deelt; alle hebben zy in het. midden'een' ronde
opening, die de Natuur-Ondèrzoekers
voor den mond van het Dier aanzien , en om
welke v y f tanden o f vorkjes geplaatft zyn ,
deze zyn hard en even. als beenachtig , de
Zee-ftarren bedienen; ’ er zich van , om de
fchelpen valt te houden , met welke zy zich
voeden : het is mogelyk met deze twee punten
datzy de tweefchelpige fchelpen. openen.
Het bovenfte oppervlak van de Zee-Star, en
van ieder van hare ftralen , is met een ver-
eeltvel bekleed, ’t geen op een verfchillende
wyze gekleurt , en met verfcjieide heuveltjes
bezet is , die in veel opzichten naar beenderen
en fchelpen gelyken. Iedere ftraal
van de Zee-Star , is aan haar onderfte oppervlak
, met een groot getal pooten bezet
.D
e beenen- o f pooten van de vyfhoekige
Zee-Star, zyn zoo menigvuldig dat zy byrra
d'e geheele oppervlakte der ftralen aan de
zyden bekleeden, alwaar zy vaftgehecht zym
Z y zyn in vier verfchillende ryen geplaatft,
ieder derzelver bevat omtrent zes en zeven-
tig pooten,. en de geheele Zee-Star , is dus;
bygevolg , van vyftien höndert en twintig^
pooten. voorzien. De Zee-Star gaat échter
zeer langzaam voort. Deze pooten zyn ,
wel is waar, zoozagt, datzy weinig de naam
van.pooten. fchynen te verdienen. Het zyn
om> eigentlyk te fpreken-, niets anders als
een-foort van hoornen, die vry overeenkom--
ftig.met die der Schelp-flakken zyn : zy hebben
’ér de kleur , zelfftandigheit,. en vorm;
van ; zy zyn dikwyls gelyk. de hoornen der
Schelpflakken ingekrompen , het is niet dan
wanneer, het Dier voortgaan w il, dat het hen
ontwind.
Men kan ’èr zeer gemakkelyk het tuigwer-
lielyk geftel van opmerken ; men behoeft alleen
de-inwendige deelen van een der ftra-
len? te ontblooten, me: het vel aan de zyde
van de bovenfte oppervlakte van deze ftraal
a f te fnyden. Wanneer dit verricht i? 7 zoo
ziet men dat iedere ftraal uit een groot getal
wervelbeenderen• te zaraen geftelt is , die
indtervoegèn geplaatft zyn, dat ’èr een doorgang
in-het midden van het lichaam blyft
die zy door hunne verzameling fluiten. Aan
iédere zyde van dezen doorgang, merkt mén.’
twee ryen van een. foort van bolletjes ofpa-
reltjés op-, die helder , doorfchynende , en
nevens elkanderen gefchikt zyn. Deze bol-
Ifetjes-worden door een dun vlies gevormt,
waar van. het inwendige met water, vervult
is. Zoo ras men hen met de vinger drukt*,
zoo ondekt men ’er hét geheele vernuftige
werktuigelyke geftel van. Deze bolletjes-
worden ledig , en het water dat ’er uitgaat,,
doet de pooten uitzetten en opzwellen, die
’ er gemeenfchap mede hebben; wanneer men-
ophoud met drukken , zoo trekken de poo-
ten zich door hunne natuurlyke veerkracht
weder te zaaien ,'en doen het water weder,
in de bolletjes opklimmen. Men begrypt
ligtelyk , dat alles wat de Zee-Star te doen
heeft om hare pooten op te fpannen-, hier in
beftaat,, dat zy deze bolletjes, door zamen-
trekking drukt. Het is van deze dus verlengde
pooten , dat de Zee-Starren zich bedienen,
om over de-fteenen en het zand voort te
gaan, ’ t zy op het drooge, o f pp plaatzen. daar
het zee-water haar bedekt.
Eënige jaren geleden vond ik gelegentheit,;
wanneer ik de Zee-ftranden van Schotland-
doorkruiften-, om een menigte Zee-Starren
te verzamelen , en m.yn weetluft omtrent,
hare bewegingen, te voldoen , als mede omtrent
de wyze op welke zy haar voedzei nemén.
Ik: was zeer gunftig tot deze waarnemingen
geplaatft ;..’ er bevonden zich verfchei—
de kleine waterpoelen öp het ftrand, ikbragt
’ér alle de Zee-Starren in ,, die ik by een vergadert
had, en ik zag dat deze Dieren,, die;
week zyn ,, in het voorcgaan , een bolligheit,
aan de eene, en een holligheit aan de andere-
zyde vormden :'deze laatfte was de zyde van-
den mSnd..Deze ‘vorm fcheen my het na-
tüurlykfte aan alle de foorten van Zee-Star-
ren wanneer zy ' zwemmen : zy doen zich-
fchutns in het water' hangen , ën vormen met
hare ftralen , geringe golvingen', die, onge—
twyfelt minder van de wryving van het wa-.
ter voortkomen , dan wel van de beweging;
van zamentrekking en verlenging, dis zy op
het oogenblik verrichten , als- zy voortgaan..
Wanneer het Dier naar den grond nederdalen
w il, zoo hóud het .niet zyne-bewegingen
op, en blyft in een ftaat van wèrkëlooshéit,.
en zyne byzondere zwaarte, dóet het lood-
lynig (dn ftil water} op twee'van zyne ftralen,
op den grond nederzinken ; maai* zoo
het water beroert word , -zoo-volgt >hec in de
doorzakking een fchuinfè richting, Wanneer
het op den grónd gekomen is , zoo hecht
het zich aan de flyk va ft , het doet naar zyne
begeerte de hónderden van pooten , waar
van wy hier voor gefproken hebben , .uitkomen
en voortgaan , zy fchynen zoo veel-;
zuigers,, die beweegbaar, peesachtig, :en to.c,
Z E E -STA R . Z E E - S T A R . 947
^uitrekking bekwaam z y n , en zeer gefchikt
óm deze Dieren, wanneer zulks nodig is,op
de gunftigfte plaats voor hen vaft te hechten.
In een woord , de Zee-Star kan zich achterwaarts,
zywaarts, voorwaarts , en in allerlei
richtingen bewegen , zonder volftrekt
van ftand te veranderen. De tanden o f vorkjes
der Zee-Starren dienen om haar voedzels
te verbryzelen ; ’er bevinden zich.., in de
tuffchen wydtens , vaatjes die tot de ontbinding
gefchikt zyn. Ieder van deze werktuigen
is aan zoo. veel foorten van flag-aderen
vaftgehecht, welke zich met een foort van
kleine dunne beursjes vereenigen : deze zyn
weder bedekt met een groote menigte van
een zelfftandigheit, die even als melkachtig,
korlachtig -, en gelykvormig aan het vleefch
der Zee-Egels is.
De Zee-Starren, loozen haren drek door
zoo veel inwendige openingen waar van
ieder een aars is , als zy vorkjes hebben.
Ieder foort van endel-darm, heeft zyn uitloop,
ten naaften by in het midden van het
Dier, alwaar men een wrat , o f foort van
Sluitfchelpje ziet: deze wrat is witachtig, en
leemachtig; zy is in het fchaalachfige gedeei-
te geplaatft, en tegens over de opening , die ’
men zecht, dat den mond is. Het is vreemd
dat Linckus , die een Verhandeling in folio
filet platen, over deze Dieren, in ’ t licht gegeven
heeft, niet onderricht geweeft is vaft
de werktuigelyke werkingen , en de middelen,
die de- Zee-jSt arren in ’ t werk ftellen,
% zy om te eêten, o f om haren drek te loö.-
zen. De Heer de Reaumür , heeft ze byna
alle gekent , gelyk men zulks uit zynè Memorie
zien kan , die hy in het jaar 1710. aan
de Akademie der Wetenfchappen van Parys,
gegeven hééft.
De Zee-Starren zyn: onderworpen , om
een twee, o f verfcheide van hare ftralen te
verliezen, en zy herftellen dit verlies weder
op dezelve wyze als de Kreeften zulks doen.
De drek van de Zee-Starren is zwartachtig,
hy word voorgegaan en gevolgt van een
droppel vocht , ’t geen k o e l, fcherp , half
doorfchynende , witachtigen gelykvormig
aan de Mofchachtige Noftoch is , die men in
de velden even na de onwedetsvind, en waal*
van de Heeren Geojfroi en de ReaumUr in de
Memorien van de Akademie de'r ffletefifchap-
pen van Parys, gefproken hebben. De reuk
van het vleefch van de Zee-Starren is ov.ër-
eenkomftig met dat van de Zee-Egels, en dè
fmaak met dat- der Schaalviflchen,
Men heeft zekere foorten van Zee-Starren,
wier ftralen met geen pooten bezet zyn , deze
ftralen dienen haar zelfs tot pooten. Het
dier hecht ’er twee op de plaats vaft , naar
welke het zich begeven wil , en fleept zich
door middel van deze voort, terwyi de ftraal
die ’er tegens överftaat, zich in een tegenge-
ftelde zin kromt, op het zand fteunt, en de
Zee-Star na dezelve plaatft vooriftoou.
- Onder de verfchillende foorten van Zee-
Starren heeft men ’ er een, van een zonderlinge
vorm : hare ftralen verdeden zich in
zekervoegen, even als de takken der hoornen.
Men merkt eerft v y f dikke ftammen
o p , in wier midden de mond is ; tuffchen
de ftammen is een opening , iedere ftam verdeelt
zich in twee takken , deze takken zich
weder in twee andere , en dus tot aan het
einde , en de laatfte zyn zoo fyn als bairen.
Alle de ftammen en takken die ’er uit Voortkomen,
zyn inwaarts gekromt, buigen zich,
en zyn gefchikt om den prooi aan te grypën',
en aan den mond te brengen. Een dezer is
het Medufaashoofd , *t geen men in alle de
Kabinetten der Natuurlyke Hiftorie ziet, en
’ t geen meer o f min hooggefchac word, naar
mate van deszelfs grootte, kleur , het getal
en zuivefheit van dë ftralen o f takken.
Men heeft noch een ander foort van kleine
Zee-ftar , die zich door middel van hare
takken beweegt en voortgaat, zy kromt eft
herkromt hen even als de Slangen haar lichaam;
wanneer deze takken van het middel-
fte afgefcheiden zyn , zoo hebben zy noch
beweging, gelyk men zulks in de ÏVortneh
en Colubers opmerkt, die mén in verfcheide
ft ukken gefneden heeft.
De kleine Z e e -S ta r , die merf Zee-Star
met ftraalen even als deftaart van een Haag-
7//rnoemt, heeft ifiderdaat ftralen , die zoo
breukig als de ftaarten der Haagdiffen zyn.
De minfte fchok die hen de baren tegens de
fteenen doet ondergaan , berooft haar van
eenige van deze ftralen. Maar de Natuur
heeft tegens deze menigvuldige verliezen
voorzien , aan welke de verfchillende foor-
tên van Z'ée-Starfen onderhevig zyn; naauw-
lyks hebben zy een ftraal verloren , ö f ’ èr
groeit weder een andere uit. Om dit gevaar
te vermyden, onthouden.de kleine Zeè-Star-
ren, waar van wy gefproken hebben , zich
altoos op effen Zee-kuften , die alleen mét
‘zand bedekt zyn : men vind haar zomtyds
onder het zand bedolven , alwaar zy zeer
] ahgzaa'm Vóörtgaan."
D dd ddd 2 Men