Vlinders: zyne fprietcn bëftaan uit gekprrel-
de draden: hy draagt zyne vleugelen met een
dakswyze helling; zy zyn lang in evenredig*
heit van hunne .breedte , hunne kleur evenaart
die van Ko.ffy die met Melk gemengt is<;
zy zyn glansryk in de Zon, en met--.een franje
van hairen aan de randen geboort , vooral
aan de onder zyde : hy heeft twee baarden ,
die van het opperfte gedeelte van. den kop af* «
komen , tuflchen de fprieten doorgaan , en
zich tot boven .de oogen verlangen , alwaar
zy een bos hairen ontmoeten die achterwaarts,
opftaat. Op het eerfte gezicht fchynt dezen
Vlinder vry overeenkomftig met die.der baft-
aart Motten te zyn. • ’
Deze Vlinders fchynen alleen onledig om
hun foort te vermenigvuldigen; zy paren des
nachts , o f op duiftere plaatzen ; de paring
duurt verfcheide -uuren, de mannetjes en wyf-
j-es. vereenigen zich verfcheide malen weder
op nieuw, na dat zy van elka.nderen gefchei*
den zyn* Naauwlyks zyn de eitjes bevrucht
o f de w y f jes ontladen zich ’er van ; zy laat
hier en gins , troffen van. v y f, o f zes en der*,
tig eitjes vallen , in diervoegen , dat ieder
wyfje ’er van zeftig tot negentig lecht._ De
eitjes zyn met een lymachtige vochtigheit
doordrongen., die hen aan de verfchillende
lichamen doet kleven , op welke zy gelecht
worden; zy zyn zoo klein, dat zy door de
opening doorgaan konnen , die men met de
fynfte naald in een Huk papier maakt .; door
het microscoop fchynen ,zy.in de .lengte ge-,
ftreept, en even als Sagryn-leder gekorrelt.
V ie r , zes., o f acht dagen; na dat: het eitje
gelecht is , en volgens de warmte van hpt:
weder, koómt ’er -een Rups uit voort , die
de dikte van een hair,. en de lengte van een
vierde o f vyfde van een lyn heeft; aanftonds
begint z y te arbeiden om zich in het in wen-,
.dige gedeelte van een graankorl te verbergen,
,om zich met deszelfs.meelachtige zelfHandig-
heit te voeden. Eerft verbergt zy zich in de:
Vo or , die de beide lobben van den Graankorl
van elkanderen fcheiden , ,z.y fpint er
eenige zyde draden in, vervolgensverfcheurt.
zy den balt mét hare tanden , waar van zy
de Hukken zoo behendig ter wcderzyde fchikt,
dat, wanneer zy in het inwendige gedeelte
van de Graankoriis ingedrongen, de Hukken
van dén bafl toevallen , en vry naauwkeurig
de opening fluiten.
Verfcheide van deze kleine Rupzen komen
om, voor dat zy. tot in de meelachtige
zelfflandigheit zyn doorgedrongen; ’ t zy dat
de. vermoeidheit,, het verlies van krachten,
o f den honger haar doen Herven, o f dat, gc-
lyk de Heer de Reaumur gilt, zy elkanderen
in een wreed gevecht ombrengen, ’ t geen zy
met elkanderen om de bezitting van een Graankorl
aan van geh.
Een Rups vergenoegt zich met een eenige
Graankorl., zy koomt ’er niet uit om eenen
(anderen aan te taften ; maar men vind ’er
nooit twee in 'eenen korl, een eenige Rups
ris genoeg onf’ er dp geheeje meelachtigezelf-
Handighe.it van te verflinden , zy laat vol-
•flrekt niét anders als. de haft óver. Wanneer
z y .haaren volköomeh aangroei verkreegen
heeft, zoo fchikt zy zich om een tonnetje te
fpinnen; de Rups heeft..alsdan twee en een
halve lyn lengte, en hare dikte evenaart ten
naaften by de helft van. den Graankorl die
zy hitgeknaagt heeft; haar lichaam is naakt,
en byna geheel w it; zy,heeft een foort van
hoornen op den kop,, die twee in getal, en
naar het achterfte gedeelte omgékromt zyn:
zy heeft eer noch twee. andere die dezelve
richting.hebben en veel langer, en naby den
aars geplaatft zyn; zy heeft zeftien pooten.
Even als o f zy voorzag, dat haar in de gedaante
van een Vlinder,. geen. werktuig' zou
overblyven, om den baït van het. graan te
doorbooren , dat haar befluit, zoo .gebruikt
zy de voorzorg om met haare tanden, regens
over de plaats alwaar den kop van'den Vlinder
geplaatft-moet zyn,.een valdeur te vormen
, die zoo wyd; iS ,^ da t’er de Vlinder
met gemak uitgaan kan, die ’er zoo lang in ■
befloten b ly ft, dat hy het omkleedzel, als
Popje, afgelecht heeft. Wanneer deze ver-
Handige voorzorg gemaakt i s , zoo fpint zy
een tonnetje, dat naauwkeurig een der lobben
van den Graankorl, beflaat; de andere is
njet drek vervult. Wanneer de Vlinder zich
van zynen rok als Popje ontdaan heeft , zoo
opent -hy het tonnetje door ftooten die hy
met zynen kop geeft, heft de valdeur op die
in den baft gemaakt is en koomt uit dit
foort'van graft voort , om aan de voortplanting
van zyn geflacht te arbeiden.
Dit is den Leef-kring en de omwinding van
dit Infeït: de verfchillende gematigheden der
jaargetyden verkorten o f verlengen dezelve.
Het fchynt dat in de gunftigfte tyden., een
geflacht binnen acht o f negen en twintig dagen
tot volkomenheit gebracht word ; dus
koomen ’er meer als een in een jaar voort.
Omtrent het einde van de maand Mey , en
in het begin van 'Juny, vind men eijeren, en
jónge Rupzen -op de.halmen in het veld ; in
de maand July koomen ’er Vlinders van voort,
die op dezelve halmen, een nieuwe nakome-
liiigfehap leggen ; deze brengen een -jndere
in de lehuuren, o f op de korenzolders, om-
trenthet einde van de maand Auguftus voort:
200 de eerfte koude niet fpoedig invalt, zoo
Heeft men noch een nieuw geflaeht in September
, eii eindelyk h e f iaatfte in November,
zoo men in deze maand; noch warmte?
heeft: dit zyii v y f gedachten in een jaar; Dè'
zamenloop van alle deze ómftandigheden is-
zeer zeldzaam ï maar het is niet nodig dat dit
Iiiiedt tot dezen trap vermeenigtvuldigt om
groote verwoeftingen'aan te rechten; Tot
de eerfte vorft ziet men geftadig Vlinders uit
de korenhoopen te voorfchyn koomen , en>
ieder van deze Vlinders , leeft een maand ;<•
maar men heeft tyden in welke men', en by-
na te gëlyktydig p één- verbazende meenigte
vim Vlinders te vöorfchyn ziet koomen , die
den korenhoop bedekken, en hem. in een foort
van trilling doeh fchynen; Plet zyn deze"
zwermen die onze; Schryyers een 'vlucht noe--
men*. Deze vlucht word altoos ;door een aan--
merkelyke hitte-voorgegaan , die in den ko-r
renhoop verwekt word,- en den Thermomee-'-
ter tot v y f en twintig', dertig, en zomtyds;
tot vyft-ig graden doet opryzen , wanneer de'
geffceltheit van de uitwendige lucht, niet meer
als dertien o f veertien graden is : een dierge-
lyke - warmte;,-: bevordert op een verbazende
wys den voortgang van de Rupzen , die in de
nabuurige' Graanen zyn. Wanneer *er geert'
vlucht plaats hebben zal , zoo overtreft de
warmte van den korenhoop die van de lucht-
niet merkbaar. -
Men heeft ’s jaarlyks', drie-zéér merkbare
vluchten ; ■ die van de Lente, omtrent half
Mey;,- o f in het begin van de maand Juny; die-'
van Auguftus ,- en een andere, in een van de
latere maanden.- De vlucht van de Lente
beeft een bepaalde geneigthejt om uit de ko--
tenfehuuren uit te gaan; men ziet alle avon--
den by het Ondergaan der Zon, geheele zwer-r
men vap deeze Vlinders- zich door 'het veld"
verfpreiden.- De vluchten van de andere
baanden, houden zich geduurende den-dach,^
ruftten vliegen des nachts over de koren--
noopen ? zonder dat' een eenig van deze In--
liften zich buiteri de Korenfehüur vertoont.-
Wie heeft de. Lente-Vlinders geleert dat zy
inde velden een malfcher, en beter voor hun-
ne nakomelingfc'hap , gëfchikt voedz-el vin-'
■n zuilen.,: als dat gene. is;, waar van zy ge-*"
leeft hebben ; en aan die van dén Zomer,
dat hunne kinderen overal van honger fter-
ven zullen uitgeZondert in dé plaats in welke
zy voorfgekoomen zyn?
Onze Akademiften hebben de oplettenheid
gehad om in de Lente , by het licht van een
Lantaarn, deze omdoleride Vlinders te zoeken;
zy vonden hen iri groot getal, op de
noch groene airen mét hunne wyfjes gepaart,.
en deze laatfte Onledig met ’er haare eijeren
óp- té' leggen.- Z y hébben de voorzorg gebruikt
om aan de -Inwoóhders van dat Land-
fchap zulks te ondekken',- voor welke, op
die tyd alleen, den oorfprong der Rupzen,
die men in de maand Juny in de airen vind,
ophièld een-faadzel te zyn.-
Deze Ondekking hééft nóch eert andere
Waarneeming opgeheldert, die verlegenheit
zou hebben konnert baaren; deze is , dat de'
Graanen gewoonelyk des te meer bèfchadigc
zyn ; hoe nader zy by een gehucht o f andere
bewoonde plaats groèijen. Déze Vlinders
konnen zië-h mede vry verre verwyde--
rèn.-
Middel, <fto deze Iiueiièn te dóen ótnkooinen ^
'en de Granen te bewaren. ■
Éen zekére trap van warmte is genoeg om
de Infeéten, Rupzen , Popjes en Vlinders,
té doen omkóömën : een andere graad van
warmtekan de Keen van het Grïian befcha-
digen , ert hén' van - hunne gröeibaarheit be-
röoven.- ’Et wiefd vefeifchÈ om een bepaalde
graad té Vinden‘pdiè het voordeel van den
eerften döed genieten', zónder hét nadeel van
den tweeden uit te wérken. De ftoven, ge-
lyk die gene, die men in de Verhandeling:
over de bewaring dér Granert, befchreeven
vind, konnen deze voordeeleii Verfchaffen;
maar dèrzelver zamènftelling is koftbaar:
hierom heeft men, tot het gebruik van de -
ovens zynen toevlucht genoomen , met dé
hinderpalen uit den wech te ruimen die men
’ér in ontmoet. •
De Proefnemingén Hébben de volgende
waarnemingen doen makènV Een warmte
van zeftig graden is genoeg om in e lf uuren
de Rupzen, Popjes en Vlinders te verdrogen,
efi verhit hen allé tot dien trap dat zy
hen „wryfbaar maakt; deze warmte beneemt
het graan het vermogen .niet om te konnen
fchieten: en één warmte van drie en dertig:
graden , die gedurende twee dagen achtervolgt
word, is genoeg om alle deze Infeéten
te