pyl was , die eerft afgefthootenwierd..
Men :kan de Salm als een der gröotRe Ri-
vierviflchen befchouwen , . die wy kennen.
Hy heefc .de dikte van een mans:dey ; hy
evenaart zbmtyds de Thonyn in grootte;men
yahgc ’ér di el dertig en veertig ponden wee-
gen.I-Dezé Vifch heefteen kuit die eenigzins
dik is ; zyn vleefch , is inwendig overal met
vet vermengt ^;-ven vopral aan den buik 1 dit
-vleefch-is witachtig ^ D r dat het gekookt is^
maar wanneer het gekookte o f gezouten is,
zoo word het rood : het is/zeer verzadigént.
13e verfche Salm , heeft veel aangenaamer
imaak als die geene, die mén zout, óm hem
voor . het verderf te bewaaren , en elders te
vervoeren. Het befte Ruk,.van dep Salm is
-de neus, én vervolgens ;fchat men^ den buik
-het .höogftp.
De. Schryvers yerfchillén--over het voed-
-zel waar medé) de,:;§almen;zieh voéden: men
weet echter, dat zy met greetigheit de Aardwormen
en .Grondels ? (óf andere kleine yis-
-fchen ;in zwel gen die tnen.hen aanbied, ' Zy
worden - in het zoetwater zeer v e t , 'en hun
.vleefch word .’er veel-lappiger in; maar wanneer
zy zich länger als een jaar in de.Rivieren
onthouden; zpo;word hun vleefchdrooë,
magen efc bleek , en,het verkrygt een fmaak
die veel onaangenamer is. Dezen Vifch leeft
verfcheide jaaren., en men kan hem lang buiten
het waten houden , voor dat hy Rerft. Men
vind geen Salmen in de Middelandfché-Zee;
en zy volgen de Scheepen die met zout geladen
zyn , tot aan den oorfprong der Rivieren
: men kan zeggen dat zy in grootte , en
aangenaamheit van fmaak verfchiïlen , volgens
de plaatzen op welke zy zich otithou-
-den; Men roemt de Salmen van de Teems,
den Rhyn , de Moefel , de .Loire , . de Ga-
ronne., de Dordogne, en de Allier : die gene
die men. in Lapland vangt,^ worden, zoo
als Rondelet zecht, voor deuitmuntenRe van
i Europa gehouden.
• Hiß orte van de-Salmvangfi , in. Neder-
Bretagne. -
De Heer Deslandes zecht, dat men, te Chi-
- teaulin, een kleine Rad van Neder-Bretagnje,
zomtyds vier duizent Salmen vangt. De Be-
fchry ving die hy van de ze vifchyangR geeff,
■ is vry weetensvvaardig , als meecje ëe.mgé
Aanmerkingen , die hy gelegenheit, gehad
heeft om te können maaken. De Sahnen
die in.de Rivieren gebooren worden , zecht
h y , zakken vervolgens paar Zee a f , en kee*
ren -hier n a , naar dezelve Rivieren te rug;
in welke zy. zich tot aan 'hunnen dood onthouden
y o f , ’t geen hun gemeen lot is , toe
dat zy gevangen worden. Wannéér zy zich
in een Rivier begeeveh zoo zwemmen zy haar
volRandig op; in diervoegen, dat' men dik-
wyls zeer verre, van' haare uicftroóming halmen
vangt; , die, meh' zeldzaam in de volle
Zee vèrfchalkeh kan .; want, fchoon dé' Rü
vier Chateaulin in' ae Ree yaó BreRï, uitvloeit
, zoo vangt men echter geen Salmen
pp deze R e e , alwaar de vifchvangR behalvren
dit zeer overvloedig is-;; maar men; zal ’er
wel ras de feeden van zién1, die zeer zonderling;
is.
_ - Een andere byzonderheit, die de Salmen
doet p n d e r fch e id cn isd a t zy altoos in tal-
.ryke trpepèhj uit de Zée' te rug kópmen , en
even als in heirlegers, gelyk dd Haringen,
de Makreelen , de Thonynen, en de Sardynen
zwemmen,,: maar zy hebben in hunnen tocht
ieen wö^utlyke verfchëidenhek;;| want wy
■ hebhep gezecht. dat'de.Haringen alleen naar
[de KuR^n’ van. NpMiandyen , dóór eêh on-
pindig. getal ‘ kleirieLiwormen' gelokt worden,
.rmpt welke de Zteé. als idantbedekt is. ï)e Ma-
Jtréeleh verzamelen in.hét begiirvan deLèn-
tc ’; "Óp zekere Zee-Kuflen by elkandereii,.oin
in maatfehappy op een foort van Zee-Wier, te
[aafeh j naar welk zy iéergreetig zyn. De Tho-
.nynén. verfpreidén zich niet laftgs de Kaften
van Proveiape' erf Languedoc , .dan al vluch-
.tendè : zy yinden ?ei* een'wykplaats tegéns de
.beledigingen yan, den Zwaardvjfeh , die een
.zoo groot vermpogen op de Thonyneff,heeft,
die patüuflyk'KTöo^rtigzyn, dat.zy op zyne
aanpadering op élkabcieren koppelen, ten zich
op het eerfte ftrand werpén, dat z y ontmoeten.
Dë Sardynen zouden zich niét alléén op
. de Kuiten van Neder-Bretagne zien laten, zoo
. men niet, om ze aldaar te-houden ; hen met
. eeti mengzél aasden , ’t geen in Noorwegen
bereid word , en waar meede men alsdan de
Zee beddekken moet. Zie op het éo orcl S a r-
DYN.
. Wat de galmen betreft, ’t geen hen .aan-
ipoort om hy. een te koppelen , en in troé-
pen voort te tfékken , is hunne 'begeerte, óm
aan de vefméerdei^ng van bun foort té ar-
beiden': inderdaat, wanneer de, Salmen zich in
de Rivieren begceven, zoö zwemmen de wyf- •
jes altoos voor u i t , en de mannetjes volgen
met veffchillende trappen van fnelhe.it. Het
is; waaffchyrielyk dat de veiiiefdfté de driftio
fle zyn. En wanneer den tyd koomt dat
de wyfjes haare kuit fchieten , zoo befproei-
jen de'manpetjes dezelve om ftryd : niets
houd hen te rug , en niets is in Raat om hen
hier van af te trekken.
Voor het overige , men vind geen Salmen
in alle Rivieren:; men-heeft ’er twee-, die in
dé Ree van Breft uitRroomen, en byna gelyk-
yormig en evenwydig z yn , edoch men vifch,t
maar alleen in;de eene Salmen ; ongecwyffelt
is het voedzel dat zy ’er in vinden, beeter
naar hun fmaak gefchikt, en lokt hen hierom
fterker aan : dit is de eenigfte reeden die
men van de^e keus geeven kan. Eenjge,gfs-.
fen dat de Salmén veel liever een Rivier' opzwemmen
, die dóór het Sneeuw-water ge-'
vQed word : dit is gemakkelyk na. te-Tpoo-.
ren. ; , ?
Het is poch een zeer. gewichtige Aanmerking
van den Heer Desfond.es, dat op de plaats
zen alwaar de Thonynen Haringen, en Sar-
dynen vangfl gefchied , de Zee vettig word
zoo lang deze vangfl duurt, en even als van .
den olie dik word; zomtyds gliflRert zyzelfs,
vooral wan neer, men. haar met de fcherpe zy-
de van de riemen ,flaat : men bemerkt niéts
diergelyks in de Rivieren , In welke men
Salm vifcht, fchoon-men ’er een verbazende
meenigte in vangt, en dat deze .viffehery ver-,
fcheide maanden achter elkanderen duurt:
haar water word nooit troebel nóch dik. Het
vleefch van dezen Vifch , ’o geen zamenge-
pakt is, en in geen olie verandert; is het ge-
heele jaar door goed, maar dus is het met de
olieachtige vifïchen niet gelegen.
De. Salmen bezitten eén vernuft dat iets by-
zonders heeft, en waar over geen Natuuronderzoeker
zich fchaamen moet om ’er zich,
over te verwonderen. Men weet dat de Rivieren
zich fnclder aan hun oppervlak als na
by den grond be.weegen, alwaar zy veel-ver-
traagt worden door de ongelykheit en onbe-
weeggelykheit van de lichaamen., -die haarè
beddingen uitmaaken.; QZie de Verhandeling
over de beweegingen van het Water , en andere
ylpeibare Lichaamen , door den Heer
Mariotte'). Dus heeft de Héér 'Desïandes
mede opgemerkt, dat de Salmen, in he,t opzwemmen
der Rivieren , zich alle zöo naby
de grond onthouden als hen moogelyk is, al«
waar het water zoo fnel niet afflroomt; waar
tegen zy zich naar het oppervlak opheffep
wanneer zy de Rivieren afzwemmen,, om
Ü É| de ftróom veel fnclder is. Doreeden
van dit verfchil in den Rroom is gemakkelyk
H. D eel.
te ontdekken ; en het is met het zelfde Natuurkundig
oogmerk , dat de Scbuitcvoerders
hunne, vaartuigen langs‘de boorden der Rivieren
opwaarts roeijén, alwaar de ftroom
mede langzaam is ; 'maar.in het afvaren zoeken
zy het: inidden .der Rivier , alwaar het
water met dé grqptfte-fiielheit vloeit. Na
déze.Aanmerkingen,.-gaat de Heer Deslandes'
tot den aanleg over, diëimén te Chateaulin
van, een Salm viffehery gedaan heeft, Deeze
vfflchery beftaat uit een dubbele ry Raaken,
die dwars door de Rivier van den eenen tot
den anderen boord,geplaatR zyn, zy Raan op
een .:.;'-::|éiingén- afRand van elkanderen , en
vormen een dyk , over welke men gaan .kan.
De ryen van deze Raakep zyn nevens elkan-
derep gevoegt, en worden onder en booven
het water , door dwarsloopende Raaken, met
yzere ringen aan elkanderen gehecht. Ter
linker zydè, wanneer men de Rivier opvaart,
is eenkiR van traliewerk aangelecht, die vy.f-
tien voeten 'aan iedere zyde . läng is : men
heeft deze in diervoegen- gepIaatR , dat ’er
de.Rroom van de Rivier nmmrlyk invloeit.
In het midden van deze houte fuik-; en byna
gelyk met het oppervlak van het water, heeft
men een opehing van achtien o f twintig dui-
ipen middellyn , welke met blikke plaatjes
die een weinig gekromt zyn omringt is , de-
ze. hebben de gedaante , van een gelykzydige
driehoek, en ópenen en fluiten zich gemak-
kelyk. De Salmen, die door den Rroom van
de Rivier naar de fuik geleid worden -, gaan
’er zonder moeke in met de blikke plaatjes
weg te Roöten die zich voor hen bevinden,
en waar van de voetRukken de opehihg boorden,
De plaatjes vormen een kegel wanneer
zy elkanderen naderen , en zy openen zich
zoo verre, dat zy een Cylinder worden.
Wanneer de Salmen door de fuik zyn doorgegaan,
koomen zydn een foort van bewaarplaats
, o f vifchkaar , waar uit de Viffchers
hen met, een fchepnet dat aan een lange Rok
gehecht is , uit neemen. Hunne behendig-
heit hier in , is zoo groot, dat nooit die gene
miffehen , die zy met hét oog uitkiezen
.D
e Salmen koomen altoos met dezelVen
overvloed in de Rivieren niet. Wanneer zy
elkanderen van verre' volgen., zoo begeeven
zy zich alle in de fuik , en uit deze in de
kaar, zopder verder op te zwemmen ; maar
Wanneer zy in een groot aantal in een Rivier
koomen , zoo lokken de wyfjes deNmannet-
jes tot zich, waar door de laatRe hunne krach-
Mm m 1 ten