der ratten , verfcheidenheden heeft voortgebracht,.
in welke trappen tot in het oneindige
zyn. Verfcheide Landfchappen van Vran-
keryk leveren Paarden u i t , waar van eenige
Ry-paarden z yn ; andere zyn goede en fchoon e
Koetspaarden , Boere-paarden , Trék-paar-
den en Laft-paarden ; maar eenige werden
hooger als de andere gëfchar.
De Paarden van Bretagne evé.naaren , in
geftalte en in vaftheit van lichaam die Van
Poitevin: zy zyn kort, en in een gedrongen;
zy hebben een korte en vleëzige k o p , en
oogen van een middelmatige grootte. Men
maakt van deze Paarden tot het vervoeren
der Artillery,, en tot Trek- en Koetspaarden
gebruik : zy zyn tot het harddraven niet zéér
gefchikt.
De Paarden van Poitevin hebben een goed
lichaam en goede beenen: zy zyn noch fchoon,
ftóch wél 'gemaakt 9 maar zy bezitten véél
krachten, /
De befte Frafrfche Ry-paarden , koomen
bit Limoufin v 'z y hebben veel overeenkomft
met de Barbaryfche Paarden, en zyn uitmuntend
tot de Jacht, maar zy .zyn langzaam in
hunnen aangróei: men kan ’er zich zeldzaam
voor de ouderdom van agt jaren van bedienen.
De Normandyfche Paarden , hebben ten
naaften by dezelve geftalte als dié van Bretagne:
men voorziet de Stöeteryen van Nor-
mandye, van Merriën uit Bretagne ;en Spaanfche
Spring-Hengsten. Deezè vermenging
brengt zWaarlyvige en iierke Paarden voort,
die goed voor Ko,ets-paarden, Ruiters-paar-
den , en Trek-paarden zyn. Vooral bekoomt
men uit Corentin , uitneemende Koets-paar-
den.
De Paarden die het Boülogneefche en het
Franche Comté verfchaft, zyn zwaarlyvig,
en goed tot Trek-paardcn.
De Paarden van Gascogne hebben eenige
overeenkomft met de Spaanfche Paarden ,
fchoon hunne geftalte zoo fchoon n ie t, en
veel plomper is; zy zyn goed tot voorfpan-
en Ruiters paarden. Hun kruis' en poo-
ten , gelyken zeer wel naar die der Muil-
Ezels.
De Paarden van Picardye , Champagne ,
Bourgondie, Bauce en Brie , zyn minder als
de voorgaande ; men heeft mede in ’^algemeen
weinig Stoeteryën in deze Landfchap^
pen.
DeFranfche Paarden hebben gebreken die
het tcgengefteldc van die der Barbaryfche zyn;
de laatfte hebben Schouders die.te.veelineen
gedrongén zyn ; en die der éerfte , zyn te
dik. .
De Arabifche Paarden zyn de fchqonfte
.die men in Europa kent *er zyn geen' voorzorgen
die men in dat Land piet in acht neemt,
óm ’er het ras gclykmatig fchoon van te behouden
: men ziét deze Paarden zeef . zeldzaam
in de ‘ Noordelyke Landen van Europa.
De Barbaryfche Paarden zyn meer gemeen
als de Arabifche ; zy hebben een fyne hals,
weinig manen, een kleine kop,, die fchoon
is , de ftaart 'eén ‘weinig hoog'geplaatft , rde
beenen. fchöop, wel gemaaktvan h.air ontbloot,
de zenuw los’, én ,de voeten fraai. Zy
zyn vlug en konnen keer fnel ló,óperi; hunne
geftalte is een weinig klein , 'want cje.groöt-
fte hebben niet meer als.vief voeten en agt
duimen hoogte; maar de ondervinding leert,
dat' zy in Vfankéryk , Engeland , en in
verfcheidè. andere Landen , Veulens -vóórtbrengen
, welke, grootér zyn. Die van het
Keizerryk MaVokkö , worden voor de',befte
gehouden. ' De. uitnemèndhéit yan, de Barbaryfche
Paarden, beftaat hiér in, dat zy nooit
.bezwyken, en ftiï hóuden, wanne.ef „den Ryder
afïlygen w il, o f dé tóóm laat vallen ; zy
bezitten een groote ftap , en eéh fnelje galop
, 9t gpén de eenigfte. gang is , die; ' dé In-
woonders van dat Land , in hunne Paarden
willen, dulden. ;
De .Spaanfche Paarden- béklèden den tweeden
rang na de Barbaryfche ; dié van het,
fchoonfte ras,, zyn dik;;1 wel geftoffeert, en
"laag. Z y bezitten f veel büigzaamheit in dé leden
, enbeweeging inde houding, veel vuur en
trotsheit. De Spaanfche Paarden hebbën niet
veel meer als’ vier Voeten en' negen ó f tien
'duimen hóögte ; dé'.Andaloufifche werden
voor de befte gehouden. Mén fchat deze
Paarden hoger als; alle' andere van de geheele
Wereld, tot dén kryg, praalftatien en tot de
manége. Alle de Spaanfche Paarden zyn aan
de dyen, met het merk. yan de ftoefery ge-
teekent, in welke zy aangekweekt zyn.
De fchobiifté Engeifcne Paarden,zyn vry
' gelyk aan de Arabifche' en Barbaryfchq, van
welke zy in der daat voortgékomenzyn: maar
zy zyri veel groo e f, beter geftoffeert, krachtig
, .bekwaam tót zware vérmoeijingen, en
uitmuntent voor de jacht eii de wedlopen:
Het ware te wenfehen dat zy meer bevallig-
heit en zwakfreit in'de leden bezaten; zy zyn
ftug, en hebben weinig lósheit in de fchouwderen,
De geheele Wereld weet, dat dè En*
gelfche zeer veel behagen in de wedloopen
met Paarden hebben. Men verhaalt dat een
Engelfche Poftmeefter een weddingfehap aanging
, dat hy twee en zeventig uuren gaans,
binnen vyftien uuren zou afryden; hy begon
deze tocht-, bereed achtervolgers veertien
Paarden, waar van hy ’er zeven twee malen
bereed, en hy lag dezen weg in e lf uuren en
twee en dertig minuüten af. Zie daar een ren
welke die van de Olympifche fpelen verre
overtreft.
Dè Napelfche Paarden worden tot voor-
fpan - pa&rden gewaardèert: zy hebben een
groote kop, een dikke hals, en zyn moeije-
lyk om afterichten; maar zy hebben een fchoo-
ne geftalte, fraaie bewegingen, en zy zyn
uitmuntend tot de praalftatiën, en hebben een
natuurlyke geneigtheic om een trotfche gang
aan te nemen.
De fchoone Deenfche Paarden zyn vol-
maaktelyk wel gevormt, goed voor den kryg
«n tot praalftatien; de zeldzame hairen; gelyk
Bónt en Getygert, vind men zelden als alleen
in dit ras van Paarden.
De Hollandfche Paarden, en vooral de
Vriefche, zyn zeer goed tot Koetspaarden,
men bedient ’er zich gewonelyk in Vrankryk
van, De Vlaamfche Paarden zyn veel minder
als deze, zy hebben voeten van een onmatige
grootte.
De Duitfche Paarden zyn algemeen zwaar,
en konnen niet lang lopen. De Zevenberg-
fche en Hongaarfche in tegendeel zyn goede
lopers. De Huffaren en Hongaren fnydenhen
deneusgaten open, om ben langer van adem te
doen zyn, zoo men zecht, en te beletten dat
zy in den ftryd niet grinniken.
De Arabifche Paarden ftammen van de wilde
Paarden van de Woeftynen van Arabiën
a f , van welke men van vroege tyden reeds
Paardeftoeteryën aangelecht heeft, waar door
zy zoo fterk vermenigvuldigt zyn, dat ’er ge-
'heel Azia en Afrika mede vervult is. Eenige
van deze Paarden zyn zoo vlug, dat zy de
Struisvogels voorby rennen. De Arabieren bedienen
zich alleen van hunne Paarden tot de
jacht; wanneer de kruiden ontbreken , zoo
voeden zy hen met dadels en kameelen melk,
zy behouden de Merriën tot hun gebruik, om
■ dat zy door de ondervinding geleert hebben
heter als de Hengften, de vermoeijê-
mlTen verduren konnen; zy verkopen de Heng-
ften aan de Turken, welke zy tot geen SpringiJ.
Deel.
hengften behouden willen. De Arabieren beminnen
hunne Paarden by uitftek, zy behandelen
hen op een zeer zachte w y z e , {preken
en redeneren met hen , en laten hen in hunne
tenten flapen: men heeft opgemerkt, dat het
fchynt dat deze dieren zich niet durven bewegen,
uit vrees van hunne Gaftheeren overlaft
te zullen doen, en zy zyn zoo gewoon om in
deze gemeenzaamheit te leven, dat zy allerlei
ftoeijeryen dulden die men met hen aanvangt.
Gedurende de geheele dag ftaan de
Paarden der Arabieren gezadelt en getoomt
aan de deur: zy laten hen gedurende deze tyd
alleen twee o f drie malen drinken, en niet als
des nachts eeten. Wanneer een Arabier op
zyne Merrie ftygt, en haar maar alleen zachtjes
drukt, zoo. fnelt zy met een ongelooffely-
ke fnelheit vo o r t, en fpringt met zoo veel
vlugheit als een Hinde , over de, heggen en
gragten.
De Turkfche Paarden zyn fchoon , zeer
fyn , vol vuur, maar teder. Men kweekt een
groot getal Paarden in Perziën aan; gewonelyk
hebben deze een middelmatige geftalte,
men heeft ’er zelfs die zeer klein zyn : men
vind ’ er medé eenige van een goede geftalte
onder.
De Paarden die in Indiën eh in China voortkomen,
zyn lafhartig, zwak, en klein.
vernier zecht, dat hy *er een gezien heeft,
dat door een Zoon van den Grooten Mogöl
bereden wierd, en in grootte een hazewindhond
niet overtrof, fchoon het zeer welgemaakt
was. De Paarden van welke de Grooten
van dit land zich bedienen , komen uit
Perziën en Arabiën. Men kookt des avonds
er weten met zuiker en boter voor hen,’t geen
men hen in de plaats van haver geeft. Dit
voedzel geeft hun eenige fterkte, zonder welke
zy wel ras vervallen zouden, om dat de
luchtftreekt voor hen nadeelig is.
De Tartaren hebben fterke, ftoutmoedige
en krachtige Paarden, welke drie dagen zonder
te ruften voorttrekken , en het zomtyds
v y f dagen uithouden zonder voedzel te gebruiken
, als alleen een handvol gras alle agt
uuren, en die het, behalven dit, noch vier en
twintig uuren zonder drinken konnen uithouden.
De Chineefche Paarden in tegendeel zyn
zoo zwak, dat men hen in den oorlog niét
gebruiken kan; men kan zelfs mede zeggen,
dat de Tartarifche Paarden China overweldigt
hebben.
De Yslandfche Paarden zyfi, Volgens het
E e ver