en dezelve v-ad aan de werken doen kleven, die
gepolyft moeten worden, zonder dat zy breken:
men heeft Vergulders, die ’er zich mede
van bedienen om de kalkgrond glad te maken
, op welke zy het goud leggen*
P A A R D E S T A A R T S K O R A -
L Y N , Hippurit.es Coralliam. Dit is een
Steen., die uit holle kegels zamen gé (lelt is,
welke even als-in een gedapelt zyn : de za-
memtoegingen der leedjes, neemt toe en-af,
gelyk men zulks in de Sparganium ziet. Het
Paardeftaarts-Koralyn , is gemeenelyk niets
anders als een foort van delfbaar Koraalgewas,
dat buisachtig en geleed is-, zomtyds is
het geflraalt of/ftersgewys*
P A A R D E S -T E E -N , zie- H ipp*oly -
t h u s .
P A A R D E V L I E G , zie K oe v l i e g .-
P A A R D S - Y Z E R , Ferrum equinum.
Dit js een plant die* op de onbebouwde plaat-
zen in de warme Landen- groeit* Haar wortel
is houtachtig en een weinig vezelachtig:
hy fchiet verfcheide deèlen ter hoogte van
een hand u it , z y zyn dun, hoekachtig-, en
met langwerpige^bladerenbezet, welkeeenig-
zins naar die van het Byltjeskruid gelyken.
Hare bloemen zyn by wyze van die der Peulvruchten
gevormt-, en hebben een geel© kleur:
op dezelve volgt een platte peul, de uit ver-
leheide (lukken-is te zamengedelc, welke als
het hoef-yzer van een Paard gekromt, en
’met de einden aan elkanderen g’ehecht zyn.
Ieder van deze (lukken bevat een zaad , dar
by wyze van een halve maan gevormt is.
Men (chat deze plant wondheelende , maag—
verderkende en-vergiftwederftaande;
P A A R L E N.,. zié. op~ het, volgend artikel
P A A RJL EÜVI.O ER^,
P A A 'R L E M O É ;R , P a r e l - S c h e l p ^
Mater-, Perlarmn , feu Concha Margaritifera.
Dit isa een- Geiler ,. met Paarlemoerachtige.
Schelpen-,, welke*in grootte verfchilt, en in
de Ood-Indiën en'- by het Eiland Tabago -
gevifcht wordt.' Mén heeft hen de naam-van
Paarlemoer -, of- Moeder dèr Paarlen gegee-
ven;, om dat men ’er e'en grooter getal", en
veel fchoonder Paarlen-in vind als kreeni--
ge andere Schelpviffchen*
De. Parel-Schelp , is. een . twee-fchelpige*
Schelp , die zeer zwaar, uitwendig graauw
gerimpelt en ruuw is , zy- is niet gevoort,
maar inwendig w it, o-f zilver ver w ig , glad,
en blinkende , haare zelfstandigheid- is veel-
harder en vader als die van de Paarlen zelfs,
- welke zy voortbrengt. Z y is een weinig
groenachtig, en heeft een platte en rondachtige
gedaante, en in ’t midden het teekéh van
de O eder; die ’er aan vadgehecht geweed
is. Deze Schelp is groot, dik, en weinig
hol»
De Paarlen die men ’er in vind, zyn gelyk
de Parel-Schelp zelfs, van een deen achtige en
kalkachtige zelfdandigheid: dat is te zeggen,
dat zy tot kalk konnen gebrant, en in de zure
vochten- opgelod worden de Paarlen zyn
rond en hoekachtig, gekorrelt, even als door-
fchynende ; en hebben , gelyk de Schelpen
zelfs, een aardachtige fmaak*.
Qorjprong der Paarlen.
Stenon zecht, in een Dlffertatie over dè"
vade lichamen , die natuurlyk in andere vade*
lichamen bevat zyn , wanneer hy over de'
Schelpen fpreekt,. dat de verfcheidenheid
van haare kleuren,- haare'doornen o f dekels,
en haare ongelykheden, derzelver oorfprong
. aan-den rand der fchelp van het Dier verfchul-
drgtzyn-, diei-n de Schelp van het Dier'befloten
is* Naarmate dat het Diergroeit, zich uitbréid
en van plaats verandert, zoo breid'deze rand
zich mede u i t , en laat zyn afdrukzel op de
rand van iedere kleine Schelp,,’t zy dat deze
laatfte rand van de doffe gevormt word, welke
uit die van het Dier zypelt, o f dat het niets andersals
de rand zelfs van het Dier is-, welke
alle jaareai van het overige van deszelfs lichaam
affcheid , en die alle jaaren door nieuwe
randen-vervangen word die zich-agter-
volgens ontwinden*
Hét is door deze zelfde grondbegihzelen,,
dat Stenon de vorming der Paarlen verklaart;'
zoo wel van die geene die aan de Schelp vadgehecht
zyn ,. en die zeldzaam rond zyn , als
van die, welke zich inwendig in-het Dier bevinden,
en die'’er een volmaakte rondheit hv
verkreegen , o f in behouden hebben ; w ant
het eenigde onderfcheid dat ’er tuflchen de*
plaatjes is , -van welke de Paarlen zamen ge—
(lelt zyn , en die der kleine paarlemoer fchelp-
jes, bedaat hierin, dat deze -laatde bynavlak,.
en de andere gekromt zyn , o f om een middelpunt
loopen: Stenon voegt hier by: i.daf
zekere, hobbelachtig^ Paarlen., dit alleen zyir
©rei
öm dat zy een gedeelte van een tros van verfcheide
kleine Paaarlen geweed zyn , die in
een omkleedzel vereenigt waren’. _ 2. Dat ee-
nige geele Paarlen dit niet alleen in derzelver
oppervlakte zyn ,- maar noch in alle de dee-
len van hare zelfdandigheit; welk gebrek alleen
van de verderving der vochten in heit
Dier moet voorkomen: hy voegt ’er b y , dat
de fchoonde Paarlen zomtyds geel worden,-
Wanneer zy lang gedragen zyn-.
Dit .gevoelen van Stenon, o ver den oorfprong
der Paarlen , kóomt met dat van de
hederidaagfche Schryveren overeen , welke
denken dat de Stoff© der Paarlen niets anders
is als die, welke het Paarlemoer de Schelpen
v o rm te n geenzins een melaatsheit, o f
den drek der Oefters-, noch een graveelachtige
zamendremming , die door het voedend
fap in de oude Oeders-, o f die door ziektens
aangetad zyn, gevormt word. De Heer Ge-
offrei de jonge , heeft de Paarlen niet onder
de Bezoards gpplaatd, als- om dat hy in deze
Klaffe , alle de Steenen geplaat(l_ heeft , die
uit lagen gevormt zyn-, en in de lichamen der
Dieren voortkoomen.
De Paarlen worden alleen door een overvloed
van het Paarlemoere vocht voortge*
bracht, ’ t geen, met uit het Dier te zypelen,
in plaats van een platte (trekking aan te nee-
men, en lagen op den bodem van dè Schelp
te vormen, in droppen, o f kleine trosjes zamen
gellremt is , welke vervolgens verhart
zyn. Dit vocht is-, dan eens- op een regelmatige
wy ze, en dan weder op een gekreukte
wyze zamen gezet, ’t geen Paarlen vormt
die meer o f min regelmatig zyn*.' Wanneer
men een Paarl in een zeer verzwakt zuur,
langzaam- ontbind, zoo zal men van de waar-
heit overtuigt worden van het geene wy hier
zeggen. Zie op de artikelen K o r a a l , K or
a a l g ewa s s en -^ en S c h e l p d i e r e n ,
wat de befpiegeling van deze Proefneeming
betreft, en de Hidorie van dit föort van voortbrengzelen
, die door kleine Dieren" gevormt
worden. M
Tegens eene Paarl die men in het lichaam
van de eerde vind, heeft men ’er weder dai-
zem die aan het Paarlemoer vadgehecht zyn ,.
San-welk zy even als bolletjes o f wratjes vormen..
Het gebeurt zelfs zomtyds dat dé Paar—
fen , die zonder-order, voor alle de deelem
van den Oeder verlpreidzyrï, zoo de-rk aan—
groeijen-,. dat zyde- Schelpen beletten , ©m>
zich te konnen-fluiten', de Oeders koomcn,-
ais; dan. hier door om;- Men-vind-gemeenelykin
iedere Oeder, een o f twee Paarlen , dis
beter als de andere gevormt zyn*
De Paarl-Oefiers zyn niet onaangenaam
om te eeten, ten minden , zoo zy aan geeiï
flykachtige oevers gevifcht worden.
Wyze op welke de Paarlen gevifcht worden.
W y bekoomeu de Paarlen uit vreemde-
Landen : men heeft ’er vificheryen van , in
het Ooden. Tavernier zecht , dat de eerde
in de Go lf van Perziën is ; de tweede op de-
Kud van Gelukkig Arabië; de derde nabyhet
Eiland Cylon; en de vierde op de Kudenva»
Japan : en hy voegt ’er by , dat de Japanners
zeldzaam Paarlen viflchen , om dat zy weinig
achting voor Juweelen hebben. Men telt
mede v y f Paarlviflcheryen in Amerika , die
alle in de Golf van Mexiko, langs de Kusten
van Nieuw Spanje zyn. Men vifchtmede Paar--
len in de Middelandfche Zee: men vifcht dezelve
mede op de Kuden van den Oceaan, in
Schotland en elders*.
Men heeft noch andere Schelpdieren- als de-
Oeders- r welke Paarlen verfchaffen , gelyk-
de Noordfche Moffelen en die van L o tharingen
; maar fchoon zy glansryk en wit
zyn , zoo zyn zy voor het grootde gedeelte
bochtig ,- en geenzins in fchoonheit met de
Oo-derfche o f Amerikaanfche- te vergelyken,-
men zecht echter dat de Koning van Zwee-
den een beloning aan den Heer Linndtus toegedaan
heeft, om dat hy een middel heeft
uitgevonden om de Paarlen,der Moffelen groo-
ter en fchoonder te doen worden,, enz. zou-
dit middel hier in bedaan , dat men de Mos-
(elen in de Zee-Kreken plaatden , in welke
men Zee-Duizèntbeenen zet; want men heeft
opgemerkt, dat alle de Moffelen , die door
deze Zee-Infe<den geknaagt worden ,de groot-
(le en fchoonde Paarlen bevatten*
Vermits de Oeders zich gewoonlyk op den
oever der Zee bevinden , en’ aan de Rotzem
vadgehecht zyn , zoo dalen- de Viffchers ,
die Van hunne jeugt a f gewoon' zyn óm onder
water te duikelen-, en hunne adem-,- ge-
duurende een vierde'van een uur, en zöm-
tyds een half uur,-in te houden , met een korf
naar beneden , in welke een deen , van om--
trent dertig ponden-- geplaatd is;- Z y maken
als dan-, met een’ yzer werktuigy’t-geen zy'
in dè hand houden1,- dè Oeders van de dee--
nen en* uitdekken' der Rotzen los': en zoo ras-
’er hunne korf mede gevult is ^ zoo geeveii'
E e 3;, zy'