o f aan een ftormwind op Zee , o f aan een
zware regenbui , die dikwyl&met donder en
weerlicht, o f hagel, gemengt is; de wolken
werden alsdan geweldig beroert. Dit ver-
fchynzel is nooit algemeen; het volgt de
loopftreek van een geweldige wind, die b laaft
en rond draait; het doet zich Hier om dik-
vvylsmaar alleen in de uitgeftrektheit van zeer
weinige Landftreeken gewaar wórden, maar
het verfpreid ’er niet minder de fchrik , ver-
woefting en ontfteltenis door. Het is^ in
diergelyke omftandigheden , dat de bloeyen-
fte velden in een oogenblik in akelyke woe-
ftenyen verandert worden. De oorzaken der
Onweders , koomt met het ftëltzel der andere
verhevelingen over een, gelyk de Wind,
Donder, Weerlicht., Regen, enz. Zie deze
\woorden.
O N Z E R V RO UW EN BED STRO O ,
zie W i l d e T-h x m ,
O N Z E R V R O U W E N - D I S T E L ,
M e l k d i s t e l , o f W i l de A r t i s io k ,
Carduus tnarianus. Deze plant die in den
omtrek van Parys in de velden en onbebouwde
plaatzen groeit, werd mede Zilverachtige
Diftel genoemt. Haar wortel is lang, dik,
en fappig; hy fchiet een fteel uit die de dikte
van een vinger heeft, en gegroeft, en met
een dons bedekt' is , zyne hoogte is drie of
vier voeten , de bladeren zyn breed, lang,,
getant, 'met blinkende punten bezet, groenachtig,
en met witte'lynen enftippen gevlakt..
Haare bloemen koomen aan de toppen der
takken voort, by wyze van een hoofdje, dat
met harde en fcherpe punten gewapent is:
z y vórmen met elkanderen een tros bloempjes
die aan het boven gedeelte uitgefpreid,
in ftrookjes ingefneden zyn, en een purperachtige
kleur hebben; op dezelve volgen zaden ,v
welke aan die van de Wilde Saffraan gelyk-
vormig zyn , zy hebben pluimpjes , en een
zoetachtige finaak: dit is.een vry goedzweet-
dryyend en koortsbrekend middel: men maakt
meer gebruik van het zaad, als van de bladeren
«
O N Z E R V R O U W E N M A N T E L ,
zie L e e uwe n v o e t .
O N Z E R V R O U W E N M E L K -
K R U ID , Pulmonaria. De Kruidkundigen
onderfcheiden verfcheidc foorten van deze
plant: wy zullen, maar alleen twee foorten
aanhaleu , die byzonder in de Geneeskonft
gebruikt worden.
1. O nzer V rouwen M e l k k r u i d ,
mede L onge nk ru i d genaamt, Pulmona-
ria Latifolia. Deze plant groeit in de bos-
fchen , en op bergachtige en fchaduuwryke
plaatzen : w y hebben haar op alle de bergen
van Vrankeryk gezien, maar byzonder op de
Alpen en Pyrepeën. Haare wortel is w i t ,
harttevende, vezelachtig, en heeft een lyme-
fige fmaak : hy fchiet.een o f twee fteelen ,
ter hoogte van een voet uit, zy zyn hoekig,
wollig en purperachtig : eenige der bladeren
koomen uit den wortel vo o r t, deze zyn uitgebreid
en op de aarde verfpreid; andere hebben
geen fteeltjes , en o invangen de fteelen
der plant: alle dezé bladeren zyn langwerp
ig , breed, en eindigen in een punt, zy
worden door eert rib in de lengte dóofloo-
pen, zyn wolachtig, en gewonelyk met witte
vlakken gemarmert: haare bloemen worden
verfcheidè by elkanderen onderfteunt;
zy zyn kleine buisjes, die aan het boven gedeelte
als fchaaltjes uitgebreid zyn ; ieder der-
zelver, is in v y f deelen ingefnêêdéh, en haare
kleur is purperachtig o f violet : op deze
bloemen volgen vier rond achtige, zaden , die
in de kelken der bloemen bevat zyn.
' Men kweekt deze plant in de tuinen aan;
zy fpruit in het .begin van de Lente uit, en
brengt kort hier na haare bloemen voort: haare
bladeren verdorren in den Herfft. Ray
merkt aan , dat' dé Engeïfchen meenigvüldig
gebruik van.deze plant als van een moeskruid
maken , en. dat zy haar yjeruzalemfche , of
Bethlebemfche Salie noemen..
2. Het K le i n e O nzer V rouwen
M e l k k r u id , o f K l e i n L oNgekrui d,
Pulmonaria auguftifolia. -Deze plant verfchilt
van de vprige , hier in, dat haare bladeren
fmal zyn.: haare bloemen zyn eerft purperachtig
, en worden vervolgens blaauw: haare
wortel is vezelachtig, en word zwart wanneer
hy oud word.
Deze plant groeit byna overal in de bos-
fchen en het kaphout, op de bergachtige en
fchaduuwryke plaatzen : haare bloemen duu-
ren zeer lang.
Deze plant heeft een grasfmaak die 'eenig-
zins zoutachtig en lymeng is: zy is. zeer ver-
zagtende en wondhelende : men maakt ’er
gerfte waters o f foepen met kalfsmerg van ,
die men tegensdeborftkwalengebruikt,wan-
1" neeï
neer de fluimen zoutachtig, etterachtig, o f
Moedig zyn, dat is te zegen tegens de De-
mopthijia,.
O N Z E R V R O U W E N S C H O E N ,
P a p e n s gjïoen , Calcrolus mart anus , di t
is een plant die op de Bergen en in de Bos-
fchen groeit. Haare wortel is. dik en vezelachtig
: hy fchiet een fteel uit die omtrent
een voet hoog is , en eenige bladeren voortbrengt,
die breed, beurtelings geplaatft zyn,
•en naar die van de Weegbree gelyken. Des-
zelfs top || met ëen o f twee bloemen bezet,
die uit zes ongelyke bladeren zamen geftelt
zyn; v y f beflaan het boven gedeelte, en het
zesde, dat veel breeder is , vertoont in zeker
voegen, een fchóen : zy zyn geel o f purperachtig.
Op deze bloem volgt een vrucht,
die .de gedaante Van een Lantaarn aan drie
zyden vertoont, en die zaden bevat, welke
naar zaagzel van hout gelyken. Deze p<lant
is afvegende, en wondheelepde, wanneer zy
uitwendig gebruikt word,
O O G , OculuS: Het Oog is een der ver-
wonderenswaardigfte werktuigen die de dieren
van de Natuur ontvangen hebben : des-
zelfs gebruik is om de. verfctüllende voorwerpen
te onderfcheiden , die zich aan het
gezicht aanbieden : het .oog verfchilt in de;
byzondere Dieren, o f in gedaante, o f in de
werktuigelyke eigenfehappen. Zie het geene
wy hier van op de woorden S p in n e k o p ,
N e t s w y s oog in dat van I n s e c t , in dat
van Ka t , en in het artikel over de Zinnen-,
■ omtrent het einde van het woort M e n s c h ,
enz. gezecht hebhe. ■
© O G E N T R O O S T , Eufrafia. Dit
is een plant die zeer gemeen op de bergen,'
in de boffchen, en in de weiden is: zy heeft
een enkelvoudige, dunne, houtachtige,bochtige,
en met vezelen bezette wortel: hy fchiet
een o f meer fteelen uit , die omtrent zes duimen
hoog , dün , wollig , zwartachtig ,, en
dan eens getakt en dan weder naakt zyn : haare
bladeren zyn klein, geädert, blinkende,
in ’t ronde ingefrieden , en donker groen , zy
Lebben eenen lymerigen fm'aak die eenigzins
bitter is : haare bloemen komen uit den fenoot
der bladeren v o o r t, en vertoonen ëen muil
met twee-lippen , haare kleur is wit, en zy
zyn met geele en purperachtige ftippen ge-
fpikkelt: op deze. bloemen volgen kleine
vruchten o f zaadhuisjes ,• die in twee holljg»
s II. Deel.
heden verdeelt zyn, en kleine witte zaden bevatten.
Deze plant word/in de Geneeskonft gebruikt
wanneer zy bloeit; zy maakt de vochten
tot de rondvloeijing beter bekwaam, en
herftelt de fpanning van de verüapte vezelen
in de kliëren van het brein. Hier om zecht
men dat de Oogentrooft nuttig voor de oogen
is , en het hoofd verfterkt; zy verfterkt, in- ■
derdaat, het gezicht op een wonderbare wys,
en herftelt het dikwyls wanneer het verzwakt
is en gevaar loopt van geheel te verduifteren.
Zeventig jaarige grysaarts, welkers gezicht
door Boek-oenëning en waken , byna geheel
weg is , krygen hetzelve weder door het gebruik
van het fap van deze -plant, wanneer
zy het in de hoeken van de pogen laten druipen
, o f het met het poeder van Piffebedden
irmeemen, voor dat zy te bedde gaan. Eenige
Lieden rooken deze plant op de wyze
van tabak: men maakt ’er mede een wynyan
wanneer men haar in den Wyn-oogft , met
Moft kookt.
O O L I T H E N , deze n aam geven de Natuurkundigen.,
aan kleine rónde fteenachtige
lichamen, die een zekere overeenkomft met
de Cenchrites, Meconites,. Eijerfteenen, o f
met de Stigmites, Hammites, Pifolites, Or-
bites , Phacites , enz. hebben. De Heer
Schmidt, Hoogleeraar in de Antiquiteiten, op
de Univerfiteit te Bazel, die een Memorie
over de Oolithen, in ’t licht gegeeven heeft,
zecht , dat alle deze fteenen van eenen zeer
verfchillenden aart zyn ; en dat zy alleen naar
elkanderen gelyken, om dat zy een verzameling
van bolletjes zyn , die meer o f min rondheit.,
en allerlei foorten van grootte en kleuren
hebben, en uit verfchillende ftofFen be-
ftaan. Hy zecht, met reden , dat deze verfchillende
namen, een zoo groote verwarring
onder de Natuurkundigen veroorzaakt heeft,
dat het byna onmogelyk is om hen teverftaan.
De Heer, Schmidt tracht in zyne Memorie,
de waren aart der Oolithen: te bepalen; en
hy ftaat dezen n&am maar alleen, aan de ver-
fteende Vifch-eijeren, o f aan die van andere
water-dieren en infeélen toe , die tot de ei-
jerbarende dieren.behooren. Hier om vind
men , volgens hem , >de ware Oolithen , alleen
zeldzaam en in geringe hoeveelhejt. De
yerfteende zaden planten zyn niet ge-
meender , en hy befluit dat al het overige,
vporal de .onmeetbare verzamelingen van ronde
lichamen,- die zomtyds geheel e bergen
B b vor