De Heer Geoffroi zecht dat dezen wortel
■ niet voor het jaar 1524. bekent geweeft is ,
wanneer Nikolaas Monard hem in gebruik
bracht^ Marcgrave is den eerften die ontdekt
heeft dat de plant van de Mecboacban de
Amerikaan fche Winde is , die in ’t latyn,
Convolvulus Americanus, Mecboanna dicius,
•en door .de Braziliaanen 'Jetucu , genoemt
word. Dezen wortel is zomtyds getakt: wane
e r hy noch groen is , is hy zeer dik en een
voet lang: hy is uitwendig bruin, inwendig
w i t , melkachtig .en harliachtig. Hy-fchiet
rankachtige en kruipende fteelen uit, zy zyn
hoekachtig en melkachtig, en met beurtelingfch
ftaande bladeren bezet, welke groen zyn en
de gedaante van een hart hebben: de bloemen
beftaan'uit een enkel ftuk dat een kloks-
vvyze gedaante heeft, haare kleur is uitwendig
bleek vleefchkleurig , en inwendig purperachtig.
De vruchten zyn zwartachtig,
driehoekig , en hebben de groote van een
erweet.
De Inwoonders van Brazil 'zoeken deze
wortelen in de Lente, fnyden hen in ronde
o f langwerpige fchyven, waar na zy ze aan
een draad rygen om ze te droogen. Wanneer
zy de fchors van dezen wortel afgedaan hebben
, drukken zy ’er het fap tuffchen een ftuk
fto f uit, en droogen het geene binnen eenige
uuren van dit fap do orz inktdit is het geene
dat men Melk o f Droejfem van de Mecboacban
noemt.
\ oor dat mén wift dat dezen wortel zyne
purgeerende kracht door de zieding verlieft,
zoo wierd hy hoog gefchat; maar men heeft
de Jalappe in deszelfs plaats gebruikt, die
meede een foort van Amerikaanfcbe Winde
■ is, welke zoo langzaam niet werkt en in een
minder gifte. Zie N a ch t s ch o o n e .
Dus is de beroemtheit vandenMechoachan
zeer veel vermindert. Voor ’t overige is hy ’
niet onaangenaam ; hy dryft zachtelyk en
zonder gevaar de verdikte, lymerige en waterachtige
vochten uit het hooft, de borften
de gewrichten, hy is in zeffftandigheit ingenomen
nuttig in de jicht, kliergezwellen, venusziekte
en waterzucht: men ne.emt hem
met wyn o f eenig ander voegzaam vocht in.
De Mechoachan welke men zomtyds in Pro-
vènce inzamelt, heeft veel geringer krachten
als de Amerikaanfche.
Het fchynt dat de Mechuacanica, waar
van Hernandez, onder de naam van Tacua-
obe , gefproken heeft, van onze gemeene
Mechoachan verfchilt, -om dat dezen wortel
de keel brand, en dat de Mechoachan byna
fmakeloos is. .
M E C .O N I T E S. Men geeft dezen naam
aan kalkachtige fteen welke gewoonelyk
graauwachtig o f witachtig is , en uit een verzameling
van kleine ronde fteentjes zamenge-
ftelt zyn, welke.de- groote van de eitjes der
vifchkuit, o f het zaad der mankop hebben :
men noemt hen zomtyds meede Eijerjleenen♦
M E C O N I U M o f M C E C O N IU M .
Men geeft dezen naam aan twee verfchillen-
de zelfftandigheden; de eene is de Engelfcbe
Opium die men in dat Land vervaardigt, niet
de,koppen der Maankop te koken. De andere
is een drekachtige zelfftandigheit ,. die
geen kwadem reuk heeft, en welke de kinderen
even na de geboorte loozen.
M E D I C A , zie B o u r g o n d ie s en
H o o i.
M E E K R A P , M e e , K r a p , Rjubia.
Men heeft verfcheide foorten van Meekrap
•welke alle een verfftof verfchaffen. De Azala
o f Izari van Smyrna, die men te Dai;nétal en
te Aubenas gebruikt om de fchoone vleefch-
kleur te verwen op de wyze van die van
'Adrianopelen, is een wezentlyke Meekrap.
Eenige foorten van deze plant groeijen ria-
tuurlyk in de heggen en boffchen , welkers
wortelen wanneer zy met voorzorg gedroogt
z yn , een zoo fchoone .verfftof als de Azala
van Smyrna verfchaffen. De Heer Dambour-
nay, meedelid. van het -Genbodfchap tot aan-
kweeking van den Landbouw van Rouaan,
.heeft een foort van Meekrap aangekwëekt
die men op de rotzen van Oizel in Norman-
dyën gevonden heeft : de wortel van deze
plant heeft hem een verfftof verfchaft'die. al
zoo fchopn als die van de Azala was. Volgens
dc proefnemingen van'den Heer Guet-
ja rd, kan men meede een röode kleur uit het
. Walftroó trekken.
Het foort van Meekrap dat men doorgaans
tot het verwen aankweekt , is de Rubia Tinc-
forum fativa. Deze plant fchiet fteelen uit
welke zich vry recht overeinde houden, zy
zyn drie o f vier voeten lang, vierkant, ge-
.knoopt en ruuw in ’t aanraken; iedère knoop
.is met v y f o f zes bladen bezet welke een ring
om den fteel vormen. Deze bladeren zyn
lang, fmal, en aan hunne randen met fyne
en-harde tanden bezet welke zich aan de kleederen
«leren hechten. De bloemen zyn gróenacti*
tig geel; zy komen omtrent de toppen van
de fteelen voort, en beftaanuit een ftuk dat
tle gedaante-van een kommetje heeft. Op dezelve
volgt een vrucht-die uit twee zamenge-
voegde beziën beftaat, iedere bezie bevat
een byna rond zaad. De wortelen van deze
plant zyn rond, kruipende , houtachtig, en
roodachtig, zy hebben de dikte van eën pen-
nefchagt en een zamentrekkende fmaak.
Het is dit foort van Meekrap waar van mefi
planteryën in Zeeland en in' de'omliggende
ftreken van Ryffel aanlécht. Men droogt
haaren wortel, brengt hem tot poeder, en
verkoopt hem onder den naam van Meekrap.
Het is niet mogelyk dat men met deze Meekrap
het katoen een zoo fchoone roodekleur,
als met de Azala van Smyrna geeft. Voor ’ t
overige zoo heeft men geen redenen om te
denken dat dit onderfcheid van de plant zelfs
voortkoomt : want het zaad dat men uit de
Levant, onder den naam van Azala gekregen
heeft, heeft-in den tuin des Konings van
Vrankeryk dezelve foort van Meekrap , als
die van Ryffel, voortgebracht. 1 Zóu dit ver-
fchil van den trap van rypheit, ö f van de
drooging, o f van de bearbeiding, enz. voortkomen?
Wat de Meekrap van Oizel betreft,
zy fchiet vroeger in de Lente , als die vart
Ryffel uit; haare dunne fteelen hangen op de
aarde; haare wortelen zyn zoo dik niet, minder
levendig van kleur, en minder met knobbels
ën vezelen bezet, als die van Ryffel.
Aankweking van de Meekrap♦
De'Meekrap koomr in alle'foorten van
gronden voort, maaf zy fchiet in allé geen
Wortelen van dezelve fchoonheit: zy bemint
krachtige en zachte gi;onden, welke van onderen
vöchtig zyn ., maar zy fterft wanneer
zy te veel Water heeft» De gunftigfte grónden
voor de Meekrap, zyn de uitgédröogde
inoeraffen.
Men kan de Meekrap op drie verfchtllende
Wyzen aankweken, als door zaad, doorwor*
telen, o f met haar in te leggen. De eerfte
wyze is de langwyligfte, edoch noodzakelyk
Wanneer men van de Meekrapplanteryen ver-
wydert is. Men moét het zaad der Meekrap
'in de maand Mey zaaijen, en de planten welke
’er van voortkomen, konnen niet als na
het tweede jaar in de velden verplant worden.
De Meekrapkweekery is fpoediger met planten
vervult , wanneer men wortelen plant.
Wanneer men de wortelen der Meekrap op-
Tieemt öm hen aan de Verwers te verkoopen,
zoo kan men zich een groot getal jonge planten
verfchaffen, zonder dat men de verknoping
merkelyk benadeelt: want men heeft
•door de ondervinding geleert dat een ftuk o f
afgeknot deel van den wortel, mits het met
'een knop o f eenige vezelen bezet is , een
nieuwe plant voortbrengt.' Men kan meede
tot het inleggen zynen toevlucht nemen , met
de fteelen der Meekrap in de aarde in te leggen,
zy fchieten hier door wortelen, enmefr
Kan Ze vervolgens verplanten. Deze fteelen,
welke dus in wortelen verandert worden,
hebben eenigen tyd noodig om zoo overvloedig
in kleur te zyn als de wezentlyke worte*
-len; men moet zorgvuldig het onkruid uit de
Meekrapvelden uitwieden, hen'omploegen,
-en de wortelen met aarde bedekken om dat
zy fchooner-zouden worden.
In de maand September kan men het kruid
der Meekrap afmaijen. Dit kruid verfchaft’een
uitmuntent voeder voor de koeijen; het gebruik
van dit voeder doet haar veel melk geven',
welkers kleur èenigzins op het rood trekt, eü
waar van de boter geel en welfmakende is.
De inzameling van deze wortelen gefchiet
in Oftober en November. . De voordeeligfté
ftaat in welke, zy voor de verfkonft zyn konnen
, 'is wanneer zy de dikte van een groote
pennefchagt hebben. Wanneer men hen te
oud laat worden, zoo geven zy weinig verft
fto f u it; en wanneer men hen te jong uit*
trekt, zoo geven zy Weinig voordeel.
Na mate "dat men deze wortelen uitgedolven
heeft, zoo fpreid men hen op de Velden
uit om hen te doen droogen. Men moet hen
niet waffchen om zé van de aarde te ontdoen
Welke ’ er aangekleeft blyft : want men word
als dan aan de kleur gewaar die het water
verkrygt, dat deze vloeiftof het kleurent gedeelte
éeriigZüis ontbonden heeft. De wortelen
der Meekrap zyn moeijelyk te droogen:
hup fap is lymeftg, en Zy-verliezen in de
ftoóf zeven achtfte gedeeltens van hun gewicnt.
(*) In Zeeland, en over Flakkee* waar de Meeplanteryen meemgvüldig zyn, gefchied de voortteeling
®oor het uittrekken der jonge planten, die men kiemen noemt, en de verplaatfing der zelve op andere
velden; de in legging der■ fteelen gefchied hier niet, men overdekt dè Oude planten met aarde, en hier
door worden de uirfpruitfels of kiemen . vermeenigvuldigt, en de wortelen beter. De Aftnaijing werd
er_n_00Ilxgedaan, nog dit kruid tot voeder gebruikt,
ilv D e ËIi. Ê