dit zuivere V u u r , i s , dat het gemakkelyk
alle lichamen doordringt, en zich met een
foort van gelykvormigheit door hen verfpreid.
Een andere eigenfchap van het Vu u r, is ,
dat het alle lichamen uitzet, die het doordringt.
De Natuurkundigen hebben zich van
dit uitwerkzel bedient, om de Thermometers
te zamen te Hellen, die de verfcheidenheden
van de gematigheit van den Dampkring aan-
wyzen. 9
Schoon het Vuur overal is , zoo wierd er
vereifcht dat de Menfcheu-, om het tot hunne
gebruiken te doen dienen , middelen bedachten
om het zich te doen vertoonen : de
wryving , de vorming van zekere vochten,
het grootfte gedeelte der Phosphoruflen , de
holle Spiegels, en de bolle Glazen , zyn de
voornaamfte middelen die het Menfchelyk
vernuft heeft uitgedacht om in zeker voegen
over deze hoofdftof te gebieden. . . .
De Proefneemingen van de Electriciteit,
die een zoojiaauvvkeurige overeenkomft met
het verfchynzel van den Donder hebben, be-
wyzen op een zeer merkbare wyze, met welken
overvloed het Vuur door de geheele Natuur
verfpreid is. Zie D o n d e r .
Wanneer het Vuur in een lichaam verborgen
is , zoo is het in een vreedzame Haat,
en in een foort van werkeloosheit; maar
wanneer het zichtbaarlyk werkt, zoo verteert
het hen. Volgens deze laatfte eigenfchap,
zeggen w y , dat het Vuur dat werkzame
wezen is , ’ t geen wy aan zynen luifter
herkennen, en ’t geen ons fmerten veroorzaakt
wanneer men het te naby kooint ; maar *t
geen, op een zekeren afftand , ons^ een aandoening
doet gevoelen, dat gelyk is aan die
gene, die wy in. een gematigt jaargetyde gewaar
worden: alle zyne deelen houden zich
in evenwicht met elkanderen , werken en
verfpreiden met gelykheit door de lichamen;
maar zónder naar eenig punt van de aarde te
hellen: deszelfs voornaamfte eigenfchappen,
zyn de uitdamping van de vloeiftoffen , de
glaswording van de aarde en Heen en, de verkalking
en herftelling der Metalen, en de tot
afchbrenging van de Planten en Dieren uit te
werken; maar het heeft voedzel nodig, en
de ftoffen die het befte gefchikt zyn om het
hier toe te dienen, zyn , de Olie , de Turf,
de verfchillende foorten van Kooien, het
Hout, enz.
V U U R B R A K E N D E B E R G E N ,
z ie B r a nd ende B e r g en .
V U U R K L O O T . Dit is een verfchynzel
dat zich zomtyds in de lucht vertoont,
edoch met verfcheidenheden. Dit is een
brandende K lo o t, die zich doorgaans met
fnelheit door de lucht beweegt erf zeer.dik-
wyis een ftaart achter zich fleept. Wanneer
deze Klooten verdwynen , zoo laten zy zomtyds
in de lucht een kleine afchverwige Wolk
achter zich: zy zyn zomtyds van een verbazende
grootte. Men zach ’er in het jaar 1719
een te Boulogne, waar van de middelyn gelyk
aan die van de Maan was ; zyne kleur
evenaarde die van brandende Kamfer ;hy vei -
fpreide een zob glansryk licht in het midden
van den nacht , als-dat der Zon , even voor
dat zy zig boven den Gezicht-einder vertoonr.
Men merkte ’er vier kolken in op , die rook
uitgaven, en men zach uitwendig kleine vlammen
die ’er op rufte, en zich ophieven. Zyn
ftaart was zeven raaien langer als.zyn mid-
dellyn, en hy barfte met een verfchrikkelyk
geraas, Die gene die men te Quesnoi, in het
jaar 1717 waarnam.; vertoonde zich in een
Wolk op het midden van de markt, en verbrak
zich met de flag van een Kanonfchoot,
tegens de Toorn van de Kerk, en verfpreide
zich vervolgens over de Markt, als een regen
van Vuur. Een opgenblik daarna gebeurde
het zelfde verfchynzel weder op deze
plaats.'
Men ziet eenïge van deze Klooten die zich
op een plaats ftilhouden , en andere die zich
met een grpote fnelheit bewegen : zy verfpreiden
overal waar zy doorgaan , een reuk
van brandende zwavel : eenige van deze
Klooten maken geraas en andere niet. Men
heeft verfcheide Waarneemingen van Vuur-
klooten, die op de aarde nedervallen ónder
een groot geraas , geduurende de tyd dat het
Blixemde en Donderde; zomtyds hebben deze
Klooten groote fchadeu veroorzaakt. Deze
verfchynzelen fchynen , gelyk den Donder
, met de Eledriüteit over een te koo-
men.
V U U R S T E E N ; zié P y r i t e s .
V Y F V IN G E R K R U ID , Quinque fo-
Jitm. Dit is een Plant die overvloedig in
de Velden op de Zandachtige en Steenachtige
plaatzen,, in de Weiden, en de waterachtige
en in fchaduuwryke plaatzen g ro e it :haar
wortel is lang, en zomtyds zoo dik als een
pink, vezeiachtig , uitwendig zwartachtig?
inwendig rood, en van een zamentrekkende
fmaak:
fmaak: deze Plant fchiet, gelyk de Aardbeziën
Plant, verfcheide fteelen uit die omtrent
een en een halve voet lang, rond,dun,
buigzaam , wolachtig , roodachtig , by tus-
fchenwydtens geknoopt, en die uit hare knoo-
pen bladeren en wortelen uitgeeft,.waardoor
de Plant zich in het, ronde uitfpreid en ver-
meenigtvuldigt: haare bladeren zyn langwerpig,
rondachtig aan hun uit-einde , zenuuw-
achtig, wollig, aan dé randen gerant, groenachtig
, en by vyven aan een fteel vaftge-
hecht; het groote foort heeft ’er zeven : haare
bloemen komen in de maanden Mey en
Juny voo rt, zy ftaan ieder afzonderlyk , en
zyn uit v y f blaadjes te zamengeftelt, die
geel, rooswys gefchikt, een weinig breed
en hanwys gerond zyn : deze bloemen duu-
ren niet lang: op dezelve volgt een rondachtige
vrucht, die^ uit verfcheide fpitze zaden
te zamengeftelt is, welke by wyze van een
hoofdje by een gefchikt zyn , en door de kelk
van de bloem omvat worden. .
Men maakt vooraamentlyk van haren wor-
. tel in de Geneeskorift gebruik : men verzamelt
deze wortelen in ,de Lente ; men doet
’er de eerfte fchors af , die zwartachtig en
dun i s , en men opent hen pm ’er het°hart
uit te neemen-: men laat vervolgens de tweede
fchors droogen met haar om een ftok te
flingeren, vervolgens bewaart men haar op
een drooge plaats om haar by gelegenheit te
gebruiken. Deze Plant is balzemachtig, wond-
heelende- en zamentrekkende : haare wortelen
worden met vrucht in de garftewaters en
zamentrekkende foepen gebruikt, wanneer
men den onmatigen loop fluiten moet.
V Y G . De Schelpkundigen geeven dezen
fl&am aan een foort van Schelp van het ge-
flacht der Tonnen, en de bende der Éenfchel-
pigé. Deze Schelp is langwerpig en gekromt,
613 haare'kleur evenaart die van een Vyg vrv
wel;,'1 ; Jb J
. V Y G E B O O N , L u p y n , Lupinüs. Dit
ls een Plant die men in de Zuidelyke deelen .
van Vrankryk aankweekt: ' haar p o r te l is
doorgaans enkelvoudig , boutachtig , en vezelachtig
: hy fchiet een fteel uit die twee
oetenhoog, rond,recht, wolachtig, getakt,
bfoenachtig, geelachtig en mergachtigis: na
Jfjjp Roemen die op den top van dezen fteel
• uV^Yn ? verdort zyn, zoo verheffen
tSÏ8W*J8 takken onder : de bladeren zyn
U. D eel.
waycrswys-, of.gelyken naar een ge-opcnde
hand, zy zyn groenachtig, en aan de onder
zyde wolachtig: de afdeelingen der bladeren
naderen elkanderen , en fluiten zich by het
ondergaan der Zon to e , en wat meer is , zy
krommen zich naar den fteel, en buigen zich
naarde aarde: de: bloemen zyn peulswys en
aan een air op den top van den fteel geplaatft;
’er volgen dikke ,.breede en platte peulen op,
• die omtrent drie duimen lang, en met verfcheide
by elkanderen gevoegt zyn , zy bevatten
v y f o f zes vry grote zaden , die rond-
achtig ; een weinig hoekachtig en platachtig
zyn, deze^ bevatten een jonge Plant die vry
zichtbaar is , zy zyn aan de zyde met welke
zy aan de fchede vaftgehecht zyn eenigzins
navelswys uitgehplt, uitwendig witachtig,
inwendig geelachtig, en zeer bitter.
In de tyden van Galenus , waren deze za-,
den een dagelykfche fpyze op de tafelen ; men
ontnam hen hunnen bitteren fmaak door k o - :
kent water, en men at hen met zout en azyn:
maar de hedendaagfche Geneesheeren hebben
, zedert Hofman , het inwendig gebruik
van de Vygeboonen alsgeyaarlyk befenouwt,
om dat zy een voedzei zyn, ’ t geen een grof
fap verfchaft, zeer moeyelyk te verteeren is,
enz. echter zoo ’er zoo veel gevaar infteekt:
dat men zich met Vygeboonen voed, hoe kan
het dan waar zyn dat ’er de Grieken zoo menigvuldig
gebruik“ van maakten *? Protogenes
die in zyn ty d , een zeer bekwaam Schilder .
was, at niets anders dan Vygeboonen, wanneer
hy meefter van zyne verbeelding zyn
wilde, en levendigheit in de ordonnantie van
zyne ftukken moeft brengen: dus zyn de V y geboonen
, volgens het gevoelen van de he-
dendaagfehe Geneeskónft , in het zelfde geval
als de Linfen. Zie dit woord.
Hoe het ook zyn mag , zoo behooren de
Vygebponen echter onder het getal van de
uitmuntende heelende middelen, haar aft
kook,zei is nuttig om de huit te ftoven: wanneer
zy door Schurft, Zeer, Kraauwzel, enz.
aangetaft is , zy behoort tot de vier oploflen-
de Meélen, welke die van de Ga,rft, Boonen,
Oroben, en Vygeboonen zyn, in welkers plaats
men echter, volgens zyne begeerte, die van
den Tarw, Rogge, Fenegriek, en het Vlajcb
gebruikt. Zie deze woorden.
De Vygeboonen dienen mede tot voeder
voor het Vee; maar men laat haar alvorens
in water weeken, om ze van hare bitterheic .
te beroven.
F f f f f V YG EN -