de Pyriten , uit welke men Vitriool en Zwavel
trekt. Zie bet woord P y r i t e n .
Q U O G G E L O . Dus noemt men een
der aanmerk el ykfle Haagdiffen van de Goudkuil:
haar lengte is omtrent acht voeten, en
haar Haart alleen , beflaat ’er dineer als vier
voeten van. De fchubben van dit D ie r , ge-
lyken naar de bladeren van de Artiiiokken;
maar zy zyn veel fpitzer, zeer dicht zamen
gepakt, en zoo hart, dat zy haar tegens de
aanvallen van de andere dieren befchutten
kotinen. Haar voornaamile vyanden zyn’,
deTygersen Luipaarden: zy vervólgen haar,
en onderhaalen haar wel ras , fchoon zy zeer
fnel loopt; maar zy krimpt haar leden in, en
bied van alle zyden alleen haar gefchubd om-
kleedzel aan , dat haar onkwetHbaar maakt.
De Negers , die haar aan den kop dooden,
verkoopen haar fchild aan de Europeanen :
z y dryven hier een Herken handel mede ,
en eeten haar vleefch , ’t geen wit is-, en
een goede finaak heeft. Deze Haagdis , die
wel een groot foort van Schub dier zyn kan ,
leeft van mieren , die z y met haar lange en
flymerige tong inzwelgt. De Quoggelo be-
fchadigt de menfchen n i e td i e zy niet aanvalt.
y maar zy kwetzen die geene gevaarlyk
met haare fchubben die haar zoeken te dooden.
••
Q U O J A V A U R A U . Dit Dier,. is een
foort van Afrikaanfche Aap , die de PortUr
gezen el Selvago noemen , ’t geen de wilde betekent;
hy is v y f voeten lang , zyn gedaante
is affchuuwelyk ; zyn kop , lichaam, en armen
hebben een ongewone dikte; maar hy is
gedwee : hy gaat dikwyls recht overeinde, en
brengt zeer zwai*e laHen van de eene plaats
.naar de.andere : men leert hem mede water
putten , en hetzelve in een bekken op zyn
kop dragen, gierH in een vyzel Hampen , en
andere huisdienHen , in. een woord om het
werk van een Haaf te verrichten. Wanneer
dit Dier , om dus te fpreeken , geen opvoeding
gehad heeftf zoo is het zeer te duchten,'
om dat het natuurlyk zeer boosaardig en flerk
i s ; het taH zomtyds een menfch -aan , en
werpt het ter aarde, wanneer het hem de
oogen uitfcheurt o f eenig ander nadeel- toebrengt.
Zoo veel oyereenkomfl als het mannetje
van dit Dier met de mannen heeft, zoo
veel overeenkomfl heeft het wy fje met de
vrouwen , door deszelfs vollen boezem , en
ronde buik.
o n
R A A P .
R A A P . R A A P .
RA A P , K n o l , Rapa, De Raap is een'
algemeen bekende plant , waar van
men twee foorten onderfcheid, de eene is de
mannetjes, en de andere de wyfjés Raap.
i. De M a n n e t j e s R aap o f W are
R a a p. 'R a p a fa t iv a , ro tun d a , radice can-
dida •* dit is de gemeene ronde K n o l, haar
wórtelis bolachtig,-tfleezig, rond, en zomtyds
zoo groot als het hoofd van een kind,
haarkleur is uitwendig groen, wit,geel, rood-
achtig o f zwartachtig; hy is aan het onderfle
gedeelte met eenige vezelen bezet, en bevat
een vry vafl en wit vleefch , ’t geen dan eens
een zoete , en dan w^der een fcherpe fmaak
hééft; hy fchiet langwerpige bladeren uit,
die groot, breed, ter aarde liggende , tot
aan de ribben ingefneeden , ruuw in ’t aan raken
, groen en bruin zyn; deze bladeren hebben
een fmaak als moeskruiden; tuflchen dezelve
fchiet een Hëel -uit die twee voeten
hoog, en zomtyds hoóger is , hy is getakt,
en met géele bloemen bezet, die ieder uitvier
kruiswys gefchikte bladeren zyn zamenge-
ftelt: op deze bloemen volgén ronde peulen,
die met roodachtige zaden vervult zyn , die
naar het 'Koolzaad gelyken. Deze Plant
bloeit in de Lente en in den Zomer. Pli-
nius en Tragus zeggen , dat zy Knollen gezien
hebben, dié veertig ponden wëégden:
Amatus heeft ’er gezien , die zelfs yyftig eh
zreftig ponden zwaar waren ; 'en Mathiolus
zecht, dat men hem ’er vertoont heeft die
hóndert ponden gewicht ophaalden ; maar
men weet niet in welk Land dit geweeH is ,
wantmen heeft Landen in welke hondert.pon-
den naauwlyks zedig Paryfche ponden uitmakken
, en dus noch minder in AmHer-
damfch gewicht; voor ’t overige kan eeii
vette en vochtige grond,' gevoegt by de warmte
der luchtHreek , veel tot eene zoo verbazende
grootte toebrengen : voegt hier het
voordeel der aankweeking b y ; want hoe me-
nigvuldiger men de bladeren afplukt, hoe
grooter de wortelen worden zullen.
2. De W ye-jès R a a p , of L ange
R a a p , Rapa fativa oblonga , feu fcemina :
deze verfchilt alleen van de voorige , door
haaren wortel, die langer, en zoo dik niet is;
zy vyord hoóger gefchat, en is veel aangenamer
van fmaak als de vorige ; zy heeft uitwendig
zoo veel overeenkomH met de Stek-
Raap, dat eenige Lieden haar met elkanderen
verwarren; echter verfchillen deze planeten
onderling van elkanderen, door den
fmaak, kleur en zelfHandigheit van haare wortelen.
• De Raapen worden meer tot fpyze als in
de GeneeskonR gebruikt ; men verkieH die
geene die malfch , welgevoed , en fmakelyk
zyn , en weinig loof , en een lange wortel
hebben. Men fchat haar verzagtende , en
nuttig voor de jonge galachtige Lieden, echter
zyn zy winderig en moeijelyk te vertee-
ren. De Boeren vah Auvergne en L'imoufih
eeten haar onder den aflche gebraden : men
maakt ’er zomtyds in de foepen gebruik van,
aan welke zy een goede fmaak verfchaffen:
de droop van de Raapen word zoo hoog gefchat
als die van de Stek-Raapen , tegens de
hardnekkige verkoudheden, en tegens de kink-
hoeH der kinderen; in êen woord tegens allé
de gebreeken der boril, in welke de adem-
haaling moeijelyk, en de Hem fchor is. Het
zaad der Raapen is vergiftwederHaande. Het
afkookzel der Plant is uitnement tegens de
winter in de handen en voeten.
Men kan het zaad dezer Plant van Febru-
ary tot September zaaijen , in de velden , in
een welbebouwde aarde, gelyk men zulks in
Limoufin gewoon is :' men laat de eerH gezaaide
Raapen opfchiéten om ’er zaad van te
bekoomen, die men vervolgens op beddingen
zaait, in gaten die men met de vingers f
vier duimen van elkanderen maakt: men
plaatfl drie zaaden in ieder holletje , en bedekt
hen met aarde.
Geheel Parys weet dat de Vaders Minimi-
ten van PafTy uitmunten in de KonH om in
alle jaargetyden , Raapen tot Salade te doen
voortkoömen: zie hier zoo men zecht, hun
eheim. Men laat het zaad der raapen geuurende
vierentwintig uuren in waterwee-
ken , vervolgens doet men het in een linnen
zakje , dat naauwkeurig tóegebonden is , en
dat men foor de grootlte fiitte der zon , ge-
duurende dezen tyd bloot Helt; het zaad begint
ten einde van dezen tyd te fchieten :
men zaait het in een aarde die voor de zon-
neHraalen is blöotgeRelt, en men gebruikt
de voorzorg óm het met houte bakken te be-
Z z 2 dek