eene fynheit van Ontleedkunde ! en welk
eene wonderbare vorming in deeze werktuigen!
.
Torren van het Eiland Cayenne.
Dit Eiland verfchaft verfcheide foortenvan
Torren , waar van eenige zeer fchoori zyn*
Een der aan merkelykfte, is die geene, die
men Groene Rot, en in ’t Latyn, Scarah&us
minor domefticus Spadiceus noemt. Dit In-
feét heeft een ondragelyke reuk: het fluipt
tufïchen het houtwerk der kaflen , en lecht
hier een meenigte eijeren, die naar moftaart-
zaadjes gelyken. Deze Torren knagen het
brood , zoeken de wyn in de glafen, Kruipen
in de Confituuren , en verderven alles door
hun flank.
Men heeft hier een foort dat men groots
blinkende Vliegen noemt, en de Scarabaus
maximus , elegantijjimus , fplendens is. De
Wilden van Guayana vérderen zich gewone-
lyk met de vleugelen van deze Infeélen , en
vooral bedienen zich de Indiaanfche Vrouwen
’er van tot oorderaden , die zy op de
feeftdaagen draagen.
Noch ziet men hier een .ander foort, dat
Payou , en door de Franfchen Vuur-Vliegen
eenoemt word; deze Infeélen vertoonen zich
des nachiss als vonken vuurs , zy geeven weinig
anders als by regenaehtig weder, glans
van zich.
Schildpad-Torretjes.
Dit is een klein foort van Schild vleugeli-
ge Infeélen, die de Natuurkundigen meede
de naam van Halfronde Torretjes geeven, om
dat hun lichaam de gedaante van een Huk van
een kloot geeft, deze Infeélen hebben weinig
meer middellyn als een gemeene Lins :
zy zyn zeer bevallig, én gelyken naar zeer
kleine Schildpadjes, hun lichaam is met
fchilden bedekt, die de glans en luiller van
gepolyft fchildpad hebben. Deze fchilden
zyn de fcheeden der vleugelen van deze Torretjes
: de grohdkleur van eenige is bruin,
die van andere rood, en van een verfchillent
rood ; eenige hebben een geele o f citroen-
kleur tot een grondkleur ; zelfs vind men ’er
eenige in wélke dezé kleur violet is.' Op deze
verfchillende kleuren "ziet men gewoone-
lyk bruine vlakken, die op een verfchillende.
w y s , en zomtyds zeer bevallig gefchikt zyn.
Deze Torretjes behagen de kinderen in ’t algemeen
; zy vangen hen gaarne , en het is
waarfchynelyk dat zy het zyn die hen de verfchillende
naamen gegeeven hebben, welke
zy in verfcheide Landen draagen : gelyk on-
■ der andere , deeze, als Lievenheer s-Beesjes,
Gods-iCoetjes y Gods-Paardjes, en Peesjes van
de H. Maagd. De wyfjes van deze Torretjes
leggen , na dat zy met de mannetjes ge-
paart zyn ge weeft , langwerpige eijeren ; de
kleine Wormen , die hier wel ras uit voort-
koomen , zyn vyanden der Plant luizen , en
alen op de infeélen.
Men heeft noch een klein Torretje , dat
minder rond en veel platter als het voorgaande
is , waar van de fchilden der vleugelen
bruin zyn,, en op het olyf-kleurigetrekken,
en die van een Worm voortkoomen , die
men om zyne gedaante , Witte Egel noemt:
zie dit woord.
S C H I L V E R A C H T I G E BITUMï-
N E U S E A A R D E , Terra bituminofafis-
filis. Dit foort van Aarde heeft véél over-
eehkomft met het zwart k r y t : men fcheid
haar in blaadjes , en zy brand in het vuur.
Bocconius zecht, dat men haar op de Bergen
Hiblea , naby den Berg Etna vind , op een
plaats die Mililli genoemt word. Men vind
bitumineufe Aajrde in poeder, in Zweeden,en
in Rusland,
S C H I P P E R , zie N a u t i l u s .
S C H IR L . Eenige kundige Mynwerkers
geeven dezen naam aan een foort van .ligte
Tin-Erts, die met Yzer en Arfenikum beladen
is. Deze Erts beftaat uit kleine kriftal-
len, die een langwerpige kantzuilige gedaante
hebben, haar kleur is blinkent zwart, en
trekt eenigzins op het blaauw : zy is weerspannig
in het vuur, en men vind haar in zekere
Loodgroeven: zy verfchilt vam de Wolf
ram. Zie dit woord.
S C H IS T U S. Dit is een kleiaard-achtige
Steen, die weinig zwaarte heeft, meer
o f min hart is , een graauwachtige kleur heelt,
en in onregelmatige Hukken breekt. In t algemeen
is "de Schift o f Schifius, een foort vaa
L e y ; en men geeft hem dezen naam wanneer
hy bladerachtig is , dat is- te zeggen , als nj
in dunne plaatjes fplyt: in tegeneeel draagt
hy de naam van Schift, fchoon hy benalven
dit dezelve fcheikundigeeigenfchappenheert,
wanneer h y , o f gruisachtig , o f zamen
pakt, misvormjg, nierswys, o f met Quartz-
cichtïge aderen doorltreepc i s , enz; ■ b;
j)e Schillusachtige Steen en zyn geméene-
lyk met afdrukzelen van planten en dieren
vervult: wy neigen om hen als voortbrengselen
van de llykachtige of flibachcige..ilofle,
die door de. ontbinding van licbaamendie van
denzelven aart zyn, als die, waar Van zy de
afdrukzelen draagen , voortgebracht worden.
De Schillus vormt dé korden üer goede Ley-
groeven, èn zélfs vande;^teenkoolen.~'Vyan->
neer men de zaak en in haare grondbeginfelcB
befchouwt, zoo verfchik de Schillus van de
Klei-aai’de alleen in de fehikking' van zyne
deelen , en dóór de vermenging der metaalachtige
zelfdand igheden , die ’er zich in bevinden.
Wy 'hebben dezelve te Ca-op', in
Duitfchland, en Voor de poorten ven Angers
en Séez in Nonnandyën gevonden; deze was
gr aan w, rood, bruin en zwart, en zy had
een verfchillende vaftheit een verfchillende
zvvaarte , maal’ zy was vVeinig o f .niet gebla-
dert.
Het is niet zeldzaam dat men in de groote
brokken L e y en Schillus | kriftallen van Se-
Ieniten en boomfehiet-ingen vind | die door de ■
ontbinding der Pyriten voortgebracht worden
die.’er zich altoos in bevinden , en dié moo-
ge 1 yk het; kleurent grondbeginfe 1 van de Schis-
tusachtigé Steenen zyn. Het is dan de ver-
fcheidenheit van deze zelfftandigheden , die
zich in de Schillus bevinden , welke veroorzaakt
, dat deze Steenén weinig ftandvallige
kenmerken hebben , zoo wel uiterlyk voor
het oog, als in de Scheikundige Eigènfehap-
Pén.: het-is mede aan defvefeeniging, én-aan
dé fehikking van déze verfchillende lichaa-
men, dat dé-Schistus-Steenen hunne, hardhpit
verfehuldigt- zyn , die hen bekwaam maaken
om tot. póuwfteenen 'gebruikt te worden I het
is om dezelve re eden dat zy gebladert zyn ,
en zich in tafels laten fcheideh, en dus' Ley-
bladën verfchaffen, waar van eenige dienen
°m de daken mede te beleggen , andere om
tafelen te maaken die -gepolyft kortnen wor-
||§j| en zich' g.emakkelyk‘ dpor de vochtig-
neit bntbinden, gelyk dé zwarte Krytaphtige
oteen.^ Zie Z wa r t * K r y t en L e y . ,
S C H I T T E R E N D E ( d e ) , zie
R A .N D H 0 0 K N. *
n - p H O L L E , Paffer-lavls, aut Plya.
^ tt is, een platte Zèe-Vifch , dié zagte' vin-
efr ^ en onderfcheid ’er twee foor*
Ui D eel,
teil van; te weeten, de groote en de kleine,
die met geele o f roodachtige vlakken gefpik-
kelt is.
De Groote Scholle koomt in gedaante met
den Tarbot overeen , maar zy is fmaldcr,
edoch véél breeder als de l'ong. D eze Vi iVh
heeft zyne pogen aan de boven zyde ; welke
bruin is : zyne vinnen loopen om het lichaam;
zyn Haart is breed: van dén kop tot aan den
Haart heeft hy een ftreep , die een weinig
bochtig op het midden van het lichaam is:
zyn mond is-klein , gelyk die van.de Tong;
hy is mét .geehv iahden bezet, en inwendig
ëlykvormig aan die van den Tarbot, De
cholle begeeft zich in de Zee-Krceken, en
zomtyds in de Rivieren. Men vangt haar in
meenigte in de Kreek van Monrpellier en in
de Loire-: die dér Rivieren zyn zoo zwart
op den rug niet , en veel zagter als de Zee-
Schollen. Men kan de mannetjes van deze
Vifïchen zeer gemakkelyk van de wyfjes on-
derfcheiden, wat'zekere Schryvers hier van
ook zeggen moogen. Men vangt een groote
meenigte Schollen in den Oceaan ; zy verbergen
zich in de flib en in het zand ; en men
vangé haar gemakkelyk als de Zee laa.g word*
Men heeft in Vlaanderen, vooral te Antwerpen.;
en-door geheel Holland , een foort van
pakhuizen die nfët déze Vifïchen , na,dat, zy
gezouten en gedroogt zyn , opgévult worden.
ï S G H O O R S T E E N - R O E T , Fuligo*
Dit is. een vlugge,, en ontbrandbare zelfftan-
digheit, die een. zwartachtige roffe kleur,een
zéér bittere fmaak , en een rookachtige reuk
heeft , en die regens de inwendige. wanden
van de buizen der Sefioorïleen’en opgeheeven
en. verdikt wórd, wanneer men ’er hout, enz.
onder brand , en 'waar van het een voort-
brengzel is : men bedient ’er zich in de verf-
konft, en in de zalven voor de hairworm en
•het ingewortelt fchurfc van : men geeft het
mede tegens de vallende ziekte in,
S C H O R P I O E N of L a n d - S corpi -
o e n f Scprpio. Dit is een_levembarent In-
feél ; dat >^ volgens Matbioles , in Italië zoo
gemeen is', dat men ’er noch huis , noch kamer,
noch kelder heeft , in welke men ’er
geen vind.
Befchryving van de Schorpioen.
De Schorpioen is een Land-Infeélvan een
R r r mid