kuit van den Steur, die men'flraks bereid na
' dat men de vifch gevangen heeft, met ze
naauwkeurig in witte Wyn af te waffchen,
en ’er zekere zamenhèchtzelen van af te nee-
‘iiièn in welke zy bevat is ; men laat hen ee-
'nigzins droogen, men plaarft hen vervolgens
met zout in een vat dat met kleine gaatjes
döorboort i s ; men verplet hen hier in met
xle handen: én wanneer de overtollige voch-
tigheic genoegzaam weggevloeit is , zoo ge-
lykt deze Kaviaar in kleur en zelfflandigheit
naar groene Zeep ; men pakt deze koopwaar
in vaten , en verzend haar naar verfcheide
Landen , alwaar zy voor een aangenaam gerecht
gehouden word. Men voert ’er vooral
een groote meenigte van naar Rusland ,
alwaar zy in het algemeen door de In-
woonders , geduurende hunne drie vaHen *
gegeeten worden , welke zy zeer geflreng
onderhouden. Men heeft maar een foort
van Steur waar van men Kaviaar bereiden
kan.
' In Holland fnyd men de Steur in Hukken,
die men in vaatjes met zout inlecht; na dat
men ze gekookt heeft. Men maakt in Engeland
veel werk van het vleefch dér Steuren
dat op deze wys bereid is. Men maakt
mede van de witte blaasjes die zich langs den
rug van dezen vifch uitflrekken , een foort
van vifchlym die graauw en geelachtig is ,
de Drogiflen verkopen haar in blaadjes zonder
dat zy opgerolt worden. Z y is moeije-
lyker om te ontbinden als die gene waar van
w y zoo aan Honds fpreeken zullen ; maar
wanneer zy ontbonden is , heeft zy dezelve
eigenfchappen.
De Groote Steur o f Huizenblas-vifch, IStby-
colla Piscis , heeft een zagt en wit vel , dat
noch doornen , noch vinnen h e e ft, en deszei
fs ruggraad is een kraakbeen , dat met een
ledige ópening doorboort is , en van de kop
tot aan den Haart voortloopt: men heeft ee-
nige van deze viflchen die van twee hondert
tot vier höndert ponden wegen 7 en vier en
twintig voeten lang zyn.
Deze Viflchen koömen alle jaren uit de
Zee in den Donau , in welke Rivier men ’er
een groot getal van vangt; maar vooral in
Wallachyen , omtrent de monden van deze
Rivier. De tochten der Steuren duureh van
het begin van den HerfR tot in^de maand Ja-
huary; de vangfl is het voortÜfeligHe in de
'maanden Odtober en November. Men verkoopt
gewoonelyk alle vrydagen te Weenen,
zeflig, en zelfs hondert Steuren. Deze Visfchen
zwemmen gewoonelyk in troepen en
koomen op het geluit der trompetten toe-
fchieten , dit geeft de ViflTchers gelëgentheit
om hen in hunne netten te verwarren , en
hen by hunne vaartuigen te brengen. De
groote Steur is zoo vreesachtig , dat het ge-
ringfle vifchje hem de vlucht doet neem en.
Vifcblym of Huizenblas.
Het vleefch van den Grooten Steur is zoetachtig,
lymachtig , en niet bekwaam om gegeeten
te worden , dan Wanneer het eenigen
tyd gezouten geweefl is* Maar het nuttigfte
dat hy voor de GeneeskonH, en de Konfteit
verfchaft, is IStbyocolla o f Vifchlym , ‘die om
eigentlyk te fpreeken , niets anders als een
gelei van Vifch is , die men ’er door middel
van warm water uit trekt. Men neemt het
v e l , de ingewanden , de maag, de vinnen,
dé Haart en de lüchtblaas van dezen Vifch;
men maakt ’er een pap door middel van warm
water van; men fpceid deze pap u it, om <£ac
zy door het droogen , de gedaante van perkament
verkrygen zou ; wanneervzy byna
droog is , zoo rolt men haar gewoönelyk by
wyze van koorden te zamen , en het is alsdan
dat geene dat men Vifchlym noemt. De
beHe beHaat uit dunne koorden , die witachtig
, helder, en doorfchynende zyn , en geen
reuk o f fmaak hebben. Die gene dié uit dikke
koorden beHaat is onderhevig om met een
geele lym vervult te zyn , die een kwaden
reuk heeft. Men moet deze zelfHandigheit
in een drooge plaats bewaren , want zy trekt
de vochtigheit der lucht tot zich. ■ Men be-
koomt de Vifchlym uit Rusland , alwaar zy
in een groote meenigte bereid word.
Vermits de Vifchlym , een opdrOogende,
vleefchmakende , verzagtende , en eenigzins
weekmakende eigenfchapbezit, zoo gebruikt
men haar met vrucht in de verzweeringen der
keel en der long, en tegens de ro'bdeloop:
men gebruikt haar mede in de klevende plaa-
Hers.
De Vifchlym word gebruikt om glans aan
de zyde linten te geeven, om het gaas helder
te maken , om de paarlen na te bootzen , en
tot een meenigte andere gebruiken der Korsten.
Men laat haar met zufleer fmelten , en
men herkookt haar tot een geele en door-
fchynende lym , die mén in de mond laat
fmelten om ’er het papier mede te lymen. De
Tekenaars bedienen zich van de Vifchlym
die dus bereid i s , onder de naam van Mondt
h . de Koffyfchenkers maken ’er gebruik
vm om de Koffy klaar te doen worden : de
Wvnkopers laten de Vifchlym in Wyn ontbinden
, en 'maken ’er hunne Wyn helder
mede ; men Hort dit mengzel in de vaten,
en ’er zet zich op het oppervlak van het
vocht, een water ’ c geen met langzamerhand
naar den grond te zinken , alle de grove dee-
jen met,zich neemt; in'diervoegen, dat men-
zegden kan , dat de lekzak door het vocht
gaat ; en geenzins het vocht door de lek-
zak.
S T I C H A S K R U ID , Stcecbas Arabica.
Dit is een HeeHer , die twee o f drie voeten
hooo- opfehiét ; zyne Heden zyn houtachtig
en £yna vierkant; . zyne bladeren koomen
twee aan twee uit iedere knoop voort ; zy
hebben de gedaante van die der Lavendel;
zy zyn witachtig , en hebben een fcherpe
fmaak en een fpeceryachtige reuk : de toppen
der Heden onderHeunen fchubachdge
airen ofhoofdjes, die een. duim lang, en ieder
met een'tros bladeren , by wy2e van een
pluim bezet zyn , zy zyn witachtig, en Haan
zéér dicht by elkanderen , tulfchen deZe blaadjes
koomen bloemen vo o r t, die uitbeen enkel
(tuk beflaan, bekswys gevormc, purper-
aclirig o f blaauw van kleur , en in vier ryen
langs het hóófdje gefchlkt zyn : de Hamper
die aan het achterfte gedeelte van de bloem ,
by wyze van nagel , vaHgehècht is , heeft
vier vruchtbeginselen , die in zoo veel rond-
achtige zaden veranderen , en in het onder-
ffce van, den kelk beücöjen zyn ; het kleine
hoofd je heeft een kroontje van eenige kleine
purpere violette blaadjes*
De geheele Plant heeft een fpeceryachtigpn
reuken een féherpe finaak, die eenigzins bitter
is* zy groeit in overvloed in Languedoc,
in Provence, en op de Hiér es Eilanden, die
door de Ouden de Sticades Eilanden genoemt
wierden. W y hebben in deze Landen opgemerkt
, dat zy de drooge en onvruchtbare
plaatzen bemint : het is thans mederuk, die
Landen , dat men de airèii van het Sticnas-
kruid gedroogt, en met bloemen bezet tót
ons Overbrengt, tot het gebruik in de GeneeskonH
: wy bekwamen dezelve voormaals
M Arabiën. Men verkieH deze hoofdjes
die het verfchte, welriekende , en eenigzins
bitter zyn , want zy verliezen , onder het
oud worden hunne kleur en reuk. Door de
diftellatïe bekoomt men uit de bloemtoppen
het Stichaskruidee n vry groote hoeveelheit
van een wezentlyken fpeceryachtigen
olie ; en het is van dezen dat deszelfs reuk
en krachten afhangen : men maakt van het
Stichaskruid voornamentlyk gebruik tegens
de zenuuwziektens ; behalven dit verwekt
het de pis, en de maandHonden , en weder-
Haat het vergift.
Men heeft noch een andere Plant die men
in de Winkels C i t ro en k l eu r i g St i -
c H usk R u i D , Stcecbus Citri na Angußifolia
noemt : maar zy heeft , noch de gedaante ,
noch dé krachten van die gene , waar van
wy hier voor gefprooken hebben*
S T IN K E N D E B O O M . Deze Boom
heefc de grootte van een Eikenboom ; hy
groeit aan de Kaap de Goede Hoop. Hy
geeft een zoo kwaden reuk van zich wanneer
men hem kapt, dat de Arbeiders dezelve
naauwlyks' verdragen können. Maar vermits
de korl van zyn hout zeer fchoon , en
deszelfs wolken zeer bevallig zyn, zoo word
het door de Bewoonders van de Kaap , tot
huisfieraden gebruikt , en deszelfs kwaden
reuk verdwynt door den tyd. De Kaap is
van alle foorten van vreemde Boomen en
Kruiden voorfien ; zoo wel Europeaanfchj
als Indiaanfche , en zy groeijen ’er volmaak-*
telyk wel ( Hifloritfcbe Befchryving der Reu
zen y.
S T IN K E N D E B U N T S I N G v a n
de K A A P de G O E D E H O O P , zie
B u n t s i n g .
S T IN K E N D E K A S S I E , Pajomiri-
§ba. Men heeft in Brazü dezen naam aan
een klein boompje gegeeven , waar van men
twee foörten heeft. Bet eerde groeit zonder
aankweeking, en geeft uit zyn en wortel,
die dik en lang is , Heelen uit , die drie voeten
hoog, groenachtig, geknoopt, en houtachtig
zyn, zy verdeden zich in veel takken
die iéder met acht o f negen bladeren bezet
zyn, en in paren by elkanderen Haan. Zy-
né bloemen koomen aan de u;teindens der
takken voo rt, en hebben veel overeenkomft
met die van de Kaflie. Op deze bloemen
volgen peulen die- v y f o f zes duimen lang,
een weinig platachtig en gekromt zyn , zy
worden brutnachtig onder het ryp worden.
Het tweede foort groeit meede langs de
Hranden, en verft:bilt ’er alleen door de bladeren
van, die fmalder omtrent de Helen en
Homoer aan ■ x' de uiteinden zyn. Deze bladeren«