van alle foorten van Rallen : zyne beenen
zyn kort, gelyk die van de Vogelen , welke
platte voeten hebben: zyne vingeren zyn zeer
lang,uitgezonden de achterRe, die zeer kort
is : zyne vederen doen hem grooter fchynen
als hy wezentlyk is ; die van zyne dyen zyn
zwart en blaauwachtig met wit gevlakt; het
opperfte gedeelte van zyn lichaam is zwart,
als mede de b o r il, en met een taanverwige'
kleur geRippelt: zyn bek is dun, en aan de
boven zyde rood: zyn Baart is kort, zoo als
mede die van alle flrandvogels welke niet
zwemmen: hy is vleezig gelyk de Meerl, en
zeer goed tot fpyze.
Men ziet deze Vogelen in groot aantal; zy
loopen zoo fn e l, dat men in Vrankeryk,
tot een fpreekwoord zecht, by loopt zoo fnel
als een Rail ; zy onthouden zich aan de oevers
der Beeken , alwaar hen de Boeren mee
Brikken en netten vangen; men kan met Sperwers
op_ de Rallen jaagen ; hunne vlucht is
eenderlei, en zy zyn wel ras in een vlakland
gevangen.
De vogel die men Kwartel Koning noemt,
is een foort van Zwarte land R a il, die weinig
van den voorgaanden verfchilti- Zie Kwart
e l .
4. De R oob e R a l l , verfchilt van de
Zwarte land Rail , niet alleen door zyne
kleur , maar medé door den bek ; dit is de
gemeenRe der Rallen : zyn kleur trekt op
het rofle-, en hy onthoud zich in het kaphout.
’ Catesby zecht, dat men in Amerika , een
zwarte land Rail vind, die zöo vet word dat
de Indianen dezelve gemakkelyk vangen kon-
nen , deszelfs vleefch is zoo goed als dat van
de Oftolan.
R A M , Artes. Dit viervoetige Dier met
gevorkte voeten,, is-het mannetje van het
Schaap. Het word Lam in de eerRe tyden
van zyn leeven , en Hamel genoemt wanneer
het gefneeden is.
Het Schaap draagt de naamen van Lam en
Schaap, in dezelfde omfiandigheden, Zie
Men kan, in zekeren zin, zeggen, dat de
Hamels.door konft-gemaakte Dieren zyn , die
de menfchelyke vernuftigheit gevormt heeft-,•
om ’ er-meer voordeelen van te trekken. De
menfch heeft over’dit Dier zyn geheel ver-
moogen uitgebreid; dat, volgens de aanmerking
van den Heer de Buffxm, alleen , .om dus
te fpreeken, zynjjeftaan aan de befcherming
verfchuldigt is-die hy het verleent heeft. Zonder
zyne hulp, zou dit zwakke Dier de prooi
van de verflindzucht der Dieren, die deszelfs
vyanden zyn', 'geworden zyn, en noch
worden : men merkt mede aan dat men nergens
Wilde Scbaapen vind, terwylmen Dieren
in de WoeRynen heeft, die overeenkom-
ftig met de andere foorten van Huisdieren
zyn. W y zeggen dat onze tamme Schaapen
in den Baat in welke zy thans zyn , op zich
zelven niet zouden konnen befiaan, dat is te
zeggen, zonder behulp van den menfch;maar
het is te gelyk zeker, dat de Natuur hen zoo
zwak niet heeft voortgebracht als zy thans
zyn: dit Dier is dan in onze handen ontaart,
en men kan ’er de oorfpronkelyke Bam van
ontdekken in AeMouflons, die men in Rufch-
land, Tartaryen , Perfië , Syrië , enz. vind.
Onder alle de Dieren dife tot het getal der
Huisdieren , o f tamme Dieren behooren is
dit foort het domBe, en, het gene, zecht-
den doorluchtigen de Bufoit, dat den uiter-
flen trap.van bloohartigheit o f geVoelloós-
heit fchynt te bezitten; het Schaap laat zich
zyn Lam ontvoeren-, zonder het te verdéë-
digen, zonder gram te worden , zonder we-
derfland te bieden, en zonder zyn fmers door
een ander gelnit, als het gewoone gebleet,
te betoonen. Maar dit Dier , voegt hy ’er
b y , ’t geen ten opzichte -aan zich zelfs , zoo
verachtelyk is , zoo ontbloot van inwendige
hoedanigheden, is voor den menfch het dier-
baarfte D ie r , dat gene welkers mjttigheit het
oogenblikkelykfle , en het uitgebreidBe is;
alleen is het genoeg tot de eërfle behoeftens;
het verfchaft te gelyk dat gene , dat jnen tot
fpyze en kleeding nodig heeft, zonder de
byzoridere voordeelen te rekenen die men van
den ongel , de melk, het vel , en zelfs van
de darmen, beenderen, en de meB van deze
dieren weet te trekken, aan welkehet fchynt,
dat, .om dus te fpreeken, de Natuur niets in
het byzonder gefchonken heeft, niets gegee-
ven heeft om het den menfch weder té gee-
ven.
De kop van den Ram is met hoornen bez
e t , die aan het voorhoofd in halve kringen
gekrónkelt zyn: zy zyn zomtyds mjede inflan-
getrekken uitgehok en gerimpelt. Mén ontdekt
den ouderdom van den Ram uit deze
hoornen; zy vertoönen zich reeds in het eer-
Be jaar, zomtyds zelfs by de geboorte , en
zy groéijen alle jaren met een ring aan tot
het einde van het leeven van dit Dier. Wan-
- neer
R A M . K A M.
neer de Rammen, Schaapen en Hamels een jaar
oud zyn, zoo verliezen zy de twéé voorfle
tanden van de onderkaak ; want hen ontbreken
fnytahden in de opperkaak. Z y verliezen
de overige van hunne eerBe tanden tot
den Ouderdom van drie jaaren , wanneer zy
door andere tanden vervangen worden , die
gelyk, en vry wit zyn, maar die, naar mate
dat het Dier oud word , zich ontblooten ,
ffomp, ohgéïyk, eri zwart worden. -
De liefde alleen,. zecht de Heer de Bujfon,
is van alle gevoelens, die gene, die het Berk-
fle en algemeenfle in alle Dieren is , en die
eqnige leevcndigheit en vlugheit aan den Ram
fchynt, .té géeveh. Hy word alsdan dartel:
hy vecht met, de 'andere Rammen , en valt
hen aan ; zomtyds werpt hy zich mede op
zynen Herder. Maar het Schaap , fchoon
Verhit zynde , fchynt hier door niet meer
aangedaan , noch driftiger te zyn : het heeft
geen meer natuurlyk gevoél als nodig is, om
de nadering van het mannetje niet af te wy-
ze,. om zyn voedzel uit te kiez'en,. en om zyn
Lam te herkennen. Het natuitflyk begrip is
in dit Dier des te zekerder, om dat' het werk-
tuigeiyk is , en;, om dus te fpreeken, Berkér
ingefchapen. Het Zuig-Lam zoekt en vind
de mam van zyne moeder , onder een talryke
koppel,, zonder zich hier in ooit te vergis-
fen. ...
Men heeft Rammen die geen hoornen hebben
; maar die gene die ’er hebben , worden
voor de vuurigRe gehóuden, en voor die gene
die het belle gefchikc zyn om de Ooijen
te bevruchten. Men moer, om de Ooijen te
dekken, en zich een fchoón ras te verfchaf-
fen, de krachtigBe Rammen verkiezen , en
die het beBe tot de voortteeling gefchikt
fchynen. Deze zyn die gene, welkers zaadballen
het dikfle zyn , en die met wol op-
plaatzen bekleed zyn daar dezelve anders ge-
woonelyk ontbreekt. Z y moeten een groote
kop, een platte neus, een breede voorkop,
zwarte en groote oogen, groote Ooren, een
lang en verheeveri lichaam-, de hals dik , de
lendenen breed, de buik dik, en fchoone
hoornen hebben , fchoon deze wapenen hen
gevaarlyk o f laRig in een kudde doen zyn ;
niaav om hen het Booten te beletten , doorboort
mén hunne hoornen naby de ooren, op
de plaats alwaar zy zich beginnen te krom-
men; anders hecht men aan den oorfprong
der hoornen, een klein plankje va ft, dat met
zere punten bezet’ i s , die naar den kop ge-
eert zyn , en het Dier telkens Beeken, wanneer
het Booten wil. Dé Ooijen welkers
wol het -overvloedigBe, het dikite , het zy-
achtigBe , eri hét witBe is ,. zyn mede het
be'flë tot de voortteeling gefchikt, vooral
zoo zy te gelyk een groot lichaam , een dikke
hals, en een lugtigen gang hebben. Men
merkt mede op dat die gene die véél eerder
mager als vet zyn ; zekerder voortbrengen als
dé andere. Men moet niet dulden dat een
Ram , voor den ouderdom van drie jaren ,
gébruik van zyne krachten maakt, een eeni-
ge is genoeg voor v y f en twintig o f derrig
Ooijen. Ten einde van acht jaaren is hy niet
meer tot de voortplanting van zyn geflacht
bekwaam. Men fnyd hem alsdan , om'hem
vet te doen worden; maar zyn vleefch kóorat
altoos eénigzins met dat van den Bok in reuk
én fmaak overeen.
Schoon de vacht v an ‘ een Schaap geheel
wit is , zoo wil men echter dat het gevlakte
Lammeren, zal voortbrengen , wanneer het
de minRe vlak maar aan het gèheemeke of
aan de tong heeft.
De Rammen en Ooijen zyn van een zeer
teedere geReltheit. De vermoeijingmat hen
af ; ‘de groote-warmte , en dé hitte der zon,
is hen zoo laRig als de vochdgheit, koude
en fneeuw; zy zyn aan een groot getal ziek-
téris onderhevig-,, waar van het grootfle gedeelte
bëfmettelyk is. De fchadelyke krui-
d'é.n dip zy' iö de weiden ontmoeten, werken
hier toe veel medé, byzonder het Giidkruid,
en een foort van Hanevoet, dat men in ’ c
Latyn Ranuncülus longjfo/iuspalufiris (Gafp.
Baub. P in .')noemt: échter is het Giidkruid,
Siderites, hem zoo fchadelyk n ie t, als dit
foort van Hanevoet.
De Ooijen werpen met veel moeite;, hier
om is men dikwyls genoodzaakt om hen in
de baaring te hulp te koömen: de misdragten.
zyn meenigvuldig onder deze Dieren , en zy
bebben veel zorgvuldigheden nodig, meer als-
eenig ander foort van tam Dier. Men laat
het Lam de eerRè melk niet zuigen die in de
prammen van zyne moeder bevat is , om
d a t, zoo men zecht , deze melk verdorven
-is-, en groot nadeel aaii het Lam zou toebrengen
: maar dit is een grové dwaling.
De paartyd van de Schaapen duurt van het
begin var. November , tót aan het einde van
April. Echter ontvangen zy altoos, wanneer
gnen hen, zoo, weLals de Rammen,
voedzêls geeft die hen verhitten, gelyk zoutwater
, en brood van hennipzaad. Zy dragen
v y f maanden , en . werpen in.het begin