nen , om dat ’er het graan in een (laat van
frisheit in bewaart word , die zeer nadee-
lig aan hunne vermeerdering is. -
Een Hoefpachter , die meer als duizent
vierkante voeten Tarw te bewaren heeft,
kan met weinig kóften een kleine ftoof van
v y f o f zes voeten in het vierkant, van horden
vormen , die hy door middel van een
groot kontoor met kooien verwarmen kan.
l)e hitte der ftoof die vereifcht word om het
graan volmaakt te droogen, moet van 50 tot
60 graden zyn ; men ontdekt dat het graan
volkoomen droog i s , wanneer men het tus-
fchen de tanden verbreekt, en het gelyk een
ryft-korl aan ftukken fpringt, zónder dat ’er
de tand eenige indruk op maakt. Het is in
de opgenoemde Werken dat men een omftan-
dige Befchryving , van alle deze Onderwerpen,
zoeken moet.
Ondanks de groote zwarigheden die zich
in het bewaren van het graan opdoen, zoo
heeft men echter het voorbeeld van een koren
magazyh , in de Citadel van Meuz , in
welke de Tarw 132 jareri zonder-te verderven,
bewaart is ; gelyk men zulks uit de dagtekening
ontdekte , die in het Graan zelfs getrokken
was. Men bakten ’er in het jaar 1707
brood van, deKoningvan Vrankryk, en ver-
fcheide van zyn Hóf, aten van het zelve, en
vonden het zeer goed. Alle de gunftige om-
Handigheden waren hier ongetwyfelc veree-
nigt, om dit graan te bewaren. Op deszelfs
oppervlak had zich een korft gevormt, die
het meefte tot deszelfs bewaring toebracht.
Men zecht, dat de Inwoonders van Metz gewoon
zyn om dus graanen in onderaardfche
plaatzen te bewaren, en dat zy zeer zorgvuldig
zyn, om ’er, door middel van Kalk, een
korft op te doen voóxtkoomen. Het Graan
dat op de oppervlakte lecht, fchiet, en geeft
een fteel uit, die des.winters verdort. Hier
na is men verzekert dat den koorenhoop niet
verderven zal , en men ziet ’er niet weder
naar om , voor dat den nood de Inwoonders
hier toe dringt.
T A S S A R T . Vol'gens Ruïfcb , is dit
een groote en verflindzuchtigen Zee-Snoek:
fchoon zyn- vleefch hard en moeyelyk om
gaar te kooken is, zoo heeft het echter een
uitmuntende fmaak. Men vangt dezen Vifch
gewoonelyk tuffchen twee Eilanden, op
plaatzen alwaar den ftroom fterk- gaat, ende
Zee fterk beroert, word.. De Vader du Ter.txe
zecht, dat zy -, die te dikwyls van dezen
Vifch , o f hem half gaar eeteti, aan gal achtige
kolyken , o f overlopingën van de lij*
onderhevig zyn.
T A T A U B A . -Dit is een Braziljaan-
fchè Boom, die zeer hoog gefchat word. Hy
brengt een vrucht voort die men met Wyn
en Zuiker e e t , en een der aangenaa mfte gerechten
van dit Land uitmaakr. Deze vrucht
bevat een zeer groot getal witachtige zaa-
den.
■ T A T I. Dit is een kleine Indiaanfche
Vogel , dié aanmerkenswaardig om zyne
klein heit, en de vorm van -zyn en neft is :
dit is het Vogeltje-VHeg. Zie iv o l ib r ie t je
_
T A T O U , Dus noemt men een ge vingert
viervoetig D ie r , dat men in de beide
Indiën , en in Afrika vind. Het. is : met
fchilden bedekt, en met eenige hairen bezet
die over zyn-lichaam hier en daar ver-
-fpreid zyn : het heeft vier vingeren aan de
voeten, uitgezonden het foort dat men Ta-
tou Cynocophahis ., dat is te zeggen , met een
Hondskop, noemt, ’ t geen ’er v y f heeft?' De
Heer Linnms haalt drie foorten van Tatous
aan. De kop van derr gemeenen Tatou is
langwerpig, gelyk die van een Varken : men
heeft ’er eenige die de grootte van een Varken
van een maand verkrygen; maar zy zyn
veel dikker r de Spanjaarden noemen hen Ar-
madillo. Tatou is een Caraïbifche .naam: 'de
Portugezen geeven hen de naam van Sneuber-
dado; de Italianen , me van Bartado^ de In-
wooiiders van Nieuw-Spanje , die van Cbir-
guincus, o f Cajamin ;. -onder de Indianen
draagt het de naam van Ajatochtlï. Wy hebben
van dit zonderlinge Dier op het woord
Schildv arken gefprooken* Seba geeft mede-
de na.atn van Tatou ', aan den. Duivel van Java
en Tajowan: dit is de Schubhaagdis-. Zie
dit laatjte 'woord.
T A U R A C O . Men geeft dezen naam
aan den Vogel die men ''ai.wders Kon'tng vaw
Guinée noemt, en dóór Albm de naam van
Gekroonde Vogel van Mexico , gegeeven is ;
fchoon men-hem in het Zuidelyk gedeelte van
A frika , omtrent het Koningryk Congo , en
niet verre van de Grenzen van'het Land van-
de Kaap de. Goede Hoop vind,, hy heeft twee:
vingeren > aan de voor- en achter, zyde der
pooten.
T A Y B A Y B A . Dit is een Heefter die
op het Eiland Teneriffe groeit : men drukt
V een melkachtig fap uit , ’ t geen binnen
weinig oogenblikken ftremt, en een uitmuntende
Vogellym uitmaakt*
T A Y O V E , Dus noemt men de Caraï-
bifche Kool j die men in Guajana aankweekt:
haar wortel is de befte koopwaar van Guaja-
11a; hy voed fterker als de Igname; men plant
hem in ftukken, en hy geeft, om dus te fpree^
ken, drie malen in een jaar, vruchten. Vier
maanden na dat hy geplant; geweeft is ■, delft
men aan den voet mer'omzichtigheit, om alleen,
de volwaflchen wortelen uit te graven:
men-bedekt dfe gene die zulks noch niet zyii
weder met aarde, om hen, vier maanden hier
na, uit te delven*. Eindelyk graaft men ten
einde van een jaar, den geheelen wortel uit;
men bereid ’er een pap van , o f gebruikt hem,
by gebrek van Rapen in de Soepen, aan welke
hy zecht .de Heer de Prefontaine, een
goede fmaak geeft* Zie; de Befchryving van
deze Plant, op het woord E g y .p t i s c h e
Kai/f S V OET.
T A Y R A . Dit is een foort van groote
zwarte Wezel, waar van de Heer Barrere
fpreekt. ’Wanneer dit Dier zich aan een
boom wryfc , zoo Iaat het ’ er een fmeerige
vochtigheit aan gehecht, waar van den reuk
veel over-een-komft met die der Muskus
heeft.
1 T E C H N O M O R P H l T E S. Dé
Natuurkundigen geeven dezen naam aan
de Steénen die Teehnique 'afbeeldingen be*
vatten; dat is te zeggen , die naar lichamen
gelyken , welke door konft voörtgebracht
zyn.
zoo ook de kop en de dyen : de voorfte
pooten hebben vier vingeren , en de achter«
fte vyf.
T E C U N H A N A * Dit is een Brazil*
jaaiifche Haagdis, waar van het opperfte gedeelte
van het lichaam , en die van den kop
en ftaart , met ftreepen van verfchillende
kleuren verziert zyn : die gene die langs den
rug loopt,'is met bruine vlakken geflipt; de
andere ftreepen zyn blaauw , met zwart gevlakt
, en met geele ftreepen'geboort: het
overige is helder'blaauw, en.met zwart ge=
vlakt: de dyen, voeten en vingeren, zyn bleek
blaauw, en met wit gevlakt, haar ftaart
is met een groot getal donkere bruine ringen
geringe. Seba, Thóf.l. Tab. 91. n. 4,
T E E K T , Ricinus. D it is een klein
zwartachtig- Infeét, dat een hardachtige huit,
zes pooten aan den hals , en een fcherpe bek
heeft, die kort is , en die de gedaante van
een fchuinze ruit heeft: het is gedüurende de
groote zomer-hitte, dat dit irifeéï in het
vleefch der Dieren voortkoomt, en de ooren
der Honden , OfTen , enz. doorknaagt *, het
barft wanner het met bloed opgevult is.: en
het kan -zeven dagen zonder voedzel lee*
ven*M
en vind zomtyds mede in de vachten der
gefchore Schaapen een foort van Teekt > die
men in ’t Latyn Reduvius noemt; de rug van
dit Infeótis afchverwig , en met drie kleine
zwarte vlakken gefpikkelt ; het heeft de gedaante
van een Hart; het zuigt het bloedde*
zer Dieren , en kan in deze vachten leevens
hét vlakt de Wol zoo fterk met een groene
kleur, dat men deze naauwlyks met een hee*
te loog kan dóen verdwynen : het kwelt de
Geiten, OfTen| en zelfs de Menfchen* Deze
T e e k t , is waarfchynelyk een foort van
Platluis. 'Zie dit woord.
T E E L I N G , zie T a a Lin ö .
T E E R , éie P y b o o m. Men geeft d©
naam van Teer van Barbados, aan de Ame-
rikaanfehe Peter-Olie. Zie P e t e r - O l ie .
; T E G E N G I F T -W O R T E L , zit
C oN T kA -Y E R V A .
T E J U G U A G U , Dit is ëeh foort van
Braziljaanfche Haagdis, die een zekere over-
eenkomft met de Luguaan heeft: zy verfchilt
L l l l I ’ ’er