•los, door behulp van hunne vezelen ; andere
gelyk het Bokken-oog,'hechten zich door een
breede voetfteün aan zeer gladde oppervlak-
teUs; zy kleeven ’er met zooveel kracht aan,
dat, wanneer z y in een vlakkeftand gcplaatft
zyn , ’er een zwaarte van twintig'of dertig
ponden noodig i s , om hen los te fcheuren.
De ze fterke aankleeving van-dezen Schelp-
v ifch, word door een lym veroorzaakt,, die
uit zyn lichaam voortkoomt.
Alles wat wy van de uit-en inwendige
vorm der Zee-Schelpdieren gezecht hebben,
kan op de Zoetwater-Schelpviffchen toegepaft
worden. Deze laatften bezitten alleen
minder verfcheidenheden in hunne geflach-
ten en Poorten : zy hebben gewoonelyk alleen
twee hoornen, in plaats dat men ’er veel
in de -Zee- en Land-Schelpdieren opmerkt.
De Zee verfchaft, behalven dit , oneindig
meer Schelpdieren , en van een veel grooter
fchoonheit als van die van alle de Rivieren
en Meeren te zaamen genoomen. De kleuren
der Riviëf-Schelpviffchen zyn zoo verre
beneden die, welke de Zee verfchaft; welk
.uitwerkzel men aan het gebrek van de zoutdeeltjes
toefchryft, ’t geen deze Schelpvis-
fchen mede ongegrond en ongefchikt, voor
de tafels maakt,' vooral de Moffelen , wier
vleefch hart, en- onverteerbaar' is. De aarde
voed meede Schelpdieren , zoo wel als
het water, waar van eenige met fchelpen bekleed,
en andere naakt zyn. Men kend niet
meer als v y f geflachten van die geenfe , die
met fchelpen bekleed zyn ; te weeten , de
Schelpjlakken , de Trompetten , de Klootronde
Schelpen, de Pennen en de Schotels. DeClas-
fe van de' naakte dieren , die tot het zelfde
foort behoóren , bepaalt zich aan ,de Slak alleen
, van welke men verfcheide Poorten heeft.
De slakken leggen eijeren die geheel blaauw
zyn , en de grootte van een Peperkort hebben
, zy verbergen hen zorgvuldig in de aarde.
Zie S l a k .
Uit het geen wy van de Schelpdieren gezocht
hebben, blykt, dat het dier voor zyn
fchelp gevormt word , en dat derzelver inwendige
vorming zeer veel' van die der andere
viffchen verfchilr. Hunnen buik volgt op
hunnen mond, en den mond is aan de darmen
vaftgehecht. Vermits deze dieren geen
bloed hebben, zoo vervult het vocht dat zy
bevatten dit gebrek. Hun vleefch is minder
aan de-fchelp vaftgehecht als dat van andere
viffchen: het is ’er alleen aan den top door
een ftip mede verknocht. Men moet noch
opmerken dat in de Schelpdieren, die, gelyk
de Oefters , hun geheele ïeefcyd op een
plaats vaftgehecht blyven moeten, de fchelp
eerft-met een flymachtige ftoffe overdekt is
die in ftaat is om hen aan de verfchillende
lichaamen vaft te hechten welke zy aanraken*
deze ftoffe doet hen het eerfte vaftkleeyen *
en wdrd in ’t vervolg fterker door de Pappen
die tot aangroei van de fchelp dienen* In de
Schelpdieren die gefchikt zyn om van plaats
te veranderen , is de fchelp uitwendig zeer
zuiver: allé foortën van fchelpen zyn inwendig
glad eirgepolyft , en uitwendig veeltyds
ruuw.
Zouden w y dit artikel eindigen konnen zonder
het gebruik aan te haaien, ’c geen eenige
Volken van de Schelpen gemaakt hebben, èn
thans noch maaken , ’t geen lichaamen zyn,
die, door de verfcheidenheit van hunne kleuren
, gedaante, en duizend andere byzonder-
hejlen, thans voorwerpen zyn, die algemeen
van veele Liefhebbers gezocht worden , en
hen tot een uitfpanning verftrekken. Het
foort dat men Guineefch-geld o f Kaurisnotm^
’t geen een kleine Porcéieinhoorn is, diemen
gewoonelyk Kliphous noemt 3 dient wezent-
tot een geld-fpecie in Guinee , als meede op
de Kaap-Verdifche Eilanden, teLéonde, aan
de Senegal, in Bengalen , en op eenige der
Philippynfche Eilanden, In Bengalé maakt
men ’er noch armbanden , halsfieraden, en
andere verfierzelen van. Eenige Indianen ,
en vooral die van Zangaguara , bedekken ’er
zich de natunrlyke deelen meede. De Kana-
dianen maaken ’er gordels en halsfieraden van.
In Egyptén en Arabien draagen de Vrouwen
Schelpen tot fieraad om den hals , en in de
ooren. De Grieken maaken ’er een blanket-
zel van met Citroenfap o f Pommade, met
welk zy hun lichaam wryvteiu, De Inwoon-
ders van Tyrus trokken voormaals een zeer'
fchoone purperkleur uit de Potshoorns, welke
zy tot het verwen der koftbaarfte ftoffen
gebruikten. De Turken en de andere In woon-
ders aan de Levant, ve.rfieren de tuigen van
hunne paarden mét Kauris , en zy bekleeden
’ er verfcheide Poorten van vaten, met een
byzondere behendigheit meede. Op het Eiland
Sr. Martha worden zy gebruikt öm de
biezen matten te verfieren , welke dienen
om de muuren meede te bekleeden, Eenige
Werklieden bezitten de kon ft om uit de Bar-
gau , een fchoon Paarlemoer te. trekken , c'
geen in de Koophandel Burgaüdine genoemt
word , ’t geen men met- goud inlecht, en
waar
waar van men fraye fnuifferyen maakt. Men
maakt van de Gaperfchelpen fraye gefneede
ringen. De Oefters 'brengen paarlëp voort
die tot fieraad dienen, en hunne grootte, en
water , doet haar dikwyls.de luifter der Diamanten
opweegen. Vernuftige Lieden, maaken
Bioemtroffen, Vogels , en hondert andere
zaaken van .fchelpen ; en de kon ft met
welke men.de^e kleine fchelpen uitkieft, en
fehikt, is' zomtyds in ftaat Om de Oogen, door
haare verfchillende kleuren te bedriegen. De
Schelpen die men Trompetten noemt, dienden
de Romeinen totRrygstfompetten. De
Wilden, die beminnaars van zingen endanften-
zyn, voegen de Tonnen, Trompetten, Porce-
k'whoorns, en Kasketten byeen, .en ftellen ’er
een foort van Lieren van te zaïnen, die wannéér
zy een luchtftroom ontvangen , een zeker
géluid voortbrengen, dat in ftaat gis pin
hen top zingen en danffen aan te.fpooren* De
wet der OftracismuS ontleen t haaren naam van
het Griekfche woord , dat. Oefter ó f
Schelp beteekent. Deze Wet wierd , ge lyk-
men weet, te Athenen ingeftelt, om geduu-
rendekien jaaren , die geene te verbannen,
welke zich door hunne groóté rykdommcn
of gezach , verdacht by het Volk maakten :
men bediende zich van Schelpen ., op vvclkernen
de naamen van de: Bannelingen fchreef,
en het getaUder- Hemmen moe ft meer als zes
hondert zyn. Op Korfika. maakt men ftoffen
van de Zyde o f B'yfftis van de Pinna-Mari-
naas: deeze Zyde, heeft veel overeenkomft
met de Byffus der Ouden. Men wil , dat
. men in China , in' het Landfchap Kiam-Si ,
Schelpen fyn ftampt, en in de aarde delft,
en dat zy vervolgens tot het mengzel gebruikt
worden, waar van men het porcelein zamen-
ftelt. Op het Eiland Goana , en in andere
handen , brand men kalk van de Schelpen.
Ip Engeland , werden zy gebruikt om de
Wafch wit te maaken : de Engel fche Landbouwers
bedienen ’er zich meede van om de
Akkers vruchtbaar te maaken,, dus doet men
mpde op Siciliën en Sardaigne ; door dit
middel bekoomt men een föorc van Cron, dat
gelykyormig is aan datgêene , dat men in de
hjanfche Landfchappen, Touraine en Vexin
vind. In Vrankeryk brand men zomtyds de
Oefterfc-helpen tot Kalk, met welke men het
Eynwaat wit maakt. Men heeft een meenig-
Je Scbelpviffchen , welkers vleefch Voor vee-
iÊ » 1 een ppugenaam gerecht is , tot deze
behooren de Moffelen , Oefters;, Schoo
l ’ eHz* R °mciuen die voorgaven, dat
u . D eel.
,het gebruik dezer dieren tot de welluft aan-
fpoorden ,, deden hen altoos in hunne maal-
tyden voordienen. Varro befchryft zelfs de
wyze , op welke zy .de Schelp viffchen vet
meften om hen fmakelyker te
S C H E L P E N . Zie het voorgaande arti’T'
kei S che l pd i e r . Men vind Schel per, ih
de aard.e; welkers ' gedaante overeenkomitig
met foortgelyke Zee- Schelpen is , en die
men dezelve naam geeft, met den bvnaaiu van
'Delfbare,
S C H E L P S L A IC, Cochlea, Dit is een
eenfchelpig Schelpdier, het geen, gelyk men
weet , hermaphrodidefch is ; en dat, by gevolg,
ten opzichten van de voortteeling een
grooter toeftel van wètktuigen als hetgroot-
Ite gedeelte der andere dieren bezit. Ieder
byzonder dier van dit foort vereënigt de beide
Sexen in zich,-en kan ’er te gelyk gebruik
van maaken; maar het kan zonder behulp van
een ander., de bevruchting niet verrichten.
De Werktuigen der voortteeling, zyn zeer
moeyplyk in dit Infed te ontdekken ;• de Heer
Adanfon zecht, dat men hen tuffehen de beide
hoornen zoeken moet, die op het hoofd
van her dier geplaatft zyn. W y zullen hier
alles niet invoegen dat Lifter, Rondelet, Al-
drovandus, en verfcheide andere Schryvers,
over de Schelpflakken gefchreeven hebben,
wy zullen ons, alleen bepaalen om hunne wetens
waard igfle Waarneemingen by te brengen,
en wy zullen ’er de verdeeling van twee
hedendaagfche Scbelpkundigen , by voegen. '
W y zullen eerft van de gemeené Tuin-Schelp-
Slakken fpreekén, en vervolgens van dc Zee-
Schelp-Slakken,
De L a n d - S c h e l p s l a k , Cochlea terw
reftris, deze is een Huisjes-Slak, o f gemeene
Schëlp-Slak;; zy is een langwerpig Infeét, dat
noch beenen noch beenderen heeft, en uit
een hoofd , hals , rug, buik , en een foort
van ftaart zamengeftek , en in een fchelp bc-
flooten is -, deze J^eftaat uit een ftuk, dat meer
o f min groot is , en .waar uit het dier naar
zynen wil voor een gedeelte, uit voortkoomt
en weder in te rug keerc. Deszelfs huitisecn
peesachtig zamen weefzeH óat gladder en blin-
kerdcr onder den buik, en doffer,gegroefder
en gekorfelder op den rug is , zy is tot een
groote uitzetting en inkrimping bekwaam,de
randen zyn zoomswys , en geknobbelt, en
vormen ter wederzyden even als vleugelen
P p p die