a f, zy beginnen met den kop, en dit gefchied
in een dach. Z y leeven zeer lang , zy om
dat zy hunne huit afleggen , ’t zy om dat zy
minder als andere dieren eeten. De Slangen
flaapen met de oogen ge-opent.
Het vergift der Slangen is zoo wel des winters
als des zoomers gevaarlyk : zy zyn vooral
te duchten als zy haare huit afgelecht en
vergrämt o f verhongert zyn , haar vergift is
min o f meer te duchten. Men heeft ’er wier
adem zop Hinkende is , dat *er de Dieren
door Her ven welke hem inademen: maar'hot
grootfte gedeelte der vergiftige Slangen, fcha-
den door haare beeten; alsdan vloeit Het vergift
, uit een o f meer van haare tanden, in
de wonden die zy maaken; vervolgens werkt
het vergift, met het bloed vermengt zyn de ,
volgens zynen aart , met meer ó f min fnel-
heit: men Herft ’ er door, eenige oogenblik-
ken , na dat men gebeeten is , o f na verloop
van eenige uuren , o f ten einde van eenige
daagen. In diergelyke omftandigheeden Word
de zieke flaauw ; de wond is pynëlyk , zy
verandert van kleur, zy word rood, blaauw,
zwart, en de zieke Haat geheel in vuur; ein-
delyk Herft h y , zoo men hem niet fpoedig
hulpmiddelen toebrengt. Vermits het vergift
der Slangen meer o f min werkzaam is , en dat
het zomtyds op een verfchillende wys werkt,
zoo moet men ’er noodzakelyk hulpmiddelen
van een verfchillent foort regens gebruiken;
dit hebben wy meede niet verzuimt om telkens
te befchryven, wanneer wy van de verfchillende
vergiftige Hangen gefprooken hebben
, wanneer de hulpmiddelen ons bekent
waren: maar het is zonderling , dat wanneer
iemand die van een Slang gebeeten is , door
den reegen nat word, o f zich nat maakt, met
door een rivier te waden, voor dat hy tegengiften
ingenoomen heeft, de wond hier door
byna ongeneeslyk word , o f hy behoud ’er
fmerten aan, geduurende zyné geheelen leef-
tyd, die by vochtig weder zich vernieuwen.
Zoo deze byzonderheit waar is , zoo verdient
zy eenige oplettenheit.
Schoon de Slangen in ’t algemeen voor vergiftig
gehouden worden , en wel tot zoo een
trap dat veele Lieden zidderen op het gezicht
van de gemeen e Coluber, o f geen Paling eeten
können, om deszelfs oveenkomHige gedaante
met de flangen , zoo heeft men echter
Landen in welke men het vleefch van die gene
eet, welke niet voor ongezond gehouden
worden.
Alle de deelen der Slangen wordeii in de
Geneeskonfl gebruikt, de Kop, de Wervel*
beenderen, de '>taart, het V e t, enz.; maar
van het grootHe gedeelte werpt men de kop
de Haart en ingewanden weg , na dat men
haar het vel- afgeftroopt heeft* Dié geenc
van welke men het grootHe nut trekt, zyn
de Py/flang, de Esculaap-Slang, die een mus-
kusaehtigen reuk heeft, de Aspis, de Blind*
flang , de Adder en de Ringflang : men be*
dient ’er zich van om te doen zweeten, te-
gens de geraaktheit, de melaatsheit, de.fchorft,
de venusziektens, de vallende ziekte , de peil,
de teering, de jicht, de flangenbeeten , en
een meenigte andere ziektens , vooral in die
geene, in welke men hetbloed van een vreemde
Hoffe zuiveren , een zagte uitwaafleming
verwekken , de verzwakte krachten herftel-
len, en de onvruchtbaarheit verhelpen moet:
men maakt ’er afkookzels van, in een naauw-
keurig geflooten vat, in een waterbad.
De Wervelbeenderen worden opflorpende
en pisdryvendé gefchat. Wat' het uitwendig
gebruik van de Slangen;betreft, men gebruikt
haar vet en vel in de Geneeskonft. Haar vet
als een fmeerzalf gebruikt zynde, verzagt de
klierachtige gezwellen , geneefl de- roodheic
der oogen , verdryft de vlakken der huit,
maakt het gezicht helderer, en verzagt de
fmerten der jicht: dit is een byzonder geneesmiddel
om de verkoudheden , de opkrimpin-
gen en kwetzingen derzenuuwen,endeheup-
jicht weg te neemen; het is mede nuttig voor
de fpeenen en fiHuls. Dit Vet vind men in
het'lichaam der Slangen, onder en ter weder
zyden van de wervelbeenderen vaftgehecht:,
het verdeelt zich in twee kwabben : men laat
het o f door de jon o f door het vuur fmelten,
en men giet het in een vat, ’t geen men naauw-
keurig toeHopt: het is geel wanneer men liet
uit het lichaam van het Dier bekoomt; maar
het word witter wanneer het gefmo’lten en
gëftolt i s ; het heeft geen de min He kwaden
reuk noch fmaak : - men gebruikt het als een
wryfmiddel. Wat de Slangefteènen , of die
derCobraas betreft, die dePortugeefche Soldaten
en Matroozen mede uit Mozambique
brengen : zie S l a n g e n s t e e n .
Het onderfcheid in de grootte is zeer aan-
merkelyk onder de Slangen: men heeft groo-
te en kleine; en haare verfc.heidenbeden be-
Haan mede in de plaatzen die zy bewoonen,
de kleuren met welke zy verflert zyn, in haare
reuk, befchouwing , en het kwaad dat zy
veroorzaaken konnen. De mannetjes zyn
grooter als de wyfjes. De Slangen zyn in
f v : twee
twee algemeene foorten onderfcheiden , in
Land- en Water-Slangen : eenige van de eer-
ftè onthouden zich op de Bergen , andere in
dévlaktehs ; onder deze laatfte verkiefl een
credeelte zyn verblyf in de Eikenboflehen;
andere onthouden zich in de. holen , -naby de
Beuken en Hazelaars :. men kent mede Slangen
van beiderlei leeven. Belon zecht, dat
men in Theflaliën een foort van Slang heeft
voor welke de Invvoonders , een groote .eerbied
hebben. In Indiën heeft men Slangen
van een zoo verbazende grootte, dat zy Harten
, en zelfs Stieren ombrengen , om zich
met deze Dieren te voeden : wanneer zy deze
dieren aanvallen , zoo flingeren zy zich
zoo vaft om hun lichaam , dat -zy ze verflik- .
ken : eh zpp het dier haar wederfland bied,
zoo' hecht zich de Slang , die zich hier toe
naby een boom onthoud , met de Haart om
een tak, zy verkrygt hier door nieuwe krachten,
verdubbelt haare p o p g in g en en flaagt
eindelyk om het Dier te verflikken dat zy
aantafl: zy grypt het te gelyk met haare tanden
in de neusgaten , en onderfchept dus niet
alleen de ademhaling, maar de diepe wonden
die zy het door haare beeten toebrengt, veroorzaken
het een geweldige bloedftorting:
zy dood op deze wys de grootHe dieren..
De Slan gen hebben een naauwen keel ,
maar die echter tot een groote uitzetting .bekwaam
is ; zy verflikken zich dikwyls aan
haaren prooi,. waar door zy omkoomen ; de
Volken die het flangen vleefch beminnen makenvan
deze gelegenheden gebruik , en tasten
deze dieren aan , wanneer zy dus in een
weerloozen Haat zyn , en zy flaan hen zonder
gevaar dood, want zy konnen zich alsdan,;
naauwlyks beweegen. •
In Numidipn Her ven alle jaaren veele Lieden
door de beeten der Slangen : de Afrikanen
zyn', in verfcheide Landen van dit We-
reld-dëel , alle geiaarfl om haare beeten te
vennyden : men ziet een meenigte van deze
dieren ih alle de Land-fchappen der beid-e Indiën.
In eenige; Noordelyke Landfchappen
zyn ’er de Velden en Boiïchen mede opgeruit.
In Lombardyën ziet men flangen die
zich gaarne in de meflhoopen, fchaapflallen,
hooien, weiden , het kaphout, en onder de
hoornen onthouden. Rn'tfch zecht, op het
verhaal van Kirker, in zyne Natuurlyke Hi-
Jtorie der Slangen■ , dat ’er een hol tuflehen
-ói'azza, een Eiland van de Adriatifche Zee y
®n Home is, dat geheel met Slangen vervult
** y e& dai die: geene die door Meiaaishe.it „
Lazary , Beroertens o f Jicht aangelafl zyn,
en in dit hol gaan , hunne geneezing erlangen
door de hitte die zy hier gevoelen, en
die hen doet zweeten. Deze Schryver verzekert
deze byzonderheit, en zecht dat hy
het bezocht heeft*.
Wy moeten nu noch maar alleen de Slangen
der verfchillende Landen aanhalen, vooral
die geene, die geenbyzonderenaamenhebben,
gelyk hier voor gezecht is.
1. De A fr i k a ansche S l an g en ..
Behalven de Slangen van de Kaap de Goede
Hoop, Guinée en Nigritiën van welke wy
hier na fpreeken zullen, geeft Seba noch de
Befchryving van eenige andere foorten van
Afrikaanfche Slangen. De eerfle is geel, en
verbergt zich gewoonelyk onder de Hiachin-
ten: de tweede heeft blaauwe ringen die bevallig
met wit gefpikkelt zyn : de derde is
klein , haare kleur is geelachtig en met ros
gefpikkelt : de vierde heeft roode en witte
ringen : de vyfde is een goudkleurige Slang,
en heeft een witte voorkop : de zesde is he-
melfch blaauw, ’c geen met violet geftiengt is.
Dpzelve.Schryver haalt mede twee Afrikaanfche
Slangetjes aan, die fchöon rood , en
met bruin gefpikkelt zyn, zy leeven van kleine
Rotten.
2. De A mboi n e es che S l a n g e n :
Seba, befchryjft ’er tien foorten van: de eerfle
heeft koraalroode fchubben op een witte.-
huit: de tweede-heeft een gefpikfcelde huit,
uitgezondert de kap van het hoofd ;. deeze
Slang voed zich met Rupzen: de derde is met
zeflien banden van een koraal-kleur , die op-
den rug geplaatfl zyn, verflert; men zou ze-
voor een keten koralen aanzien; deze Slang
zwelgt Haagdiflen in , die byna zoo groot als
zy zelfs zyn, met hen met geweld in te zuigen:
haare kaaken fchynen , geduurende deze
inzwelging, ontwricht te zyn , en de Slang
zou ’er door verflikt w o rd en zo o de lucht-
pyp , die voor in den bek geplaatfl is , geen
vryen toegang aan de lucht liet om ’er uit en
in te konnen gaan. De vierde is bleek blaauw,.
en met zwarte vlakken gefpikkelt, die twee
aan twee in order geplaatfl zyn : de vyfde is-
met halve roode ringen verflert; haare kleine
fchubben zyn zee-groen , dit vormt een
fchoone marmering : de zesde is oranje-ach-
tig rood: de zevende is afchverwig geel, deze
kronkelt zich, in bochtige vouwen om de
Rupzen aan te ta lten de achtfle is metfehub