven , en ftrykitokkem
voor muzyk; inftrumenten men vult ’èr de: z«ir
zadels en matratten mede op , en maakt ’er
mede touwen van. De Leertouwers bereiden
derzeiver yellen, die de Zadelmakers gebruiken
, enz»
P A A R D E B L O E M , P ap en k r u id ,
Dens Leonis. Dit is een laage en zeer gemee-
ne plant, die overal in ’t wild groeit, en die
men mede in de tuinen a.ank weekt ; zy heefteen
melkachtige wortel, die de lengte yan een
pink heeft; haare bladeren zyn langwerpig,
middelmatig , breed , en gelyk die van dé
wilde Suikerei ingefneden , zy leggen op de-
aarde : tuftchen nen fchieten bloemfteeltjes
uit die ieen palm hoog, rond,.naakt, mals, '
een weinig wolachtig *. en roodachtig zyn ;
fchoon.zy een melkachtig vocht bevatten; zy
onderfteunen een fchoonebloem, die uit halve
gedachtige bloempjes is zamengeftelt, en
welriekend is ; op deze bloem volgen roodachtige
zaden , die met pluimpjes bezet, en
in het ronde gefchikt zyn; déze zaden vallen
af wanneer zy ryp zyn , en worden door de
wind weggeyoert, men noemt het hoofdje ’t
geen overblyft, .ha, dar de bloem afgevallen
is, Monniks-kop. |
Alle de, deelen van deze plant zyn bitter,
een weinig zamentrekkende, en met een melkachtig
fap vervult-: men maakt alleen van de
wortelen en bladeren gebruik: zy word, gelyk
alle foorten van Suikerei, wondheelep-
de, kp.ortsbrekend, en afzettende gehouden,
nuttig tegens de verftoppingen van de Lever,
en het.mtddelrift, en regens allerlei fopr-
ten van geelzucht. In de Lente , eet men
mede de malfche bladeren van de Paardebloemen
by wyze van falade. . :
P A A R D E K L A A U W zie H oefb
LAD..
P A A R D E S C H R E D E , PaflusEqui-
inis.. Verfcheide Natuurkundigen geeven deze
naam aan twee veelfchelpige Schelpen,
die tot het geflacht van de Zee-Egels behoo-
ren : de eene ;is bekent onder de naam van
Spartagus’i en;de andere, onder die van Brys-
fus. De eerfte,- zecht de Heer d’Argenville^
gelykt naar een tonnetje: de opening op des-*
zelfs rug , heeft de gedaante van een.hart;
in plaats dat de Bryflus-, die deze opening
niet heeft, altoos van een.eironde gedaante,
en met getande voren en flippen aan den top
be.ze:|' i|| Men wil , dat zy b.eide. geen tan*
aen hebben : z;y hebben een kaak om water
en zand in te zwelgen; en inwendig een enkele
darm die met water vervult is , deze hebben
zy in plaats van vleefch en kuit. De
ftarswyze afdeelingén van den Zee-Egel Brys-
fus , die doorluchtig zyn , en uitfpringende
hoeken hebben, maken een bevallige vertoo-
n in gd e s ze lfs kleur is graauw o f w it; hy
heeft een opening. in het opperfte gedeelte';
het is door deze opening', dat het Dier .adem
haalt3 en zyn drek looft , het onderfte gedeelte
, ’t geen den buik i s , is geheel gekor-
relt. De andere Zee-Egels hebben in het
midden een opening. De Zee-Egel Sparta-
gus, gelykt in kleur en openingen, gemeene-
lyk naar dó Bryflus ; maar deszelfs . afdeelin-
gen verfchillen, zy zyn met een foort van fpa--
teltjes bezet, en , gelyk wy hier boven ge-
zecht hebben , de opening van zyn rug heeft
de gedaante van een hart. Men vind ’er zomtyds,
edoch zeer zeldzaam, die èen violette
kleur hebben. Zie Z e e - E g e l .
. P A A R D E S T A A R T , Equife*
tum. Dit is een plant , van welke men twee
foorten onderfcheid, de; groote en de kleine*,
Deze plant, die opmperafljge plaatzen groeit
is aanmerkelyk om hare gedaante : zy is uit
geftreepte , holle , en in een geflote buizen
zamengeftelt. Mefi merkt aan haare leedjes
lange draadjes op, die geftreept, en in rond-
loppende ftralën gefchikt zyn : hkare fteelen
eindigen in een hoofdje , by wyze van een
katje I dat in het midden uitgezet is , het is
uit een groot getal kleine helmftyltjes zamengeftelt
, die iedér met.oen hoofdje , by wyze
van een paddeftoel bezet zyn. De zaden komen
op fteelen voort die geen helmftyltjes
onderfchragen : deze zaden zyn zwart en
ruuw. Deze plant is een uitmuntent zamen-
trekkent middel: haare bladeren geftampt,en
op de wonden gelecht zyn de", doen haar fluiten,
zelfs wanneer de zenuwen gekwetft zyn.
Men w il, dat zy met zoo veel zamentrekking.
werkt, dat zy de Oflen vermagert, ó f belet
vet te worden , wanneer zy ’er van eeten.
In Toskanen eeten eenige^lieden, by gebrek:
van beter voedzel, de toppen van de Paarde-
ftaart, op de wyze van Afpergiën: men noemt
hen Paltrufalo.
De groeven van de fteelen van het groote
foort van Paardeftaart zyn zoo ruuw , dat
men ’er zich van bediend, om het Hout,
en , zelfs het Yzer te polyfteri: hier toe
fteekt men , in de holligheit. van den fteel,.
yzer-draden , ■ die de fchors onderfteunen,
E è 2 eÈ