fchynt *er van te verfchillen. Volgens Ray,
heeft men ’ er die hondert ponden weegen :
men vind hen^ in de Middelandfche Zee op
de flyk en flibachtige plaatzen ; zy eeten
Viftchen en Planten; zy zyn zeer vleefch-
achtig , en men vind meer als een duim dik
fpek o f vet op eenige plaatzen van hun lichaam:
hun vlcefch heeft een vry goede fmaak*
Het byzonder kenmerk van den waren Z ee-
V ö s c h , is , dat zyn lever in twee kwabben
verdeelt-is, dat hy v y f kieuwen aan iedere
zyde , eu afhangende punten aan de
vinnen heeft, dat zyn ftaart als een fys ge-
vormt, en zyn keel zeer wyd is,
Z E E - V R O U W , M eerm i n , zie
Z ee-M ensch.
Z E E - V U U R , St . E lm o o s V u ü r.
Deze naam geeft men aan kleine vlammetjes
die men op Zee by onweders op de maften,
vlaggen , en andere uitftekende deelen der
Schepen 2iet. Dit verfchynzel is zeer gemeen
op de fchepen die door ftormwinden
in de Indifche Zeën belopen worden : deze
kleine vlammetjes vallen hier en ginfch op
de fchepen neder, zonder hen eenig nadeel
toe te brengen, en bygevolg zonder hen in
brand te fteken o f te doen zinken, wat ’er
Plinitis en Cardanus, ook van beuzelen mogen.
Deze vlammetjes die men mede Caftor
en Pollux noemt, zyn niets anders als een
electriêk vuur.
Z E E -W A T E R S P R O N G . Dit is
een- zonderling voortbrèngZel van de Kaap
de Goede Hoop , dat men by den eerften
opflag voor een Spons ó f verzameling van
Mofch, zou aanzien; zy hecht zich Zeer vaS
aan de rotzen om de winden en baren te we*
derftaan ; hare kleur is gróenachtig : deze
Zee-Waterfprong, geeft van zich zelfs , een
waterachtig vocht uit. Het gene óns dezelve
als een Plantdier doet befchouwen, i s , dat
zy inwendig een vleesachtige en vormeloze
zelfftandigheit bev at, die men voor de maag
van een vogel zóu aanzien: men befpeurt ’er
geen het minfte teken , van eenig dierlyk
leven in ; maar zoo men haar fflaar eenigzins
aanroert , ' zoo werpt zy door twee Of drie
kleine openin gen , vry fchOöfi ê waterfpron-
gen uit, en hervat dit zoö dikwyls als men
’er de hand aanbfengt, tot daf dêszèlfs bewaarplaats
üitgeput is i dit allés duid aan *.
Z E E -W IN D Ë . Z E E -W O L F .
ï
dat dit een Holoturie of een foort van Plant*»
dier is»
Z E E -W I N D E , Saüt ene l l e , SoU
danella, Dit is een Plant die menigvuldig
op de zandachtige Stranden der Zee groeit;
haar wortel is dun en vezelachtig : hy fchiec
verfcheide dunne , buigzame , rankachtige
roodachtige en over de aarde kruipende ftee- '
len uit; de bladeren zyn byna rond, glad,,
blinkende , gelykvormig aan die van de kleine
Gouwe, maar veel dikker, met een melkachtig
fap vervult, en aan lange fteelen vaft-
gehecht: hare bloemen zyn klokken met omgekeerde
randen, gelyk die der andere foor-»
ten van Winde , vry groot en van een pur- ’
perachtige kleur : z y vertonen zich in den
Zomer: ’ er volgen rondachtige en vliesachtige
vruchten op , die hoekachtige zaden bevatten,
die gewonelyk zwartachtig zyn.
Men bekopmt deze Plant geheel gedroogt
met haren wortel : zy heeft een fcherpe ,
bittere , en eenigzins zoutachtige fmaak : '
men befchouwd haar als een goed water-af-
dryvend purgeermiddel; en men maakt ’er'
met nut in de waterzucht gebruik vàn, als-;
mede in de beroerdheit en de rhumatismus.-
Men geeft het poeder van deze Plant gedroogt
zynde,van een half vierendeel löots, tot een \
vierendeel loots: zommige geven het tot eeii
half lo o t, met vleefchnat in.
Z E E -W O L f . Alle Reizigers zeggen,
dat dit een halfflachtig Dier is , dat zich, om
dûs te fpreeken , alleen met vifch voed,
Eenige fchryven het vier genagelde pooten
toe: andere twee, benevens twee gepalmde
handen , die naby den. ftaart geplaatft zyn.
Men ontdekt in hunne befchryvingen . kenmerken
, die zeer toepaflelyk op de Phocaö
o f het Zee-Kalf zyn : zy zyn beide met een'
zeer glad en met dichtftaande hairen bedekt-
vel , bekleed ; zy hebben een zelfde wÿze '
van voortgaan, fnorken en knorren ; zy zyn'
beide onderhevig om door een fterke bloed-
ftorting te fterven , wanneer men hen op
den neus flaat : ' hun vleefch heeft een gely-
ke kwade fmaak , en fmelt byna geheel tot
traan.
Schoon verfcheide Natuur-Onderzoekers 1
neigen om te gelóöveft dat de Zee-Wolf én
de Phoeas van elkandcren verfchillen , zôô .
geloven wy echter dat de een en andere tót
het zelfde foort behöoreo ; maar dat z y vol- '
gëiTó'
ens hunnen ouderdom, Sexe, o f de Z e e ,
ie'/y bewonen , onderhevig zyn om te ver»
fchillen. Dit zyn de aanmerkingen, die wy
gemaakt hebben na de befchouwing van een
menigte van deze. Dieren/, opgezet zynde,en
waar van eenige , in de Zuid- en andere in
de Noord-Zee gevangen waren.
De Indianen, van Chiloë , droogen ’er het
vleefch toe huirvoedzel van : de Franfche maken
’er mede eraan toe hun gebruik van de fcbel-
pen van. Men kan hen zeer gemakkelyk vangen.
De Noordfche zyn zoo groot als groote
Waakhonden; de Peruviaanfche zyn omtrent
twee. voeten lang; hun vel dient om die
fchuitjes zamen te ftellen die men met wind
opblaaft , en waar van de Amerikanen zich
bedienen.
De Groenlanders gaven voormaals de naam
van Zee-Wolf o f Ha ai-vifch , aan de Schop-
Haai: andere hebben de Zee-Wolf de naam
van, Zee-Hond. gegeven om de gedaante van-
zyn kop.
. Behalve deze halfflachtige Zee-Wolf, maken
de Reizigers en Natuur-Onderzoekers,
noch van twee verfchillende foorten van
Viftchen, onder de naam van Zee-Wolf melding
:. de eerfte word alleen. Zee-Wolf genaam
t; en de andere Gemeene Zee-Wolf. Zie
hier achter hunne befèhryving.,
Z E E -W O L F ' , fupus tnarinuspisers*
Dit is een Vifch met zagte vinnen, die geen
fchubben heeft, en zeer verflindzuchtig is-
Zyn vel is glad, en byna gelykvormig aan die
der Aaien : hy is blaauwachtig en met zwart
gefchaduuwt: zyn kop is groot,, en even als
by wyze van een dolk te zamen gedrukt, en
zyne wangen zym opgeblazen : zyne tanden
zyn zeer te duchten, en zy zyn zoo fterk en
groot als die van een Kat van zes' maanden.
Hy heeft een vin die met zagte doornen beze
t-is , en. zich van den kop tot den ftaart-
ukfpreid. Hy heeft naby de kieuwen twee
groote ronde vinnen. Men vangt- de.zen
Vifch in Engeland in het Hertogdom York,,
en in Northumberland,
Z E E -W O L F £ G em e e n e } Z ee-
S noejc , Lahrax. Dit is een uitmuntende
Vifch van onze Zeën , die dootnachtige vinnen
heeft, zyn muil is altoos ge-opent, eh
hy verflind zynen prooi zeer ras, dit veroorzaakt
dat men hem zeer gemakkelyk vangt..
Men onderfcheid twee foorten van gemeene
Z.e.e.-Sqoeken ;,de rug. van den-eenen is tusfchen
het wie en blaauw ; en den. anderen
heeft geen vlakken. Men vind den een en in
de Zee en in de zoute Kreken , en den anderen
in de monden der Rivieren; dezelaat-
fte , brengt twee malen in het jaar, jongen
voort-
De Gemeene Zee-Wolf o f Zee-Snoek, is een
groote en dikke Vifch , die met middelmatige
fchubben bedekt is; zyn kop is groot, en
' de opening van zynen mond wyd : hy heeft
zeer kleine tanden in de kaken , dit veroorzaakt
dat hy niet veel kleine viftchen ver-
flinden kan ; maar hy heeft in het gehemelte
kleine ruuwe .en fcherpe beentjes. Zyne-
pogen zyn groot: dit Dier gelykt vry wel
in de geftalte van het lichaam naar een Salm.
Deze Vifch heeft onder den angel van den
rug, een ledige plaats , die met lucht opge-
vult is : hy heeft vier kieuwen aan iede»
re zyde. Naby en onder deze kieuwen, zyn
vier vinnen geplaatft; op den rug heeft hy
angels, die lpits , ongelyk , en aan een dun
vel vaftgehecht zyn. De vin naby den ftaart
heeft maar een eenige angel ; die van den
aars heeft ’er drie : ny heeft in het geheel
acht vinnen. £ Het voedzel van dezen vifch
beftaat uit viftchen, kleine Schaal viftchen,
en zelfs Wier. Schoon hy zeer zwelgzuch-
tig. is , zoo is hy echter zeer zorgvuldig om
te vermyden dat hy geen van die kleine Garnalen
verflind, die een kleine hoorn op den-
kop hebben , om dat deze zyn gehemelte
doorboren zouden.
Men vind twee fteenen in den kop van
dezen Vifch, De Viftchers hebben opge-^
merkt, dat de oude Zee-Snaeken , wanneer
zy op het water zwemmen, dikwyls door
de koude ömkomen ; de jonge onthouden-
zich-alleen omtrent den bodem der Zee, De»
ze Vifch word gemakkelyk , om zyne groote-
vërflindzucht,. met den angel gevangen; by
bezit mede de liftigheit om zynen ftaart in-
het Zee-zandin te drukken om dat de nekten
der Viftchers over zyn lichaam gaan zouden..
'
Het vleefch van dezen Vifch , voed weinig,
en is in den t y d d a t hy zyne kuit fchier,,
niets hut. De befte Zee-Snoeken , zyn diegene,
die in de volle Zeeleven : men zout.
en droogt hunnen kuit, geiyk die der Harders:
De Heer Barrere zecht, dat men mede-
twee foorten van Zee-Snoeken , op het Eiland
Cayenne heeft: een, die men in de Rivier
en. vangt, en zeer uitnement i s ; en een
anderce