'welke de Opfchuimloopende Planten, zich
-mede vafthechten ; de ondervinding zal lee-
Ten welke planten men verkiezen moet, om
vde plaats van de Hennip te, békleeden. ’ Men
merkt o p , datjde Opfchuimlopende Planten
-niet aan het voedzjel van een eenig foort bepaalt
zyn ; de Getakte Orobancbe bemint de
Hennip niet minder als de Krok , het WaU
jiroo , de Muizen doorn , de Kruisdifiel 9 de
■ kleine Kliffe n en andere,
Valfcbe' Opfcbmmiopende Planten*
De Heer Guettard leert , in een Memorie
van dè Franfche Akademie der Wetenfchap-
pen van Parys, voor het jaar. 1758 , dz.Jdal-
•fcbe Opfchuimlopende Planten kennen,
Deze; Planten zyn , volgens dien Schry-
ver , de Paddefl'oefen de Lichens , en de
klimmende Planten , gelyk de Klim-op, en
de Wynftok. van Kanada. De Paddeftpelen
•komen op de boomen niet voort als óp de
plaatzen op welke de boomen door een van
die kwalen aangetaft zyn , die hen verzwee-
ïingen veroorzaken : ,z y leeven van.de zeer
fyne aarde, die-de verderving van het hout
-voortbrengt, en mogelyk mede van de voch-
tigheit die 5e-r uitvloeit, maar dit gefchied altoos
zonder hen eenig nadeel door zich zel-
ven toe te brengen ; zy verfchillen hier in
zeer veel van de eigentlyke Opfchuimlopende
Planten , die de boomen zelfs wonden veroorzaken,
in welke zy de zuigers vafthech-
ten die haar dienen om ’er het lap uit te zui-'
gen. De draaden der Lichens dienen haar alleen,
om zich aan de lichamen te kleèven,aan
welke zy zich vafthechten : wy zeggen de
lichamen, want men vind ’er op de fteenen,
TOtzen, dakpannen, en zelfs op de verglaasde
vaten, welke haar voorzeker geen fappen
verfchaffen konnen, die in ftaat zyn om haar
te voeden. Het moet dan zyn dat deze Planten
, die in ’ t geheel geen wortelen hebben
die haar konnen doen leeven, gelyk het Wier,
uit blaasjes zyn te zamengeftelt, welke met
elkanderen geen gemeenfchap hebben, en alleen
van de vochtigheit leven die zy inzwelgen.
Onder de Liehens heeft men een foort
welkers deelen om zich vaft te hechten., zeer
zonderling zyn. Deze Lichen , kleeft zich
met haare bladeren aan de boomen , welke
zich ’er zoo naauwkeurig aan vafthechten ,
dat z y het uitwerkzel van nat leder op een
glad lichaam doen ; zy drukt, in zeker voegen,
haar afbeeldzel op de fchors der hoornen,
die op deze pkatzen. minder dikte a]s
op de andere verkrygt : de Mofchplanten die
van de Lichens verfchillen, en die men voor
wezentlyke Opfchuimlopende Planten heeft aangezien
, zyn echter niets anders als valfcbe
Opfchuimlopende Planten; , men bewyft dit
om dat zy niet door de fchorïïen der boomen
dringen ^ en dat zy op de rotzen leeven in
een woord , ,zy leeyen gelyk alle dq 'valfcbe
Qpfcbuimlopende Planten, alleen van .de vochr
tigheit der lucht en het regenwater dat 2y op
de lichamen by een vergadert vinden. welke
z y bedekken; ,m-aar zy trekken uit deze lichamen
niets tot haar voedzel.. De Klim-op
en de Wynftok van Kanada hechten zich aan
de boomen door een meenigte takjes ;- maar
deze takjes, zuigen geen fap uit de boomen j
en dienen, de Plant alleen om zich vaft te
hechten , en om zich onderfteunen. Volgens
het . zeggen -van Malpbigius , . vloeit ’er
uit deze takjes een foort van terp en ty 11, welkers'kleverigheit
hen aan dé lichamen. vail-
hecht. Het is zeker dat de Heer Guettard ’er
.noch luchtgaten, noch Zuigers,,-niets,in een
woord, in ópgemerkt heeft dat he,t kenmerk
van een werktuig is’ , ’t geen dienen kan, om
in de boomen in te dringen, én ’er het fap uit
_zuigen : men bewyft dat deze planten haar
voedzel niet uit de boomen trekken , om dat
zy aanftQnds fterven zoo ras men de gemeenfchap
tuflchen de.ftam en de wortel die inde
aarde is belet.
Hoe het ook zyn mag , alle deze Valfche
Opfchuimlopende Planten benadeelen de. boor
men , om dat zy het regenwater en andere
vochtigheden der lucht op de fchors langer
houden'als rioódig is ; ’t geen verrotting en
inkankéring kan veroorzaken , die eindely^
dodelyk voot den boom word.
Spons-,Plant*
De Spons-Plant o f Rivier Spons, Spon-
gia fluviatiüs, van welke de Heer de Reaumur
, in de Memoriën van de Akademie
der Wetenfchappen van Parys, een Befchry-
ving gegeeven heeft , fcheen ons ,. 'in zeker
voegen , door. een . Zoetwater Polypus
gévormt te zyn ; maar de. Heer Bernard de
ff-uftieu, dien uitmuntenden Waarnëemer der
Natuur , heeft ons verzekert dat, wat na-
fporingen hy ook gedaan heeft , hy ’er echter
nooit een eenige in heeft konnen ontdekken.
Deze Plant,. zecht de Heer de Reaumur,
' #
die geen wortel fchynt te hebben , heeft tot
een grondflag , een fóort. van zeer breed en
plat lichaam , dat de gedaante van een plaat
heeft, met welke zy de lichaam en bekleed
op welke zy groeit , ten naaften by-gelyk zekere
foorten' van mofch. . Deze plaat is zeer
fterk aan deze lichamen vaftgehecht; .zy kleeft
’ er door een foort van lymerigheit aan , met
welke deze Plant geheel vervult, i s ; uit deze
plaat verheffen zich takken die alle ten naasten
b y , gelyk die van het Koraal gefchikt
zyn; deze takken hebben de lengte van twee,
drie o f vier duimen , en twéé p f drie lynen
middellyn; zy zyn hobbelig én ruuw.
De Heer de Reaumur .heeft deze Plant in
dcSèine gevonden, zy'was aaneen der Stee-
ne pylaren va n _ He Ppnt-neuf te Parys , vcr-
fcheide duimen'onder het water vaft gehecht.
Zy .fchiet haare takken, gewaonelyk in.de hck-
montaïe lyn u it , dat is te zeggen, evenwy-
dig met het 'oppervlak yap het water ., maar
zomtyds ziet men henïpödlynig mét het vlak
der fteenen gèplaatft , aan welke zy vaftge-
hecht is.'' ,
De kleur vari de Rivier-Sponé, wanneer
men haar uit hét water néémt, is bleekgroen,
’t geen op het bemorft.geel trekt. .. De Heer
de Reaumur heeft échter opgemerkt, dat in
lietjbegin van July, de iiiteinoens van alle de
takken geelachtig wit waren wèïke jioch
bleeker als het citroengeel is , óm dat in deze
plant toen waarfchynelyk hét fap opklom
en groeiden.
Wanneer deze Spons droog is, zoo is zy
zeer breukig;. met het blóote.oog befchouwt
zynde , zoó fchynt zy gekorrclt té zyn , en
men bemerkt ’er‘ eenige gaten o f poriën in,
die vry gtöo izyn , zy zyn ' in prdér géfqhikt
en gejykcn' volkppmen' aan dé pp.ening der
Zee-Spons ; rfia'ar 'wanneer men zé door een
Tergrootglas beféhoüwt, zoo., word' jijen gér
waar dat zy met een" oneindige'meenigte kleide
gaten doorboQrt is , die met een iymachtige
ftoffe vervult zyn , en derzëlver randen
zyn met een meenigte kleine , en byna, onmerkbare
hairérï bezet. Wannéér men het
vel met deze1 Plant wryft , zoo ontftaat ’’er
eem yry aanmerkejykë ipodhèit, op , Zónder
eenige aanmerkeïyke zWéllihg, cjit.is. van een
branding vergezelt die ten naafteij by gelyk
aan die i s , welke men gevoelt een uur na dat
mén brandnetelen aangeraakt heeft, en wan-
^eer men hét gedult gehad, heeft pm niet te
krabben. Déze brandende j,éukihg heeft den
Waarneemer byna , .acljticri. uuren gevoelt,
■II. Déél,'
welkers befchry ving wy hier gevolgt hebben.
Hy denkt dat dit door de kleine hairen veroorzaakt
word, die uitwendig de randen van
de poriën boorden , en in de huit indringen.
Wanneer men deze drooge Spons weder
iti het watér leek t, zbp neemt zy byna haare
yoorige uitgébreidheit en zagtheit weder aan»
Men kan vervólgens ’er het water uitdrukken
dat zy ingezogen heeft, .gelyk men zulks
de andere,Sponffen doet; -inaar wanneer men
haar ,te fterk drukt, zoo breekt zy. Einde-
lyk , na dat zy yerfchei.de malen in het wa-
ter gelecht en geejroo-gt is, zoo laat men paar
yppr hq-t laatft droogen, zy neemt alsdan een
afciiverwige kleur. aan , én verheft haaren
vifchreuk die zy eërft heeft , en die haar na-
tuurlyk is.
P L A N T A N O. Dit is een boom die op
de Canarifche .Eilanden , aan de oévers der
beeken-groeit., Hy fphiet tér hoogte van een
Appelboom op : de zélfftandigheit van. zyn
ftam heeft veel overeenkomft met de fteel
jyan dé Kóól. Zyne bladeren zyn een elle
lang , en zy zyn dik ; zy komen in een bos
uit den kruin van den boom voort. De vruchten
zyn in troffen by een verzamelt,- welke
uit zeftien tot dertig en veertig zyn zamen-
geftelt; zy hebben ten naaften by de gedaante
van een Konkommer, maar zyn veel dikker
; wannéér zy ryp zyn , zoo is. haar fchors
zwart, maar het inwendige is fchoon göucf-
geel, en deszelfs fmaak is zoo uitnement,,dat
men zeggen kan, dat’er geen confituureh zyn
welke het in aangenaamheit evenaren. Deze
boom geeft , zoo men zecht, maar eenmaal
vruchten , waar na men Hem omkapt. Uit
dezelve worte^, koomt een anderen boom
voort, en méir doet dus alle jaren. De Ka-
narifche Eilanden zyn vruchtbaar in uitmuntende
vruchten » gelyk Appelen, Peren, Meloenen
, Limoenen , Oranje-appelen , Granaat
appel en | Vygén , en Perzikken. De
wyn die zy vóórtbreng^heeft een uitmuntende
hoedanigheit: men; heeft *er drie foorten
van, die ouder de naam van Kanarie zvyn o f
Sek , MalvQzy ivyn , en wyn van Kerdona,
bekent zyn. . De Epgelfchen verwarren hen
alle drie onder dc naam van Sacb, Men zecht,
dat de eerfte Wynftokken doof de Spanjaarden,
van Kandia op de Kanarifche Eilanden
overgebracht zyn. Hiftorifche Befchry ving der
Reizen*.
R r PLA