ken. Maar men heeft: ’er meede een foort
welke niets bezie dat ’er eenige overeenkomft
mede heeft. Deze hebben de dikte van een
Duivèn-Ei , maar zy zyn veel langer , haar
kleur is zwart dat met goud gefpikkeltis. Dit
Infetft fpint in de boomen , webben, van een
fterke, gekronkelde, en goudkleurige Zyde,
zomtyds ter grootte van den bodem van een
v a t, en waar in zich de Vogelen verwarren:
zy verbergt haare eijeren in een vat, dat de
gedaante van een drinkbeker heeft, en een
zamenvlechting van Zyde is.
In de Natuurlijke Hiftorie van de Franfche
Bezittingen onder de Middaglyn , word van
verfcheide foorten van Spinnekoppen gelpro-
ken, die men op het Eiland Cylon vind. De
fraai ft e is de Zilververwige Spinnekop, die de
gedaante van een Krab heeft. Men heeft ’er
noch verfcheide andere foorten van Spinnekoppen
, welke een wanfehapen gedaante
hebben , en waar van de fteeken o f beeten
doodlyk zyn , zoo men *er geen hulpmiddelen
tegens aanwend.
Men heeft mede Spinnekoppen op het Eiland
Korfika , in Guinee , en op het Eiland
Madagaskar ^ die zeer vergiftig zyn. Aan de
Kaap de Goede Hoop heeft men een Spinnekop
die de grootte van een Erweet heeft, en
waar van de beet nootlottig is , zöo men het
tegengift te laat gebruikt.
Men heeft een foort van Spinnekop op het
Eiland C y lo n , die, fchoon zy affehuuwe-
lyk is , wanneer men haar leevendig z ie t ,
echter niets affchuuwelyk vertoont wanneer
zy dood is , en in een bekwaam vocht bewaart
word. In tegendeel, fehynt zy zeer
fchoon, door de kringswyze fchilden die zy
opdenrugheeft. Men heeft onder deze groote
Spinnekoppen van het Eiland Cylon eenige
die geen webben fpinnen: wanneer zy zich
op groóte boomen onthouden , zoo fpinnen
zy een fterke draad , door middel van welke
zy , op de wyze der Rupzen nederdaalen ,
en die zy mede nabootz-en om van haare draa-
den een eirond neft zamen te ftellen, waar
in zy haare eijeren leggen. Z y hechten haare
neften zoo vaft aan de takken-der boomen,
dat men moeite heeft om ’ er haar van af te
fcheuren.
Seba ze ch t, dat men in Afrika een.foort
van Spinnekop heeft die naar de Tarantula
gelykt: men zecht dat haar beet dezelve uitwerkzelen
doet, endatmen ’er dezelve hulpmiddelen
tegens aanwend. Deze Schryver
voegt ’er b y , dat die gene die vóorgeeven ’er
door gebeeten te zyn , zich niet als voor Geld
in het openbaar zieniaten, en dat men reden
heeft om hen voor bedriegers aan te houden.
Men heeft hier mede Spinnekoppen die de
Negers voor een uitmuntent gerecht houden
en die zy met gretigheit eetenv
Men plaatft noch onder de T a r a n tu la as een foort van groote Spinnekoppen van Marteni-
que, die zeer fchoon, en fluweelachtig zyn
en die men zonder gevaar behandelen kan.
Men heeft een klein foort op, bt. Domingo
die menRoodbuikige-Spinnekoppen noemt, en
welkers beeten een ondraagelyke jeukte ver-
oorzaaken , zonder dat zy echter den dood
uitwerken.
De Heer Linneeus befchryft twee en derde
foorten van Spinnekoppen , waar van het
grootfte gedeelte verfchilt door de plaatzen
die zy bewoonen , als de boomen , de gaten
der muuren, en het zand der zee-ftranden.
S P IN T . Dit is een gordel van onvolmaakt
hout, die meer o f min dikte heeft, en
die men tuflehen de fchors en het hart van
alle foorten van boomen vind. Men onder-
fcheid het ligtelyk van het volmaakte hout,
door het onderfcheid der kleur en hardheit.
In het timmerhout moet men het Spint van
het gezonde hout affeheiden , want het is aan
' het ver wormen en verderven onderheevig. De
Heer de Buffon heeft echter middelen aan de
hand gegeeven , om het zoo goed als het
overige hout te maaken. Zie B oom en
H out.
S P IN X -R U P S . Men geeft dezen naam aan een Rups öm dat haare houding met die
gene overeenkoomt welke, de Schilders en
Beeldfnyders gewoon zyn , aan een verdicht
Dier te geeven, dat dezen naam draagt.
• Deze Rups is glad en behoort tot die van net grootfte foort: wanneer zy haar volkoomen
aangróei verkreegen heeft, f ’t geen omtrent
het einde van'de maand Auguftus is }, zoo is
zy drie duimen lang, en zomtyds noch langer;
zy is fchoon groen , en aan ieder zyde
met zeven groote knoopgaaten verfiert, die
voor een gedeelte een witte, en voor een gedeelte
appelbloefem kleur hebben. Haar kop
word door een zwarte ftreep omvangen , en
zy heeft een hoorn aan het achterfte van haar
lichaam': men vind deze Rups gewoonelyk
op de Ligufter, fchoon zy zich mede met de
bladeren der Syringa en Appelboomen voeden
kan. Wanneer zy niet eet,; houd zy haar
kop opwaarts, ’t geen haar na een Spinxdoet
^ | | f September, wanneer deze Rups naby
haare gedaante-verwifleling is , beginnen haare
fchoone kleuren te verdwynen; zy begeeft
zich in de aarde , fpint eenige draden , en
verandert in een van die Popjes die aanmer-
kelyk om een foort van neus zyn , die by
wyze van een fnuit ge vormt is , en op de
bprft hangr. Uit dit Popje koomt, tien o f
elf maanden hier na een zeer fchoone Nachtvlinder
voo rt; zyne vleugelen die hy fraai
uitgefpreid draagt, laten het opperfte gedeelte
van zyn lichaam zien-, waar van iedere
ring, die door zwarte randen van elkanderen
<*efcbei.den worden, met een roozekleur verfiert
is. Zyne onderfte vleugelen , die de
fchoonfte zyn , hebben voor een gedeelte
een roode kleur die op het roosverwige trekt,
en waar van de fchakeeringen yerfcheiden
zyn. Plet opperfte van de boven vleugelen
heeft meer bruin , maar is echter met roodachtige
wolken verfiert, en met andere van
een fchoone zwarte kleur gevlakt.
S P IO N . Dit is een kleine Jacht-en Huishond,
wiens hair lang en verfchill.ènt geklemt
is, en zyn ftaart is dik, en met lange hairen
bezet. . Men bedient ’er zich tot de Kwartel-
en Patryzen-jacht van ; de befte koomen uit
Spanje. Zie H o n d .
S P IT SM U I S , M u f araneus. Volgens
de Heer de Buffon, fehynt de Spitsmuis een
fchakeering in de order der kleine Dieren te
maken , en de tuflehen wydte te'vervullen,
die ’er tuflehen de R-ot en de Mol is, die,
fchoon zy in kleinte naar ^elkanderen gely-
ken, echter in gedaante veel verfchillen , en
in alles twee verre van elkander verwyderde
foorten zyn. De Spitsmuis, die noch kleinder
als de Muis is , gelykt naar de Mo l,
door haar fnuit, want naar neus is veel langer
als haare kaken; door de oogen , die,
fchoon een weinig grooter als die van de
Mollen, op dezelve wys verborgen, en veel
kleinder als die van de Muis.zyn ; doorbet
getal der'vingeren, vermits zy ’er v y f aan iedere
.poot heeft; door den ftaart , door de
beenen, ,en vooral door de achterfte , welke
zy veel korter als de Muis 'heeft; door de
qoreni, en eindelyk door de tanden.
De gewoone kleur van de Spitsmuis is bruin
met ros gemengt; maar men'heeft ’er mede
die afchyerwig ? en andere die byna zwart
zyn, en zy zyn alle byna witachtig onderden
buik. Z y zyn zeer gemeen door geheel Eu-
ropa, maar hec fehynt niet dat men ’er in
Amerika heeft. A A
Dit kleine Dier heeft een fterke reuk die
het byzonder is , en die in de Katten een afkeer
verwekt: zy vervolgen de Spits-Muizen
, en dooden haar; maarzyverüindenhaar
no oit, gelyk zy de Muizen doen. Het is
waarfchynelylc dezen kwaaden reuk , en den
afkeer der Katten van deze Dieren , die het
vooroordeel van hunne vergiftigheit geftaaft
heeft, als mede dat hunne beeten gevaarlyk
voor het Vee , en vooral voor de Paarden
zyn. Zelfs is de opening van den muil der
.Spitsmuizen veel te klein , dan dat zy hen
zouden konnen byten. De gezwellen der
Paarden ontftaan omwyfelbaar van een inwendige
oorzaak, en worden voorzeker nooit
door de beeten van deze kleine Dieren veroorzaakt,
gelyk het gemeen zich verheelt.
De Spitsmuizen onthouden zich gewoonelyk
, en vooral des winters, in de voorraad-
fchuuren , alwaar zy van de Granen, Infcc-
ten, en het verdorven vleefch leeven. Men
vind haar mede meenigvuldig in deBoflchen,
alwaar zy zich in de holle boomen , o f in de
hooien der . aarde onthouden. Men zecht,
dat zy zoo veel jongen als de Muizen werpen,
maar echter zoo dikwyls niet. Haar
veluit is veel fcherper als dat der Muizen: zy
foopen noch zien op veel na zoo wel niet als
deze Dieren, waar door men haar gemakke-
lyk vangen kan.
S P O D IU M . Déze naam geeft men aan
yerfchillende zelfftandigheden. Het Spodium
der Hedendaagfche Schryveren , is het geA
brande Yvoir: het troswyze Spodium der Oude
Grieken is de Tutie : het 'Spodium der Oude
Arabieren was de Aflche van een foort
van R ie t : men gaf dit de naam van Antifpo-
dium.
S P O N D Y L U S . Dit is een twee-fchel-
pige Schelp , zoo als, de Heer d’Argenvil/e
zecht, die alleen van de gemeene Oefterdoor
haar fcharnier verfchilt, dat uit twee rondachtige
knoppen beftaat, die de band bevatten
, en welke ihdiervoegen gefchikt zyn ,
dat de banden o f (luitfpieren van de opper-
fchelp in de lidtekens van de onderfchelp ge-
plaatft zyn , en dat op dezélve wys, deknoppen
van deze in de holligheden van de andere
bevat zyn. De band , die van een tayen.
Bbbb £ aart