.dere zyn niet,grooter als een peperkorl. De
Heer Lhinam befchryft ’er drie foorten van;
die van het eerfte, hechten zich op de Rot-
-Zen en.Keifteenen ; die van het tweede, op
de-Schelpen; en die yan het derde,_ tuflchen
.de p)anken der Schepen en ander houtwerk.
Eenige plaatzen de Wafaïfchhilzen onder dit
getal« $it,. waard.
' De Heer Anderfon zecht inderdaat, dat de
Zèèpokken diep in het fpek der Walviffchen
indringen,;; die gene die men- ’er ingevonden
h e e ft, wierden dopr wormen :be\vöpnt, en
aan de boyen. zyde met; een klein .geelachtig
yilesje befloten: dit foort van Schelpviflchen
hechten zich alleen aan zeer pudê viflehen
Wier vel door een lange reeks. van jaren on-
geyoelig geworden is. Het geen wy hier van
oe ,Ze’e-Pojftken zeggen , kan op de Bernakel-
•fchelpen toegepaft worden.
- Men vind dit foort van fchelpen op de
Z e e lu iten van Spanjen , Normandyen, Bre-
tagne, en elders—
Z E E - P R I A P E N , Pince. Volgens
Redt 5 zyn dit Infeéten die over de bodem
der Zee omzwerven , en die dikwyls in hunne
darmen niet.anders als,een zeer fyne zandachtige
zelfilandigheit hebben , waar mede
zy zich fchynen te voeden. Deze Schryver
geeft hen een hart, en voegt ’er' by dat zy
altoos aan de rotzen yaftgehecht zyn.
Z E E - P Ü Ï T A . A L , -Mufeld. Dus
noemt , men twee Viflehen, waar van de
eehe Getyeene Ze.é-P'uitaal, en de andere alleen
Zee-Puitaal genoemt word.
De G em e e n s Z e e - Pu i t a .a l ,. Mu-
ji'fila vulgaris , is een-.Zee-vifch van het gedacht
der Kabeljauwen , die zich met Gar-
ijalen-.eh andere kleine'yilTchen voed. Zyn
lichaam is .-bruin $ breed, en heeft géén fchub-
ben; zyn mond is vry wyd, en zyne tanden,
z-yn klein : het uit-einde van zyn onderkaak
ig met een wit baardje bezet; dat van de op-
perkaak heeft ’er twee , die zwart zyn : zyn
lichaam eindigt in een punt: een rechte lyn
begint aan de kieuwen , en .eindigt aan den
kop.: zyn vleefch is zagt en wryfbaar.^
: Het.andere foort van Zee-Puitaal is byna
gelykvórmig aan de voorgaande ; Ae vinnen
die hy aan de kieuwen heeft, hébben zeer
veel overeenkomft met baarden.
Schoöneveld, maakt van een levendbarende
Puitaal gewag, die de Dukfchers Aelguape
noemen: dit is de Rivier Puitaal: zie Puitaal.
Z E E - P Y P E N of B U I Z E N , Tubuli.
Dit is een geflacht van Schelpen die dus genoemt
worden, omdatzy , in’zekervoegen,
naar een blaaspyp gelyken. Men heeft ’er
van verfcheide foorten , die een wéinig van
"elkanderen in gedaante verfchillen. De Heer
d'Argenville maakt van dit geflacht van fchelpen
het derde gezin o f bende der Eenfchel-
pigef Y .
' Deze Schryver telt ’er v y f verfchillende
foorten van op. In de eerfte plaatïl hy de
geftreepte en gladde Wölfs- o f Oliphantstan-
den\ in de tweede de rechte; in de derde die
gene, die gelykvórmig aan een eenigzios gekromde
hoorn zyn, die géne die de gedaante
van wortelen hebben , de Zee-Pypen die
Wolfs- o f Öliphantstanden genoemt worden,
en de gedaante van een Na-terwortel hebben;
die gene die als een Roch gevormt zyn ; die
gene die wit zyn , en eindèlyk die gene, die
op het groene trekken. Hy Relt het vierde
foort uit hét Zee-Penceel o f de Gieter te za-
men, die van het Eiland Amboina kopmt;
en het vyfde foort v k i de Zee-Pypen , d,ie
men Antales noemt , waar van eeriige geel,
en andere wit zyn: de Ahtales.die het hoog-
Re gefchat worden , komen uit de OoR-In-
dië-n. |
‘ Alle de Zee-Pypen .waar van wy fpreken
leven gewonelyk eenzaam en afgefcheidëni en
geénzins in Volkplantingen ,.g é ly k d e Zee-
wormen, met welke mén hen niet Verwarren
moet , en waar van men de befchryving op
het woord Zeepoormen vind.
• De Gieter is , onder de Zee-Pypen , het
aan merkel ykRe. fo o r t: hy is om zyne; recht-
heit, en om de zonderlingheit van zyn hoofd
aanmerkelyk-, ’ t geen bywyze van een gi%er
dóorboort is. Ëenige Schryveren noemen
hem Phallus, dat is Priapus té zeggen 1 ,
Men geeft hem mede de naam , van Zee-
Penceel, om dat zyn hoofd met een aardbezie
, en een eikel bezet is., die met kleine
gaatjes doorboort zyn , deze zyn met, een
oneindig getal vezeltjes bezet, die vry wel
naar de hairen van een Penceel gelyken. Zoo
ras de viïch buiten het water is , vallen deze
vezeltjes a f, en men ziet alsdan een witte,
dunne en holle buis , die in;grootte-tot aan
het uit-einde afheemt, en epnige vouwen pp
zekere afftanden vormt.
. Niets,, zecht Sivammerdam , geeft, een
naaüwnaauwkeurigerf
denkbeeld van: den vorm der
fchelpen b als de.-Zee-py-pen :..,,dit zyn- enkelvoudige
;buizen , : die .alleen een-ige bochten
én fkrpnkeiiqgen naar harén-fpitzen top maken,
en zomtyds m.ede naar haar midden: inderdaat
voegt hy ’ér. by -, de fchelpen werfchil-
lén onderling niet als door de wyze, op welke
zy. hare onikleedzelen vormen , en door
eenige uitwendige veranderingen in derzelr
v e r . oppervlak te ns ,. als de kleuren , de op<-
zwellingen;, indrukzelen , bochtigheden ^
knobbelachtigheden , holligheden ,. e.n uittrekkingen
,. voegt -by d it , dat de hollig^
heit van de noot zich zomtyds verftopt,- en
geheeL vervult word , gelyk ik zelfs gezien
heb,. zeeht‘ h y , in de fchelpen der Hidsjes-
ilakkem. Men kan dus zeggen , dat :d.e we-
zentlyke; eepfchelpige fchelpen ,. -zich. allé
aan een grondvorm bepalen, die niets-anders
als e.en|kegé!ivormigO:.buis is,, die in verfcheide
trekkingen-gevormt word.
Men ziet zomtyds een -zeker- getal van deze
buizen,, toevallig ,byeen vergadert, en in
diervoegen.«dpor»een.geflingert, dat men ’er
geen de minte fchikking; in..opmerkt,, en alleen,
hunne., toppen kronkelingen , kleine
openingen - en monden ziet. Wat de Orgel—
pypen betreft, wy zullen ’ ér op het. woord
Z ee-Wormen van. fpreeken.-.
Z E E - R A K E T T E , Cakile^; Eenige
Sphryvers noemen dus deze Plant. Wat zy
ook zyn -mag , zy. groeit aan de verheven
zee- t r a n d e n o p teenachtige plaatzen, en
fchiet verfcheide teelen ter hoogte van een
voet ,uit. Hare bladeren zyn langwerpig ,.
meer o f min fm a l v e t , fch er p , en zoutachtig
van fmaak.. Hare bloemen , die een
purper kleur hebben , Igelyken naar die der
Raketten. Z y ,worden van korte en fpitzè
peul.en ge volgt, .die de gedaante van hetyzcr
van een;piek hebhén,-,: en ieder twee zaden
bevatten; men bedient, ’er. zich pp de plaat-,
zen van, alwaar deze plant groeit,. tegens de.
fcheurbuik en het nierkolyk. •.
Z E E -R A M o f Z e e -H a m e l , Ar les
piscis. Dit is een foort van.Vifch die men
dus noemt, om dat hy een witte kleur ,.en
een foort van kammen o f ;hoornén.. heeft,
die , .e.ven als die van den Ram , omgekromf
zyn.:.
Z E E - R I E T , Juncus mtirinm. Men t
geeft ^ezen.naam aan een ..foort van. fcherp.
Riet.- Het gedeelte van- dit Riét dat 'hét
laatfte uitfehiet, is-het malfte ;; dit is een
gped voeder voor allerlei foorten van vee',
na dat het in eed boute ‘bak, o f een ander
diergelyk werktuig gellampt is.
ZE ErRO EDE; Mentula tnarina, feu Genitale.,
Dit is 'een foört van Plantdier, ’t geen
de Natuurkundige dus genoemt hébben , om
deszelfs gelykvormigheit; met het mannelyk
lid.. G-esnerus , Aldrovandus , enz. onder-
fcheiden ’er twee foorten van. Men wil ,
dat deze Plahtdiéren , geen der viflchen tot
aas verftrekken-; en vólgens Belóh .‘en Rondelet^
vind men ’ér géén op dé ftranden , als
op de-plaatzen alwaar men Schotels heeft.
Z y hebben een rofle kleur , zyn fond , en
zomtyds een voet lang;,hunne dikte is.alsdan.,.
die vaneen middelmatige arm; en hun
lichaam bevat geen been: zy rékken zich uir^
blazen zich op , oP krimpèn- zich in , gelyk
de bloedzuigers. Hunnebewegingen zyn
langzaam',en zy fchynen in hunnen kronkelenden
vo'órtgartg., met knópen vervult, te
zyn.: Ik heb ’er gevonden die aan- dè flee-
nen onder het groote ból wérk van BreR
yaftgehecht waren ; zy waren in diervoegen
ingekrompen, dat èy niet meer als: de gróótte
van een Hoender-ei haddén, hunne huit was
zoo hard als leder, o f hoorn; zy fchèen my
gelykvórmig aan een kraakbeenige fchelp ,
die doorfchynende en gefimpelt is : de punt
van myn mefch , fchoót ’er veel' eerder op'
a f , als ’er in te dringen ; maar ik' flaagdé.
door gedult om haar te dóorboren , maar
zonder échter het dier te konnen noodzaken
om zich uit te rekken.
Wanneer dit Plantdier zich vrywillig be--
weegt, zoo word zyn hüit zagter , zoo ook
wanneer het fterfc. Het heefr een foort van
twee fnuiten die een Voet l ’engté hebben;
maar hunne • uirgeftrekthèic is ,;haau wlyks zes
vingerbreedtens , wannéér ;het hen uitrekt :
het is door middel wan de holligheden o f gaten,
die in deze hoornen zyn , dat het zich
zoo vaft aan de Reenen héfcbt. Uit het ach-
terlte gedeelte van zyn hóófd dóét het èen •
nïenigce'-'zöigers vó’onkdniên,; die niet dikker
als ha'aifbuïsjes zyn, hétbédiènt ’er zich van '
om allés' aan zyn mond te brengen wat zy
aanrakken.: 2yn mond fchynt met kleine :
beentjes bezet te zyn , dié hem tót tanden
verstrekken: hy is zoo .wyd om ’er vry groo- .
te fchelpen. geheel in-'tc-doen gaan. Zynen
drek is lymerig, -wie, en word zoo hard als
fharcu i