onderfcheid gewonelyk drie foorten van Y -
zoop 'n maar vermits zy maar alleen door
de kleur onderfcheiden zyn , zoo zal de be-
fchryving van een eenige genoeg zyn , om
de andere te doen kennen.
De Yzoop fchiet verfebeide fteelen uit,
die zich ter hoogte van een voet o f iets
meer verheffen; deze fteelen zyn met lange
èn fmaïle bladeren bezet, die veel grooter
als die van de Keuie zyn. Hare bloemen
zyn bekswys, en komen by wyze van airen
voort, maar zy zyn alle naar een zyde ge-
keert, hare kleur is w it, blaauw o f roozerood,
volgens het foort dat haar voortbrengtj
’er volgen zaden op, die zomtyds een mus-
kusrëuk hebben.
Men plant de Yzóop tot iieraad in dé
Tuinen , door welke zy een aangename fpe-
cery reuk verfpreid, voornamentlyk voor
dat zy bloeit. Z y is infnydende, wondhee-
Jende én verfterkende; men gebruikt haar iii
den fpeceryachtigen wyn, die nuttig is ont
de zwelling der wonden te verdryven; deze
wyn is mede zeer nuttig om het geronne en
uïtgéftorte bloed te verdunnen.
sWa m W
«r g ig y / c j a k w c w t Sfco? 4*
* g — ' m m ® S
+ï * ï i min
m
zaad.
ZAAD.,
Z A A D ,. Sernen. Dit .zyn ,de, vruchten
die de Planten vóórtbrengen: ieder zaad
bevat in zich het grondbeginz.el van de Plant
die ’er uit vppr.c komen mqet., Mén' heeft
Planten die, verfcheide honderden zaden voort*
brengéns gelyk de Hennip, de Qierft , enz,
In de Tuinen zaait me.«- geen. zaad als het gene
een o.f ten hoogften twee jaren oud i s ;
echter blyft. dat van de Bbonen : . Meloenen
en Erwefen, acjjt o f S É jaren goed, wanneer
bgt wel bewaart word,
’Er hééft geen,; ilandvailjge evenredigheit
tuflcheiji. het Z'aa.d e.n de Plant plaats , die ’er
uit voort, koomt,,, om; dat de grootfte boo?
men, zomtydsde kleinfte za,d.én vóórtbrengen
, die, alle. een me el achtige; en ojieachtige
itpïïe bevatten, - Men, moet alle foorten van
zaden met opjetc'enheit inzatneleo., om den
ouderdom en hoed.anigheit te weten vau het
gen? men zaait; ’hier, toe laat men dat van alle
Planten eerft een weinig fchieten , en zaait
ieder in zyn woegzaamft jaargetyde,
• Eenige Lieden laten het Zaad; om de fchie-
ti.ng te bevorderen ., gedurende acht dagen y
in droeffem van Olyf-olie weeken, en
doen het vervolgens in de kruim van warm
Brood.
De Zaden der Bloemen willen droog, inge-
zaxnelt en bewaart worden. Wanneer de ftee-
len die het onderfteunen , geel beginnen te
worden , en. als.men oordeelt, dat het za'ad
ryp is , zoo fnyd men de toppen der fteelen
af, en laat’ het zaad in de natuurlyke om-
kleedzelen die het bevatten; vervolgens laat
men h,et eenigen tyd voor de zonneftralen
bloo.tgeftelt öm de fchors harder te doen worden.
Men bewaart het in zakjes , die men
aan de| zolders ophangt*
Men zaait het zaad op de tuinbedden, wan-
Heer de meft hare grootfte hitte verloren heeft,
en in de; volle aarde in groeven ter wydte van
vier o f v y f duimen , o f in draagbare potten
of kaften ; wier bodem met verfchëide gaten
doorboort , en met een duim fteenkolen bedekt
is. Men moet de zaden in het opperfte
gedeelte der potten o f kaften zaaijen , hen
eerft met een halve duim aarde bedekken,
die men ’er door een zeef over ftrooit, vervolgens
fpreid men ’er een weinig ftröo .
over,' om te beletten dat het water hec zaad'
nktweg^fpoelt,, wanneer men het befgrosid.'
ZA AG B E& . ZA C CO N . ZAD E LV ISCH.
De Zaden:, die ? zoo wel als de bladeren,
een fpeeltuig der winden'fchynen , worden
door déze konftgreep der Natuur, overal verfpreid
, zy bedient zch van dit middel om
de Heiden, Bbflchen en andere Plantaadjen ,
te bewaren, die zy zorg draagt om op alle
plaatzen te planten , alwaar de grond tot de
groeijing bekwaam is.
Z A A G B E K. Dus noemt men éen watervogel
van Louifiana , 'wiens bek wezent-
tyk, -gelyk eemzaag getant is.; de. tanden van
het bovenftuk fluiten' naauwkëurig op die van
het onderftuk ; deze Vogel leeft alken van
kleine Zee-Krabben, wier Tchelp hy mer de
■ tanden van zynen bek verbreekt, , 'P
Z A A G V I S C B . Dit is een ViicK' vait
hettfaort der Walviflchen. Zyn fnuic ismet
een lang uitftekent been bezet dat ter wedér-
zydemmet tandèu geWapent is : wy hebben
van dezen 'Zaagyfflclï' op het woord pffaivifcb
gefproken-
Z AA. G V I S C H . De Hollanders geven
in Ittdiën dezen naam mede aan een foort van
vliegende Vifch, die in zyh mond een getande
fnAit heeft die naar Y voirgelykt; de vlucht
van dezen Vifch duurt niet lang: zie Vliegende
V isch. .
Z A C C O N . Dit is een vreemde Pruim-
boom van de vlakte van Jericho; Hy is zoo-
groot als een Oranjébbom; zyne bladeren ge-
lyken naar die Van den Ölyfboöm , maar zy
zyn veel kleinder, zoo breed niet,. 'fpitzer
en zeer groen; zyne bloemen zyn wit; zyné
vruchten zyn zoo.groot als Pruimen , rónd,,
eerft groen.; maar zy worden geel onder het
rypen, .Ven' bevatten ieder een Noot o f Amandel.
Men bekoomt uit deze vruchten door
de. uitperffing een Olie , dié uitniuntent is
om de'koude en lyrrierige voébtén 'te ontbinden
en te verdryven..
Z A D p L V I S C H , o f G e z a d e l d e ;
V i s ch . Men vind ’er twee foorten in In-
dien van ; zy worden dus genoemt, zecht
Ruifcb , Colletï. Pi/c, Amb. j>. 23 Tab. 12;
n. 12 S? 13. om dat zy eén foort van zadel,
op den r-ug h ebbendo muil van- die van het
een;