m STIER» STIER»
van heeft konnen geeven , zecht de Heer de
Biiffon, is dat, wanneer hy a.an de hoornen
voorgefpannen is , men hem alsdan gemak-,
kelyk beftuuren. kan. Hy heeft zeer veel
krachten in den k o p , en trekt vry wel op
deze wy s, maar echter met veel minder voordeel
, dan wanneer hy met de fthouw.deren
trekt. Het fchynt dat hy met oogmerk tot
de ploeg gefchapen is ; de zwaarte van zyn
lichaam , de langzaamheit van zyne bewee-
gingen:, de geringe hoogte van zynebeenen,
en zelfs zyne vreedzaamheit ei> geduldigheit
in, het arbeiden, fthynen zamen te loopen
om hem tot den akkerbouw bekwaam te maken
, en beter gefchikt als eenig ander Dier
om den ftandvaftigen en telkens vernieuwden
tegenftand te o verwinnen, die de aarde
tegens zyne poogingen fielt. Het Paard ,
fchoon moogelyk zoo flerk als den O s , is
minder tot dezen arbeid bekwaam : het is, te
hoog op zyne-been en ; zyne beweegingen
zyn te groot, te plotfrng , en behalven dit
word het ongeduldig en ligtelyk met af keer
vervult. Men ontneemt het alle zyne vlug-
h e it, alle de zwakheit van zyne bevveegin-
gen, alle- de bevalligheit van zyne houding.
en van zynen gang, wanneer men het aan
dezen zwaren arbeid onderwerpt, tot welke.
meer ftendvaftigheit als moed vereifeht
word , meer. uitgebreidheit van lichaam als
fnelheit , meer zwaarte als veerkracht in de
léden.
t De Oflen verfchillen onderling in kleur,
gelyk alle tamme Dieren ; echter fchynt het
rofle hair onder hen het gemeenzaamfhe te
zyn., en hoe rooder het is , hoe hooger het
gefchat word. Men waardeert het zwarte
hair mede , en men wil dat de Oflen , die
kaftanjebruin hair hebben , lang in fta.at bly-
ven; dat de bruine vroeger afvallen, en ftug
worden; dat de graauwe , de ge-appelde en
de witte tot den arbeid niets waardig zyn ,
en alleen goed-zyn om. vet te weiden. Maar
welke kleur het hair van een Os ook hebben
mag, zoo moet het echter blinkende, dik en
zag-t in het aanraken zyn ; want zoo het
wreed , niet dicht ftaande , o f los is , zoo
heeft men redenen om te denken dat het Dier
ziek , o f ten minfte dat het van een zwak ge-
ftel is. -
Een Os , die voor de ploeg gefchikt is ,
moet noch, te vet , noch te mager zyn ; zyn
kop moet kort en in een gedrongen , de ooien
groot, ruig en vaft ; de hoornen fterk,
blinkende en van een middelmatige -grootte;
het voorhoofd breed, de oogen groot eir
zwart, de muil dik en plat gedrukt, de neusgaten
wel ge-opent, de tanden wit en gelyk
de lippen zwart, de hals vleezig, de fchouw-
deren dik en zwaar, de borft breed, de kos-
fem tot aan de knyen afhangende , de lende-
nen zeer breed', de buik wyd en fcheucig, de-
zyden groot de heupen lang, hec achterfte
dik , de bee-nen en dyen dik en zenuuvvach-
tig , de rug recht en vol r de ftaart tot aan.
de aarde afhangende , en met dicht en fyn
hair bezet, de voeten vaft , de huit grof en.
buigzaam , de fpieren verheeven , en de nagelen
kort en breed zy.nvN.och word vereifeht
dat hy gevoelig voor den prikkel is „ op de
ftem gehoorzaamt , -en wel afgericht is*
maar dit gefchied niet als langzamerhand,
en met hem vroegtydig te leeren, dat men
den Os; gewend om het jok gewillig te dragen
, en; om zich gemakkelyk te laten- be-
ftuuren..
In. den ouderdom van twee én een-half, of
drie jaren , moet men beginnen om hem te
temmen en te- onderwerpen ; zoo- men. langer
wacht , zoo word hy onleerzaam , en zom-
tyds onbedwingbaar. Het. gedulc, de zagc-
aardigheit,. en zelfs de lie fkoz ingenzyn de
eenigfte middelen die men in het werk moet
Hellen :• het gewéld en de kwade-behandelingen,
zyn alleen in ftaat om hem voor altoos
halftarrtg te maken. Men moet hem het lichaam
ftreelen , hem van cyd tot tyd gekookte
garft geeven, als mede geftampte boonen,
en ander voedzel van- dit fbort naar welk
hy gretig is , en alles met zout vermengen,
geen hy zeer bemind. Ter zelfder tyd-
moet men dikwyls koorden aan zyne hoornen
hechten, eenige dagen hier na lecht me-.i
hem hef jok op , en men doet hem met expanderen
Os van dezelfde geftalte , en die
volkomen afgericht is de ploeg trekken.
Men gebruikt de voorzorg om hen te gely-
kerhand aan den bak, waar uit zy gewoon
zyn te eeten , vaft te hechten ,. om hen te
gelyk in de weide te brengen , op dat zy el-
kanderen zouden leeren kennen , en zich gewennen
om niets anders als gemeene beweegingen
te hebben. Men moet nooit gebruik
van d'en prikkel, in den beginne gebruiken „
dit zou alleen dienen om- hen onhandelbaarder
te maken.. Men moet hem mede ver-
fchoonen en alleen met tufFchenpozmgen
laten arbeiden , want hy word zeer vermoeit
, zoo lang hy niet volkomen afgericht
is en om dezelve reden ,, moet men hen
alsdan overvloediger voeden , Jtls in alle andere
tyden.
De Os moet niet langer trekken , als van
den ouderdom van drie , tot die van tien jaren
, men doet alsdan w e l, dat men hem van
de ploeg neemt, vet weid , eu verkoopt;
zyn vleefch zaDalsdan beter zyn dan wanneer
men langer wacht. Men ontdekt den ouderdom
van dit Dier uit de tanden en hoornen. De
vier eerfte voortanden vallen op den ouderdom
van tien jaren u it, en worden door andere
vervangen die zoo wit n ie t, maar véél
breeder zyn. In den ouderdom van dertien
jaren vallen de tanden uit die nevens de
voorfte ftaan, en wórden wel ras door andere
vervangen , en in den ouderdom van drie
jaren worden alle de fnytanden vernieuwt.
Zy zyn alsdan van een gelyke hoogte , lang
en vry wit; naar mate dat den Os in ouderdom
toeneemt , worden zyongelyk en zwart.
Dit zelfde , heeft in den Stier en*de Koe,
plaats.
Dus veroorzaakt noch de lubbing, noch
de Sexe eenig onderfcheid in de aangroei-
jing of uitvalling van de tanden ; dit veroorzaakt
mede géén verfchil in de afvalling. der
hoornen ^ want de Stier, den Os, en de Koe,
leggen hen te gelyk in den ouderdom van drie
jaren a f ; en zy worden door andere hoornen
vervangen , die , gelyk de tweede tanden,
niet meer verwiffelt worden: de nieuwe
hoornen der Oflen en Koeyen zyn alleen
veel dikker en langer als die van de Stieren.
De aangroei van deze tweede hoornen gefchied
niet op dezelve wys , noch door een
gelykvormige omwinding. Iri het eerfte jaar,
dat is te zeggen , in het vierde' jaar van den
Os, fchieten ’er twee kleine , fpitze , en
zuivere hoornen u it , die aan het begin in
een wrong eindigen : in het volgende jaar
verwyderen deze wrongen zich. van het hoofd,
en worden door een hoornachtige kegel voort-
geclreeven , die een zekere lengte verkrygt,
en door een- andere wrong gevormt word ,
en'dus vervolgens ; want zoo lang het Dier
leeft, groeijen zyne hoornen. Deze wrongen
veranderen in jaar-ringen , die men ge»
iiiakkelyk aan de hoornen onderfcheiden kan,
en door welke men gemakkelyk den ouderdom
van het Dier berekenen kan, met den
punt van den hoorn tot aan de eerfte wrong
voor drie jaren te neemen , en de volgende'
tuflehen wydtens tuflehen de andere wron*'
§£n, ieder voor een jaar.
Het Paard eet langzaam'"geduurende den
nacht en dach: de O s , in tegendeel, eet fchie-
ly k , en neemt in weinig tyd al het voedzel
dat hem nodig is , hier na houd hy op met
eeten , en lecht zich néder om te herkaau-
wen.
De herkaauwing hangt bier van af, dat de
twee eerfte magen van den O s , dat is te zeggen
de pens , en de tweede maag die alleen
een gedeelte van de pens is , met kruiden
vervult zynde ,zoo verre dat zy ’er fterk door
opgefpannen worden , dit uitgefpanne vlies
alsdan met kracht op de kruiden te rug werkt
die het bev at, en die noch zeer weinig ge-
kaauwt en naauwlyks gekapt zyn , en waar
van de uitgëbréidheit aanmerkelyk door de
gilling vermeerdert word. Het Dier her-
kaauwt deze kruiden , verbryzelt hen , bevochtigt
hen op nieuw met zyn fpeek'zel *
en maakt dus zyn voedzel langzamerhand
vloeibaarder; het verandert hier door in een
pap, die zoo verre verdunt is , dat zy door
de naauwe geleibuis vloeyen kan, waar door
de derde maag met de tweede getneenfehap
heeft, alwaar het noch meer verdunt word",;
voor dat het in de vierde maag overgaat, en
het is in deze dat de ontbinding verder volbracht
word, en de kruiden in een volmaakte
pap verandert worden. Het gene de waar-
heit van deze verklaring beyeftigt, is , dat
zoo lang kis déze Dieren zogen en met melk
eh andere vloeibare vochten gevoed worden,
zy niet herkaauwen ; en dat zy veel meer
in den winter herkaauwen , wanneer hunne
voeders droog zyn , als in den zomer wanneer
zy het malfche gras eeten \ zie hei artikel
He r k a a uwen de D i e r en .
Men wil dat de Oflen die langzaam eeten
den arbeid langer wederftaan als die géne dié
zeer ras eeten ; dat de Oflen van de verhee-
ven en drooge landen Veel levendiger , veel
fterker , en veel gezonder zyn , als die van
de lage en vochtige Janden ; dat zy alle veel
fterker worden wanneer men hen met droog
hooi voed , dan als men hen weeke kruiden
geeft; dat zy meer moeite hebben om zich
aan de verandering van luchtftreek te gewennen
als de Paarden ; en dat men, om deze
reden, nooit Oflen om te arbeiden , kopen
moet, als in zyne nabuurfchap.
Men moet de Oflen metho^i en ftroo voeden
, en hen zelfs een weinig zemelen en
haver geeven ; in den zomer geeft men hen
verfch gemaait gras , o f de jonge botten der
Eflchen-, Olmen-, Eiken-5> en andere Boo-
nien, maar echter in een kleine hoeveelheit;
F f f f 2 den