deren van verfchillende foorten van vrucht-,
boomen aan, knaagt ’er het vleesachtige gedeelte
uit, en laat het geraamte alleen overig..
Deze Rups is zeer klein, zy heeft een onrein
aanzien , een flymachtige huit, en een
tragen voortgang ; wanneer zy zich uitrekt
om voort te gaan, zoo gelykt zy naar een
kleine Slak. Deze baftaarc Rupzen zyn zom-
tyds in groot aantal, en veranderen alle in
zeer kleine Zaag-vliegen.
Verfcheide foorten van baftaart Rupzen
verbergen zich in de aarde om haare gedaan-,
te-verwifleling te ondergaan, andere vormen
zich tonnetjes die aan de boomen hangen-
Men heeft ’ er eene foort onder die een tonnetje
vormt, waar van het konflig zamenftel
verwonderenswaardig, is» Dit tonnetje is uit!
twee zeer verfchillende zamenweefzelen ge-
vormt;heteerfte is eenzeerjfterknet, fchoon
het zeer wyde mafen heeftï het inwendig za-
menweefzel is zeer v a lt , en verfchaft het
Popje een ruftplaats, die zagt, glad, en voegzaam
voor de tèderheit van deszelfs lichaam
is. Men heeft noch een meenigte andere-
verfchillende foorten van baftaart Rupzen,
waar van de befchryving veel te wydloopig;
zyn zou» -•
De Zaag-Vliegen zyn alle in ’ t algemeen
kleine, o f middelbare , niet zeer fchuuw^,
en laten, zich naderen en ligtelyk vangen
; zy draagen haare vleugelen kruiswys
over het lichaam. Voor ’t overige verfchil-
len deze Vliegen van elkanderen , door de
kleur, het lichaam van eenige is g eel, dat
van andere groenachtig , en dat van een derde
fo or t, zwart; eenige hebben een kleur
als Byën. Het achterfte gedeelte van deze
Vliegen , is met een zaag gewapent, diezeer
voor onze vruchten te duchten is.
Men ziet de bloemknoppen dikwyls in de .
Lénte in meenigte afvallen , en men fchryft
’ er de oorzaak van , aan de koude winden
toe: maar deze hebben ’er veeltyds geen deel
aan. Naauwlyks zyn de bloemen der Perzik,
Peere-, en Appelboomen, enz., ont-
looken, o f men ziet ’er deze Vliegen zich op
nederzetten: men verbeeld zich , dat zy alleen
den honing der bloemen, en den daauw
zoeken, maar naar oogmerk is om met haare
zaagde malfche knop.te doorbooren, en een
E i in het inwendige gedeelte van de vrucht.
te plaatzen., De verfcheuring die de zaag in-
de vezelen en vaten van de jonge knoppen
maakt, miffen niet, om.’er het geitel van te
veranderen, en het weinige lap dat’er in opklimt,
dient alleen om de jonge Rups te voeden.
Wanneer 'den tyd van haare gedaante-
verwifleling nadert, zoo is dit mede die gene
op welke de iteel van de vrucht, waar
van het inwendige gedeelte geknaagt is , begint
te verdroogeu, van de tak los gaat, en
met de vrucht ter aarde valt» Naauwlyks is-
zy afgevallen , o f de baftaart Rups koonit ’er
uit voort, en verbergt zich in de aarde., alwaar
zy een tonnetje vormt, waar uit een
Zaag-V lieg voortkoomt. Het is op deze wys-
dat verfcheide foorten van Zaag-Vliegen oorzaak
z yn , dat zoo veele vruchten afvallen,
na dat. zy gezet zyn.
Het zyn de vruchten alleen niét die de
Zaag-Vliegen dienen om- haare eijeren en
vruchtbeginzels in te verbergen: het hout van
byna alle Heefters, dient haar mede tot dit
gebruik. Vermits onder deze, de Rozeboom
het algemeenfte door deze Dieren bewoont
word, zoo-zullen wy de Zaag-Vlieg van den
Rozenboom , booven alle andere-verkiezen,
om een denkbeeld van haare wyze van arbeiden
, en van het werktuig te geven , dat de
wyfjes van deze Vliegen bezitten om haare
eijeren in het hout van leevende Heefters te
verbergen;.
De vorm van de zaag met welke deze Vliegen
gewapent zyn , is een der, aanmerkelyk-
fte. Ieder.dezer zagen i s , gelyk die der
Krekels , uit twee zagen o f getande plaatjes
te zamengeftelt,. maar zy veffchillen ’er
door een meenigte andere byzonderheden van.
De zagen zyn aan het achterfte gedeelte van-:
de Vlieg geplaatft,. en in een fleuf verborgen
, die door twee fchubachtige Hukken
ge vormt word; en z y zyn met tanden gewapent,
die zelfs weder getant zyn» Wat meer
is de oppérvlaktens van deze getande plaatjes
zyn noch met fyne en ronde puntjes gewapent
, die naar de tanden van een Kam ge-
lyken. Dit werktuig vereenigt drie van onze
werktuigen in zich; het is een zaag aan zy-
ne fcherpe zyde, een rasp o f vyl aan zyne.-
oppervlakte,, en een priem door zynen punt.
Deze' dubbele zaag heeft noch een eigenfchap'
die wy in dié van den Krekel opgemerkt hebben
de béide, zagen werken eenflemmig;
maar .echter ieder afzonderlyk : wanneer de-
Vlieg de eene uitftoot,. zoo trekt zy de andere
te rug;, op deze wys gaat ’er geen tyd
verlooren. De tyd en de meenigvuldigheic
van de werktuigen worden door de Natuur
in haare werken befpaart; dit is een lé s , waar
mede onze Konftenaars hun voordeel doen
kdnnen»
De Zaagvliegen bedienen zich van dit werktuig
om infnydingen in de jonge takken der
boomen te doen, en’er een veilige , en voor
alle gevaren befchutte , bewaarplaats voor
haare eijeren, in te vormen. ’ Er zyn byna
geen jonge takken aan de Roozeboomen ,
die alle jaaren tot geen verblyfplaats voor een
groot getal van déze eijeren dienen» Men kan
de plaatzen gemakkelyk ontdekken in welke
zy verborgen geweeft zyn. Dit zyn de lange
, zwartachtige , en verdroogde vlakken,
die men aan de èene zyde van de jonge takken
ontdekt.
Men kan in de Lente en Zöiner’by fchoon
weder, en omtrent tien uuren des morgens,
gemakkelyk deze Vliegen waarnemen, wanneer
zy bezig zyn , om infnydingen in dé’
takken der Rozenbomen te maken ; zy vormen’er
v y f , zes , acht, en zomtyds een
noch grootergetal in, ieder van deze is alleen
gefchikt om één «enig ei in te plaatzen.-
Men kan met het bloote oog de Vlieg in
den tak zien indringen-, maar men heeft een
vergrootglas nodig om hét vermaak te ge-
: nieten, van de zagen beurtelings te zien fpe-
len. De opening van iedere infnyding is ,
wanneer zy eerft verfch gedaan -is , gelyk-
vormig aan die van eene aderlating ; maar
men ziet de infnydingen van dach tot dach
meer bolachtigheit verkrygen , indiervoégen
dat de fnede van de infnydingen een fnoer
koralen gelykt. Deze verhevenheit der wonden,
word door de uitvloeijing van het fap
nier veroorzaakt, maar-alleen door den aangroei
van het ei. Deze aangroeijing der eyeren,
hoe ongewoon zy ook fchynen mag,
is echter naauwkeurig Waar ; dit is iets ’t
geen men door proefnemingen onderzoeken
kan. Hier toe moét men het blad van een
Rozenboom o f Wilgenboom, nemen, op
welk men eenige eyeren ontdekt; want men
heeft eenige Zaag-Vliegen die, fchoon zy
met een zaag gewapent zyn , echter hare
eyeren op dezé wys leggen. Zoo men een
yan deze bladeren neemt, en hef in water
plaatft , op dezelve wys als. men, zulks dé
bloemen doet, zoo ziet men de êyeren zicht-
baarlyk groeijen en uitkomen; wanneer men
ln tegendeel, een van deze bladeren op een
tafel lecht, zonder hen water te geven, zoo
gullen het blad en de eyer.en zich met elkanderen
eenftemmig verdrogen. Dus fchynt
het dat de vochtigheit, die uit het blad door
de uitwaafleming voortkoomt, en die zich
aan de fchaal van de eyeren zet, door haar
henen dringt ,' en het vruchtbeginsel totvoed-
zel verftrekt.
Andere foorten van Zaag-Vliegen gebruiken
meer krachten en vernuftigheit tot het
• zamenftel van hare neflen , zy openen de
wonden die zy in de heefters maken, indier-
voegen , dat derzelver lippen zeer verre van
èlkanderen verwydert zyn-, en de zaadjes
ontbloot, en in paren by een gefchikt ’er
zich in vertonen , even a-ls de zaden in dé
peulen van verfcheide planten. Andere plaatzen
hen op de zenuwen der bladeren. Eenige
leggen hare eyeren in een rozenknop ;
wanneer het ei is uitgekomen , zoo dringt
de baftaart Rups ’er zich in, nadert het middelpunt
van het . takje' aan welk de knop
groeit, en dringt langs het merg nederwaarts
door. Men ondekt dat ’er een van deze bastaart
Rupzen, haar verblyf in een'rozenknop
heeft , wanneer men ’er een'opening in opmerkt
, by welke eenige zwarte korreltjes
overgebleven zyn , deze zyn haren drek.
De Schorpioen - Vlieg 'is een onderzoekens
waardig Infect, om hare gedaante en dry-
genden ftaart. Men ziet dit foort van Vliegen
door de weiden zweven. Z y zyn zeven
o f acht lynen lang ; haar lichaam is
zwartachtig bruin, en geel aan de zyden ;
haar kop is, zwart, met fprieten verzien die
dunne vézeldraden hebben, zy evenaaren het
lichaam in lengte, en zyn uit ringetjes te
zamengeftelt. Z y is van een lange;, harde
en kegel vormige fnuit voorzien, die dit In-
feéi dient, om zyn voedzel te nemen, De
vleugelen van deze Vlieg zyn lang en door-
fchynende. De ftaart van het mannetje heeft
een byzondere gedaante; hy eindigt in twee
haakjes , die hem naar den ftaart van een
Schorpioen. doen ' gelyken , hier om heeft
men deze Vlieg de naam van Schorpioen-
Vlieg gegeven, Dezé haakjes dienen het mannetje
mogelyk om zyn wyfje vaft te houden»
Vermits men déze Vlieg in den omtrek van
de waterachtige plaatzen vind , zoo heeft
men redenen om te denken, dat den Worm
van welke zy vöortkoomt, in het water
leeft.
Wat de Vliegen van de Water-Motten betreft,
zie het artikel Water - Motten op het
woord M o t .
De Truffel-Vlieg is eene tweevleugeligé
Vlieg , die van een vleezige fnuit voorzien
Aaa a a 2 is,