ga 5 en andere Kruiden leeven , die haar een
bcecere fmaak geeyen: het gemeene Volk in
net Framehe Comté, eet haar meenigvuldig,
vporal in de Vaften , en geduurende de Len-
te* De Geneesheeren pryzen ’er alleen het
gebruik , de teeringachtige Lieden yan aan
om ° eP hoeft te Rillen; men maakt *er
bontzuiverende en verzagtende afkookzelen
van , na dat men ze in warm water heeft laten
fpuuwen: men fchat haar fchelpen afzec-
tendetezyn; moogelyk is zy alleen opflor-
pende. In eenige Landfchappen van Vran-
Keryic gebruikt men het poeder der roode Slakken
m den ooven gedroögt zynde, tegens den
roodeloop, de gifte is van-26 tot 48 greinen
in een glas wyn , o f in garRewater o f vjeefch-
n a t: dit geneesmiddel ftilt de perffingen en
de bloedige uitwerpzelen. Men maak? mede
van de verplette Slakken gebruik om de fchurft
te genezen ; o f anders vergenoegt men zich
om de Slakken over de fchurfi te laten kriii-
pen, en er haare flym op te fpuuwen. De
Slakken behooren tot het borRzuiverent water
van den Paryfchen Apotheek', en tot dat
van eenige oog-zalven.
S C H E L - P V I S C H , z ,e S che l p -
d ie r .
S C H E M E R IN G . Dit is een licht dat
trapswys; toe- en^af neemt, van het eerRe begin
van den dagenraad tot het opgaan van de
Zon , en van het ondergaan der Zon-, tot de
volkome duifierheit; echter geeft men <re-
meenelyk de naam van Dageraad aan het licht
dat het opgaan der Zon voorgaat, en die van
Ichemering, aan dat ’t geen zich na haaren
ondergang vertoont. Men vooronderftelt dat
de ichemering begint en eindigt, wanneer de
Zon achtien graden onder den gezichteinder
is. Z y duurt langer in de zonneftanden als
in de nacht-eveningen, en langer op plaatzen
daar men de Spheër fchuins heeft, als daar
zy recht* is. Kan men zonder zich te verwonderen
op dit wonderbare uitwerkzel van
den Dampkring denken,in welke de lichtftra-
len zich breek'en , en door welk middel wv
van den dach tot den nacht, en van de nacht
tot den dach , by .ongevoelige trappen over-
gaan? Wat al voordeeleh ontftaan hier niet
Uit. Het begin der Schemering begint, wanneer
de Starren van de zesde grootte, des morgens
verdwynen ; en de fchemering eindigt
wanneer zy des avonds zich beginnen te ver-
toonen; het licht der Zon , ’t geen de lucht
yervtlt, is de eenigfte hinderpaaLdie haar
lec om zich te vertoonen. De icheme. ;,,
gen In den Winter , zyn zoo i
in den Zoomer, om dat de lucht in den Win
' " . V T c " T rdikt Zl Dde ’ 200 veel hooo-të
met hebben kan, .en dus moet de Schemer!»
by gevolg eerder eindigen; het tegengeftddS I
heeft in den Zoomer plaats. Wat meer i f
de morgen-ichemeringen zyn korter , als dé
avond-fchemeringen ; want de lucht is des
morgens veel laager, en meer in een gedrongen
als des avonds-, om dat de wanitc van
de Zon, haar geduurende den dach uitzet én
verdunt; en by gevolg haar uitgebreidheiten
hoogte vermeerdert. Dus volgt dit uitwerk.
zei noodzakelyk , want de itraalbreeking van
het licht, is altoos evenredig met de uWe
breidheit en hoogte van de middelftof °in
welke zy gefchied. . /• 3
- S C H I E T E R , zie Ha r po eni e r .
S C H I L D P A D , Tefiudo♦ Dit is een
dier van beiderlei leeven, ’t geen een zonderlinge
gedaante ; en lichaams geitel heeft •
eenige -foorcen zyn van een uitmnntent '■ &.
bruik in de Geneeskonft, en andere verfchaf-
ren een fchoone en doorfchynende fchelp of
lcrhild aan de Konften. Eenige van deze dieren
zyn klein , en andere hebben een wan-
ichapen grootte.
■ „ verdeelt-de Schildpadden , in Land-
Schildpadden , Zee-Schildpadden, en Zoetwa-
ter-Schildpadden.
De Land-Schildpad, die men anders Bofci-
or Merg-CiCbüdpad noemt, is een dier, dat
met een breede , vafte , gewelfde , lcliild-
wys-gevormde, en mee verlfchillendc kleuren’
gemarmerde fchelp bedekt is : men ziet al-
leen het hoofd van dit dier , il geen naar dat
van de Slang gelykt. Zyn ftaart en pooten
gelyken naar die van de Haagdis. In het o-rootfte
gedeelte der Schildpadden zyn de Vaalten
met een hard kraakbeen bedekt, dat verfchei“
de ryen tanden vormt, o f om-naauwkeui'ig
te Ipreeken , ’ t geen tanden o f infnydingen,
gelyk een zaag heeft. De Schelp die de been-
achtige zelfRandigheit van het dier bedekt,
dient tot een ondoordringbare borft wee ring I
7°or zyn lichaam , en verftrekt'tot een veilige
fchuilplaats voor zyn kop , pooten, en
ftaart, die het ’er op de aannadering van het
geringfte gevaar, in trekt. Dit oinkleedzel,
dat , °m dus te fpreeken , het zelfde voor de
Schildpad is , ’t geen de fchelp voor de Oejjer
is, vervult het gebrek der beenderen van
het lichaam , zoo men ’er die van het uiteinde
van het hoofd, van denhals, de vier
póoten , en van den .ftaart van uitzondert.
Welk een Kond .bemerkt men niet in dit geraamte
, dat uit een zoo groot e meen j-g-te
beenderen- zamengd-lelt is , die niet nalaten
om voldoende te be-amwoordeif aan alle de
verfchillende beweegingen van het dier. Dit
’fchild van de Schildpad is zoo vaft, dat ’er
een koets over ryden kan, zonder dat het ingedrukt
word.
Men vind de Land-Schildpad op de Bergen,
in de Boffchen , in de Velden, en Tuinen:
zy leeft van vruchten, kruiden , en allés
wat zy op-de aarde vind-: zy eet meede
Wormen , Schelpflakken , en andere Infec-
ten : men kan haar in huis met zemelen en
meel voeden.- Z y gaat zoo langzaam voort
dat haare gang een fpréekwoord geworden is ..
Zy verbergt zich dés Winters in de hooien,
en brengt ’er zelfs zomtyds dit geheele jaar-
gc yde zonder te - eeten in dóór , gelyk de
Slangen , HaagdifTen , en verfchei de andere
Dieren. Z y heeft een zeer taai leeven, en
leeft zeer lang.-
Menzecht, dat de Land-Schildpadden het
water niet beminnen , en dat dit geen Dieren
van beiderlei leeven zyn : men zal echter in
’t vervolg zién, dat hét maakzel van het hart
enden longg in dit foort van Schildpadden,
gelykvormig aan dat der Water-Schildpadden -
is. Volgens het verhaal dér Reizigers, vind
flien ze mëenigyuldig in de Woeftynen van
Afrika, en byzbnder in Lybiëiï en lndiën,
alwaar men haar m'eenigvuldig op de tafels
voordient. Van alle-de foorten van Schildpadden
, is ’er geen welkers vleefch zoo gezond
of zoo fmaakelyk is ; maar de Grieken
en Turken , durven van dëzé dieren niet ee-
ten ■> om dat het door hunne Wet verboden
word. Men vind zeer veel Land-Sehildpad-
Dn in Thraciën en Macedoniën, op Amboi-
°P Cylon , in Brazil, 'en op Cayenne :
men vind ’er mede in Languedoc. De zon-
derlingfte is die , welkers beenachtige ver--
hevenheit, drie voren op den rug heeft: in
Dt grootfte gedeelte is het fchild uit fchuinpfSpÉ
zamengeftelt , die zeer konflig gè--
•leurt zyn. Z y verbergen hunne eiieren onder
de aarde. J
Om een dènkbeeld van de zonderlingheden
S Seeven die het zamenftel van de Schildpad
ns aanbied , zoo zullen wy ons van de Be- •
een Schildpad bedienen ,,dieuit
Indiën overgebracht is , en die men op de
Ruft van Coromandel gevangen had : deeze
Wetenswaardige Befchryving vind men in de
Memoriëh van de Akademie derWetenfchap-
pen van Parys.-
Dezé Schildpad was veel kleinder als een
Zee-Schiidpad, in welke de dieren gewoone-
lyk veel grooter worden als die van het zelfde
foort die op het land leven. Haar fchild
was^niet meer als drie voeten lang , en twee
voeten breed: dit fchild was zeer bruin graauw,
en aan de booven zyde uit verfcheide Rukken
van een verfchillende gedaante zaamen-
geflelt, waar van echter het grootfte gedeelte.
vyfhoekig was.-- Alle deze Rukken waren
op een been geplaatR en gelymt, dat by wy-
ze van een bekkeneel, de ingewanden van
het dier bevatte ,-'en aan de voorzyde een ope-
ning had, waar uit het hoofd van het dier,
de fchouwders en armen voortkwamen , en'
een andere opening aan de tegen over geRel-
de zyde , waar Uit den Raart en de beenen
voortkwamen. Dit been is dubbelt, zy'hebben
’er een op den rug,- en een onder den
buik, die, even als twee borRfchilden, aan-
de zyden zamengevoegt , en met Rerke en
harde banden zamengehecht zyn , maar die
echter v ryheit, tot eenige beweeging gee-
ven.
De Land-Schildpadden leggen , zoo men
zecht, haare fchelpen af-, dat is te zeggen,
die Rukken die op het been geplaatR zyn :■
wanneer men deeze fchelpen van een fchei-
den wil, zoo lechtmenhet been op het vuur o f
in kookent water, en de hitte doetdeze fchelpen
gemakkelyk los gaan. Aan de grooce-
opening van de voorzyde had men onder aan
in de Schildpad van welke wy fpreeken , een
verheeven rand ,-. om aan den kop en hals,
meer vryheit te laaten om zieh op te heffen.
Deze buigzaamheit van den hals ,- is voor de
Schildpad van veel nut; zy dient haar onv
zieh om te keereu , wanneer zy op den rug
lege; en hunne behendigheic is-zeer groot in
dit opzicht. Wanneer men een leevende
Schildpad op haaren rug lecht, zoo merkt
men öp , dat z y , vermits-zy geen'gebruik
van haare pooten maaken kan om zich op te
rechten , om dat deeze maar alleen naar den
buik ómbuigen konnen,-zich maar alleen van-
den kop en hals bedient, die zy , dan naarde •
eene, en dan weder naarde andere zyde keert,.
met hem tegens de aarde' te Rooten om haar '
fchild als een:wieg te doen fchommelen, en'
hiér*door^de zyde te zoeken aan welke de on--