hoorns, de Purperhóofns:, de Blaiïsboorfls, en
de Porceleinboorns. -
■ -De tweede Clafle verfchaft zes geflachten;
te weeten , de Oefters, • de Gaapers, de ilfw-
feien , de Harten, de Arken, de Mantels,
en de Gooten o f Meshechten.
De derde Clafle , van welke hy mede zes
geflachten ge vormt heeft, bevat de Zee-Egels,
de Pokken ,- de Voetteenen , de Bernakel-
Schelpeu , de Steen-Schelpen , en de 0 /c<?-
htion. , '
Wat de Rivier-Schelpen betreft, de Heer
dl Argenville heeft ze in twee ClaÏÏen verdeelt,
in Eenfchelpige en Tweefchelp'ige. Hy onderscheid
de Aard-Schelpen in levende en cloodè;
de levende zyn altoos eenfchelpig ; -die geene
die dood zyn worden delf bare genoemt, en
“bevatten de drie Claflen. Door deze ver-
'deeling , die veele Liefhebbers behagen kan,
-ziet men dat de Z e e , het zöet-water , en de
aarde , verfchillénde Schelpdieren voeden,
-wier werktuigen naar den aart van ieder
dézer hoofdkoftén gefchikt zym Wat de
'Zee-Schelpen betréft, die men mede in de
Bergen wind, en 'Delfbare gènóemt worden ,
niets verfchaft_eeii beeter bewys van de veranderingen
die op onzen Aardkloot zyn voorgevallen.
Vermits de Schelp , het eerke in het oog
valt , zoo zullen w y , volgens de befchry-
ving van-deh Heer Adanfon^ dit gedeelte eerk
befchouwén , om ’ér de deélen van 'te kennén.
Bepaling van de uit- en inwendige deden van
de Schelpdieren, j f j
Men geeft de ■ ••h’aëm -van Krultrekken aan
de. Kronkelin^é-n* én -Ómwendingen , die
• een " ehelp maakt , niet zich te krommen;
men telt de Krultrekken',, in et van de opening
van de Schelp te beginnen, en naar den
top op te klimmen. De Krultrekken gaan ,
in het groótke getal der Schelpen , van de
rechter naarde linker zyde v o o r t, wanneer
men zich in de Schelp in de plaats van het
Dier.vooronderflelt; de Schelpen, in welke
de Krultrekken van de linker naar de rechter
zyde voortgaan , zyn zeldzaam , en worden,
Benige, genoemt..
Het getal der Krultrekken en hunne gedaante
, verfchilt- in het zelfde fo or t, door den
Ouderdom cn Sexe ; ' .door den Ouderdom,
want den aangroei der Schelp géfchi’ed aan dé
©pening,(üe zich.-van dach tot dachukbreidj.
waar uit .noodzakelyt volgt-, dat een Schelpdier
des te meer .Krultrekken moet hebben'
hoe ouder het,is, door .de Sexe ; want volgens
de Weetenswaardige Waarneeming van
den Heer Adanfon y vind men Schelpen van
een zelfde foort, gelyk onder de PurperhPorns
en Tromp'etten, waar van de Krultrekken tak
ryker, langer , en meer opgezet zyn; dit is
het kenmerk dér mannetjes :•.de fchelpen van
de w y f jes zyn veel kleinder.
De top is het gedeelte daf gewoonelyk de
punt, en altoos de bodem zelfs van de vchelp
uitmaakt ; die gedeelte verfchilt een weinig
in eenige, gelyk in de S ch o te ls in wélke men.
op deze plaats-een holte, even als ..een navel
heeft,; de knop is aan den punt van den top.
Het gedeelte uit welk het Dier voortkoomt,
word gewoonelyk Mond genoemt; maar. de
t t e t ï Adanfon heeft het door die van Opening
betekent, om den mond van het Dier van de
opening.der Schelp te onderfcheiden. De gedaante,
van de opening verfchilt ih de ver-
fchillende foorten van 'schelpdieren. De Sluit-
fcheïp is SêU klein kraakbeenig o f keenachtig
deel, van -een veranderiyke gedaante r en dat
aan het lichaam van het Dier vaitgehecht is.
In eenige foorten ,fluit het deopeningnaauw-
keurigï het Dier opent het , wanneer het uit
de schelp wil uitgaan , en fluit het op het
minde gevaar; maar men heeft fchelpen, gë-
lyk de Rollen en eenige foorten van Purper-
hoorns , waar van de Sluitfchelp veel klein-
der als de opening zynde, niét gefchikt is om
hét Dier voor de belediging van zyne vyan-
den te befchutten. De fluitfchelp Ivan de
Schelp-Slak dieeen fluitfchelp hééft, 'is altoos
met verfcheide om eén' gemeen middel-
punt lóöpende èn aan de randen evenvvydige
lynen gevoort , zy is o f van een krytachtigen
aart, en kan in de zuüre vochten'ontbonden
worden, o f van een kraakbeenige
zelfkandigheit, diedooï de zuuren hietaan-
getak word; wanneer zy op het vuur gelecht
word,-geeft zy gewoonelyk een kerke en on-
verdraaggelyke reuk van zich; maar zomtyds
mede een bevallige. Déze Sluitfchefpen zyn
aanmerkelyk door haare evenmiddelpunrfge-
vooren , en verfchillen weezëntlyk van de
Muitfc-helpeTT-der Aard-Schelp-Slakken , of
Huisjes - ' lakken ; want de eerde worden
met het Dier gebooren , aan welke zy vafl>
gehecht zyn , in plaats dat die der' Aard-
Sehelp-Slakken niét niet het Dier vèreenigt
zyn , maar z y worden alle jaaren ,. een oi
twee maal,,door een lymerige kwyi toégefloote.
ö ,.’tgeen wit het lichaam van de Slak voort- -
kooim. Deze kwyl word hard , en w it , en
befchut haar voor de groote droogte , die .
door de groote hitte, o f door de groote koude
veroorzaakt word; men merkt’er geen even-
tniddelpuntige draaien aan op t . zy kan in de
zuure vochten ópgelod worden. ■
Men geeft de naam van. Valdeuren aan de
twee kukken der twee ichelpige Schelpen,
om dat zy gewoonelyk een. vorm hebben die
vry overeenkomdig met de beide dukken van
een Valdeur zyn. De . plaats aan welke de
fpieren van het lichaam van het Dier vadge-
hechc geweed zyn , doet zich altoos aan de:
inwendige oppervlakte- van deze Valdeuren
opmerken , alwaar mem een, twee o f meer.
ingedrukte vlakken ziet. Het Scharnier is na?
by de toppen geplaatd , en met tanden bezet,
die de Valdeuren altoos op dezelve plaats hom
den, gelyk men zulks in de Halve Maan-
Hoorns opmerkt, De band is een fponsach-
tig lichaam, o f een fpprt van fpier, die aan
hetfeharnier geplaatd is , en welke dient om
de ’Schelp te openen o f te .fluiten : hy is im
wendig in de Schelpen geplaatd welke niet
getand z y n , gelyk • de Oeders ; maar men.
bemerkt hem uitwendig in die geene , welke
zulks zyn: de Natuurkundigen noemen dezen
band Ginglimus. ,
De Schelpen zyn uitwendig met een vlies
omkleed ^dat meer o f min fynheit heeft, volgens
hét foort van de Schelp; men kan dit het
Beenvlies noemen om dat het wezendyk tot
het zelfde gebruik dient, en tot den aangroei .
Van de Schelp en haare bewaaring mede werkt.
De Heer Adanfon onderfcheid het Paarlemoer
niet als een gedeelte van de. Schelp ,
dan alleen om door dezen naam aan te duiden,
welke die geene zyn, die net zelve bezitten,
welke het niet bezitten , en eindelyk
die--geene wier zelfRandigheit een. middel-
foort tuflehen het Paarlemoer en den gewoo-
flen aart der Schelpen is,. Na deze luchtige
befchryving van de deelen der Schelp , zullen
wy tot die Van het Dier over gaan.
'Volgens de uitmuntende Waarneemingen
van den Heer Adanfon, ,, hebben onder de-
5? Diereii die in Schelpen beflooten zyn , ee-
een hoofd , een mond , kaken, tan-
55 den,hoornen, oogen , een halsf een man*
55 tel, een voet, luchtpypen, kieuwen,een
55 mond, en een lichaam; andere hebben al-
i5Ie deze deelen , uitgezonden de oogen,de
55 mantel, en hoornen ;. andere eindelyk ,
55 hebben alleen de mantel, de luchtpypen,
„ de kieuwen, de mond , de aars , en zom-
„ tyds de ypet. Hier uit koomen twee al-'
„ gemeéne verdeelingen van de Schelpdie-
„ ren in Maanhoorns o f Slakken en Schel-
„ pen voort: en hier uit ontftaat de onder-
„ deeling van de Slakken in Eenfchelpige,
„ en in Schelpen die.Sluitfchelpen hebben,
„ en die der Schelpen, in Twee-Schelpige,
„ en Veeifchelpige.”
Men merkt ee.rft in de Maanhoorns o f Slakken
, aan het oppergedeelte van het lichaam,
een ronde en vleesachtige verhevenheit o p ,
in welke Swammerdam , een brein ontdekt
heeft ,• dat uit bolaehtige deelen zam en geilek
is; hierom geeft men aan deze verhevenheit,
de naam van Hoofd : in de .Schelpen , gelyk
de ÓeRers , kan men dit niet gewaar worden.
De hoornen zyn beweegbare buizen,
die men alleen in de Slakken, en noch niet.
in alle-ontdekt ; zy zyn nooit .minder als
twee , en nooit .meer als vier in getal; hunne
vorm verfchilt in ;de onderfcheide foorten.
van Schelpdieren. In het geflacht van de
Aard-Slakken is h e t, volgens de Waarneemingen
van Swammerdam, de gezicht-zenuuw
zelfs, onder de gedaante van een holle buis,
die de eigenfehap bezit om zich tut te breiden
, en tot. aan haar uiteinde een foort van
bol pp ^te heffen , die het oog van het Dier
is. Hy heeft opgemerkt dat dit oog inwendig
met een vlies bekleed is , dat hy Wyn-
ranks gedaantig oogvlies noemt; in het inwendige
heeft hy drie vochten onderfchei-
deq; te- weeten, het Waterachtige, het Kri-
f la l ly n e en het Glasachtige. Óndanks al dezen
toeflel', fchynt de Gezicht-zin zeer duiker
in deze Dieren te zyn; echter is dit het
gevoeliglle deel van het Dier: op de minfle
aanraaking, word deze zeuuuw in het hoofd
door een fpier getrokken. De vorm van dit
deel is verfchillent in de andere Slakken ;
haarp hoornen zyn uit in de lengte loopende
vezelen zamen gekelt, die door rondloopen-
de fpieren onderfchept worden , door wier
fpeeling het Dier naar zyne begeerte zy-
np hoornen uitbreid, verlengt, en intrekt;
maar zy behouden uitwendig altoos 'een gedeelte
van hunne lengte , en zy keeren nooit
geheel in het hoofd te rug. Derzelver gebruik
is niét zichtbaarlyk. ' Swammerdam ,
fpreekt Pltnius tegen, welke zecht, dat- de
hoornen/der Slakken , deze Dieren dienen
om de grond te betaken, over welke zy gaan
willen , en dat deze deelen de gevoeligke,
en eelfbe van het geheele lichaam- van dit Dier
Q o o 2 zyn'