putten. Men noemt hen Water-piJTebed-
■den.
P I S S E R E D -R U P S . Deze Rups
word dus genaamt, om dat-zy-niet veel groter
als een Piffebed is; haarlichaam is op dezelve
wys gekro-fnt, èn haren buik is platachtig.
Men'vind ’er fóorten van op de; Eiken
. en Olmbomen, welke een weinig verfchillen;
zy zyn ffchOon groen i én m'et korte en dicht-
fta^ndö hairen bezéti* Deze Rupzen hangen
zich aan een zyden band op, om in popjes te
veranderen. op liet woord R u p s , het
artikel R upsen d ie z i c h o p h a n g e n ,
dekofift welke zy bezitten om dit te verrichten.
De Vlinders- die' uit rdé Piffebed-Rups
van de Olmbóm-en VQörtkoonat, is licht bruin
en eenigzinS'FOodach'dg', fiet-onderfte gedeelte
van- zyne vleugelen heeft een ftreep, van
kleine rbode vlakken die een ronde gedaante
by wyze van oogen hebben , en in welkers
midden een zwarte kring is.
> P I S S E R . Deze naam geeft men in Amerika
aan een Rotshoörn, om'dat zyn vocht
eens klaps uiewerpt, ’t geen het Purper is:.
zie R OTS-Ho ORNS.
P I S T A S S E N B O O M , St. T e un i s -
N ot e n b o om , Therebintus Indica. Dit is
een Boom die natuurlyk in Perziën Arabiën,
Syriën, en Indiën groeit: men kweekt hem
mede op het Eiland Chio , in Italiën , en in
de Zuidelyke Landfchappen van Vrankeryk
aan; hy behoort tot het geflacht van den Terpentynboom
, welke mede een foort van Pis-
taffen voortbrengt j die niet grooter als Erwe-
ten zyn; dus is de naam van Terpentynboom
die van den wilde Pifiajfenboom. W y zullen
e e r il, de gemeene o f aangekweekte Indi-
aanfche PiftafTenboom befchryven. Zyn ftam
is dik, zyne takken.zyn zeer uitgebréid,met
een afchverwigè fchors bedekt, en met bladeren
bezet die aan lange ribben vaftgeheeht,
en in paren byeen gefchikt zyn ; zy gelyken
vry wel naar de bladeren van den gemeenen
Terpentynboom , maar zy zyn veel grooter.
Onder de PiftafTenboomen heeft men ’er wélke
mannelyke, 'en andere welke vrouwelyke
bloemen voortbrengen ; de eerfte zyn in een
foort van katjes die niet zeer zamehgep&kt
zyn , en de gedaante van druiventroffen hébben
, by een gefchikt; iedere bloem is met'
een kleine fchub bezet, zy hebben geen bladeren,
maar een gemeene kelk, die klein en
in v y f deelen ingefneeden is , benevens vyf
zeer kleine helmftyltjes, welke lange, rechte
eironde., en vierkante helmftyltjes onder-
fteunen. De vrouwelyke bloemen groeijen
mede bywyze van druiftroflen ; zy hebben
geen bloembladeren; hun kelk is Zeer klein
en in drie-deekn gefcheiden, hy onderfteunt
een vruchtbeginfel dat eirond en met drie
ftampers bezet is , welke gékromt zyn , en
eenigzins groote en ruige mondjes hebben •
zy bevatten gladde en èironde Amandelen ’
welke men Ptfiafen , o f St. Teunis-Nooten
noemt.
Dus zyn de vruchten van de PiftafTen-
boomen, kleine Nooten , die de gróótte en
gedaante ■ van Olyven hebben ; zy hebben
twee fchellen; de buitenfte is vliesachtig en
rosachtig graauw; de binnenfte is hoütach-
tig, zamengepakt, hart, ligt en wit: de amandelen
die zy bevatten zyn bleek groen, vet
olieachtig, vry aangenaam van fmaak , en'
met een rosachtig vliesje bedekt:deze vruchten
zyn in den koophandel onder de naam
van PifiaJJen o f St. Teunis-nooten bekent. Men
bedient ’ er zich van om de maag te verfter-
ken ; zy voeden zeer fterk : men is gewóón
o p hen onder verfcheide zaken te mengen,
die men onder het nagerecht voordient, en
vooral onder de room; magere lieden die van
een ziekte herftelt zyn , bevinden ’er zich
zeer wel by. Z y vermeerderen de melk en
het zaad, verzagten den hoeft en de fmerten
van het graveel. De Konfituriers omklèèden
de amandelen der Piftaiïen met fuiker : men
bereid ’er mede een conferf van, ’t geen uitnemende
tegens den buikloop is.
Aanmerkingen over den Piflaffenhoom, en
zyne aankweeking.
De Heer Geoffroi zecht, dat men de mannetjes
PiftafTenboom van het wyfje dóór zyne
bladeren onderfcheid , welke kleinder,
een weinig langer, afgeknot, en dikwyls in
drie lobben verdeelt, en donker groen zyn;
in plaats dat de bladeren van de wyfjes Pi-
ftalïenboomen , veel grooter, veel vafter,
veel rondachtiger, en doorgaans in v y f lobben
verdeelt zyn.
Vermits de mannetjes PiftafTenboomen op
plaatzen groeijen welke van die geene ver-
wydert zyn, op welke de wyfjes voortkoo-
men , zoo maakt men de- laatfte op dezelve
wys vruchtbaar als men zulks de wyfjes Da-
delboomen d o e t: men verricht dit op de
volgende wys Op Siciliën. De Boeren plukken
de katjes die met bloemen bezet zyn van
de mannetjes PiftafTenboomen , wanneer zy
op het punt ftaan om open te barften ; zy
plaatzen haar in een vat met vochtige aarde
omringt , zy hangen dit vat aan een wyfjes
PiftafTenboom, tot dat de bloemen verdroogt
zyn , op dat' het fyne bevruchtende f to f ,
door den wind over den geheelen wyfjes Pi-
ftaffenboom verfpreid , en deffelfs bloemen
hier door bevrucht zöuden worden. Andere
plukken de mannetjes bloemen af , en doen
haar in een zakje om hen te laten droogen,
en ftroyen het fto f over de wyfjes bloemen,
naar mate dat zy ontluiken. Men moet de
mannetjes bloemen afplakken voor dat zy
open gaan, om dat zy haar bevruchtend ftof
niet onnut uitworpen , én de vruchten- van
de wyfjes PiftafTenboom' door dit gebrek van
vruehtbaarmaking, niet mislukken zouden.
Wanneer'de mannetjes en- wyfjes PiftafTen-
boomen niet verre van elkanderen verwydert
zyn , zoo is de wind genoeg om de vruchtbaarheid
aan deze laatfte te verfchaffen.! De
Heer Couffineri zecht echter, dat men Kflas-
fenboomen heeft, welke hermaphrocüten
zyn.' ■'
Wanneer men de PiftafTenmet opletten-
heid béfehouwt, zoo: word men byna altoos
by de groote vrucht, noch twee klei-'
ne gewaar , welke verdroogt zyn. Zoo deze
byzonderlieid algemeen erkent w a s , zoo
zou zy , volgens de- Heer Dubamel, - (een
middel verfchaffen , , om de Terpen tynboo-.'
men van de Maftikboomen , te onderfqheH
den ; maar zie hier een ander ondcrfcheid-
baar kenmerk. " De bladeren van den Terpentynboom
, beffcaan uit blaadjes die vry
groot , en twee .aan twee;, aan een zen.uuw
gefchikt zyn , die in een enkel blaadje eindigt;
in plaats dat die van den Maftikboom
in. geen enkclblaadje eindigen : de bladeren
‘van deze twee boomen ftaan beurtelings op
de takken.
. Schoon de Terpentyn- en PiftafTenboomen
uit warme-Landen oorfpronkelyk zyn , zoo
nagen zy echter vry wel in verfcheide Landen
van het middelfte gedeelte van Europa,,
jus men hen hier plant wanneer zy eenigzins
Iterk zyn ; zelfs , wanneer de' mannetjes en
wyfjes boomen , ’er b y elkanderen'geplant
worden zoo brengt de laatfte vruchten: voort.
Men kan deze> boomen vkn zaden-aankwee-
£en;: de PiftaÜen die men b y de Speceryver-
fcoopexa. koopt „ fchieten.zeex wel uit ?/ waivneer
zy eerft verfch overgekoomen zyn.
De Terpentynboom o f Wilde Piflajfenboom,
is een Boom wiens hout zeer hart , en zeer
harftachtig is : hy verkrygt de grootte van
een Olmboom , en zyne bladeren vallen des
winters af. Men bekoomt van deze boomen
op het Eiland Chio , zoo wel van de mannetjes
als van de wyfjes , een harft die men
Terpentyn van Chio of Scio , Terebinthina
Cypria noemt. Vermits ’er meer mannetjes
als wyfjes van deze boomen groeijen,
zoo ent men hen op elkanderen ,. om hen-
yruchten voort te doen brengen: deze vruchten
hebben de gedaante van een druiftros; zy
zyn eerft roodachtig, en worden, onder het
rypen , blaauwachtig groen. Wanneer de
vrucht in dezen ftaat is, zoo zout men haar
omze goed te doen blyven , en haar langer te
konnen eeten.
Men bekoomt den Terpentyn door infny-
dingen in de krachtige Terpentynboomen te
maaken, welke vyftien o f achtien duimen in
omtrek. beflaan : men maakt deze infnydin-
gen van den voet tot aan de takken van den
boom. Deze infny.dingen , worden omtrent
het einde van Julygedaan , en de harft vloeit,
tot | | September, uit :• men plaatft platte
fteenen aan hunhe voeten, om het uitvloei-
jend fap te ontvangen.. Om dezen- harft van
alle onreinheden te zuiveren, zoo laat men»
hem door kleine; korfjes vloeijen ,. met hem
yoor de hitte van de Zon bloot te ftellen, De:
Terpentynboomen groeijen in een uitgeftrekt-
heit die omtrent twee. uuren , in het pofle-
lyke gedeelte , van het Eiland Scio beflaat;.
zy groeijen op dezelve plaatzen niet., pp welke
de Maftikboomen voortkoomen , uk welke
men de Maftik trekt.
Het voortbrcngzel van de Terpentynbpo-
men is zeer gering, in vergelykiiig yan den*,
ouderdom en grootte van deze boomen. Vier
boomen van dit foort , die.zeftig jaaren oud.
zyn , geeven omtrent twee ponden , achtien
en een half loot Terpentyn.. Het voort-
brengzel van ieder van dez^. boomen , bedraagt
omtrent zee ven of, acht Hollandfche
ftuyvers..
Men heeft een zeker middel om het voort-
brengzel van: de Terpentynboomen te vermeerderen
: dit beftaat hier in , dat men de
PiftafTenboomen , op de Terpentynboomen-
ent,, welke hier Onn niet minder harft zullen
vóórtbrengen. DePiftafl.cn worden ’èr zelfs
fehoonder door ,. en deze- boomen duu^en
veellangpr als d.e. Piftaflenboomen.. De 'i erpeni