nedervalt. De Stalagmiten neemen , gelyk
de Stalaétiten van dach tot dach , in grootte
toe , en wel in diervoegen , dat zy ras de
uitgeftrektheit vervullen , in welke zy op
een gehoopt worden ; het is op deze wys ,
dat zich het Albaft vormt, *t geen eigentlyk
een Stalaéfcites o f Stalagmites is : de'onregel-
matige vlakken die men ’er zomtyds in opmerkt,
lcoomen alleen van de droppen voort,
die door byzondere weegen , en beurtelings
afdalen, enz. Z ie A l b a s t e r .
Wanneer het fteenachdge fap, ’t geen de
Stala&iten voortbrengt,langs de ruuwe wanden
van de onderaardfchè holen afdruipt, en
’er te gelyk tegens ftremt,zoo vormt het dat
gene dat men Adersivyze zamenftremmingen
noemt: dit is het gewolkte Albafter : het
fchoonfte word dus in de grotten van Paros
en Anti-Paros gevormt.
• Wanneer in ’t tegendeel het fteenachdge,
en te gelyk ftrembare water , een meenigte
kleine Planten befproeid, zoo vormt ’er zich
een foort van ondoorfchynende , porieachtige,
en met onregelmatige openingen vervulde
kriftal 1 ifatie ; en dit is het gene men Tuf-
ft een noemt.
Eindelyk , wanneer zich een verzameling
van aardachtige en niet ontbonde deelen, die
door de ftroomende wateren mede gevormt
worden, zich op een plantachtige o f diergely^
ke zelfftandigheit zet, zoo geeft men deze de
naam van Inplanting.
Wanneer de fteenachdge zamenftremmin-
gen hol zyn , en takswyze buizen vormen,
zoo noemt men hen Beenlym o f Wal-fteen :
het is op deze wy ze, dat de inplantingen te
Etampes, te A lb e r t, te Maux , in de grotten
van het Hartzifche en Karpatifche Gebergte
gefchieden. Men maakt in Duitfch-
land veel werk van dit foort van zamenftrem-
mingen , die doorgaans zandachtig z yn : men
gebruikt hen in de Geneeeskonft, zomtyds
inwendig, maar doorgaans om de vereeni-
ging der gebroken beenderen uit te. werken.
De wateren die het zuiverfte fchynen ,
laten noch op een andere wyze de aardachtige
deelen met welke zy beladen zyn, doorzinken;
het is genoeg dat men hen den graad
van koking 'op het vuur doet ondergaan , en
men zal op den grond van het vat de aardachtige
en ondoorfchynende zelfftandigheit
zien nederftryken , die ’er zich by lagën by
een vergaderen zal : dit is het gene de Duit-
fchers Ketel-fteen noemen.
Men geeft de namen van Doorzinkzel, Be»
ftrykzel en Nederzinking, aan alle de zamen-
ftremmingen , die door nederploffing in de
grotten , • holen, barften der-rotzen engalle-
ryen der Mynen voortgebracht worden.
Men kan de fteenachtige zamenftremmingen
die zich in het water vormen, ’t zy die droppel
voor droppel doorzypelen, ’t zy zy ftro-
men o f ftilftaan: of door haare kleur endoor-
fchynentheit, o f door haare gedaante en plaat-
zing oflderfcheiden. Men begrype ligtelyk
uit het gene wy. gezecht hebben , op wat
wyze zich de aardachtige en metaalachdge
Guhrs, en de Flos Ferri, o f Tzer-bloemen vormen.
De Heer Guettard heeft een Memorie over
de Stalaétiten in ’t licht gegeeven, die men
in de Memorien van de Akademie der Weten-
fchappen van Parys , voor. het Jaar 1754. in-
gevoegt vind , en naar welke wy onze Lezer
wyzen.
S T A L K R U I D , zie P r a n g wort
e l .
S T A N D A A R T D R A G E R , Signi-
fer. Dit is een Indiaanfche Vifch, die in de
Zeen van deze Geweften voor een groote
fchaar Viiïchen zwemt, die kleinder alshy
zyn , en die hem overal volgen. Hy gelykc
vry wel naar den Vifch die men Afgod der
Moren noemt, maar hy is veel kleinder: zyn
vleefch is niet goed om te eeten : men vangt
dit foort van Viflchen, alleen om hunne
fchoone kleuren , hier om word hy van de
Liefhebbers gezocht die hem in Liqueuren
bewaren. Hy is zoo zachtaartig, dat hy die
gene nadert die hem het een o f andere aanbieden
, en hy laat zich gemakkelyk vangen.
In die zelve Landen geeft men de naam van
Piekdrager aan een Vifch die een lange Hekel
op den rug heeft, en die aan het einde
omgekromt is.
S T A N D E L K R U I D , -Orchis, Dit is
een Plant die haaren naam van Hondekulletjes-
Kruid o f Kulletjes-Kruid van de uiterlykë gedaante
van haaren wortel ontleent ;.iïien onder-
fcheid 9er veele foorten van onder die gene
die in de Weiden, in de Bofichen , op de
Heuvels en Bergen , in de fchaduuwryke
plaatzen , o f die voor de Zon blöotgeftelt,
o f vochtig, o f droog z yn , voortkoomen; en
die in verfchillende tyden van het Jaar , uitgenomen
in den Winter bloeijen. Men ge-
6 ‘ • " • bruikt
bruikt in de Geneeskonft gewoonelyk de foorten
die bolachtige wortelen hebben , om dat
deze wortelen veel vleesachtiger zyn, en by-
zonder de twee volgende foorten.
1. Het St a n d e l k r u i d M a n n e t j e ,
ofbet Ho n d e k ü l l e t j e s -K rutd met
Smal le B l a d e r e n , S a ty r iumM a s fo liis
maculatis♦ Men vind deze Plant meenigvul-
dig in de Struiken , Bofchjes , en Weiden.
Haarwortel is uit twee rondachtige knobbels
te zamengeftelt , die vleesachtig , en zoo
groot als Muskaatnooten zyn; de eene is vol
en hard, en de andere gerimpelt en fpons-
achtig, en zy hebben dikke vezelen: hy fchiet
eerft zes o f zeven lange- bladeren u i t , die
middelmatig breed , en gelykvormig aan die
der Leliën zyn , maar zy zyn veel kleinder,
en gewonelyk aan de boven zyde met vlakken
van een rood bruin gevlakt: de fteel van
deze Plant is omtrent een voet hoog , rond,
geftreept, en met een o f twee bladeren bekleed;
hy'brengt aan zynen top een lange air
van bevallige bloemen voort , zy zyn pur-
peraehtig, tairyk ,• en rieken eenigzins ; aan
het onderfte gedeelte zyn zy wïtachtig , en
geheel met eenige ftippen bezaait , .die een
donkere purpere kleur hebben; iedere bloem
is uit zes onregelmatige bladeren te zamen
geftelt, waarvan de vyfbovenfte, met zich
te krommen, een foort van kapzel vormen ;
het onderfte, dat veel grooter is , eindigt
even als een fpoor: op de bloem volgt een
vrucht die naar een Lantaarn gelykt, die drie
zyden heeft, hy. bevat zaden die zoo klein
als het zaagzel van hout zyn. Deze Plant
bloeit omtrent het einde van de maanden A-
pril, en het begin van M e y : de andere foorten
van Standelkruid bloeijen veel later. Onder
de foorten die op verfcheide plaatzen in
de omliggende ftreeken van Parys'groeijen,
heeft de Heer Vaillant opgemerkt, dat men
’er eenige heeft, waar van de bladeren zich
zomtyds ter aarde leggen , en een rad vorken
; hy voegt ’er by , dat hy drie en veertig
bloemen aan eene fteel, getelt heeft.
2. Het S t a n d e l k r u i d m e t B r e e- ■
D E B l a d e r e n , o f Het G r o o t è H o n-
d e k u l l e t j e s - K r u 1 d , ■ Satyrium ma jus
iatifolium : de knobbels van den wortel van
deze Plant zyn veel grooter: men vind in de-
ze,^gelyk inde andere foorten van Standel-
Jtruid , met bolachtige wortelen, dat het eene
knobbeltje verflenfcht, en het andere vaft , /
II. D e e l .
en met fap vervult i s , om dat alle jaren het
bolletje van het voorige jaar. vergaat, en ’er
een nieuw in deszelfs plaats voortkoomt : de
ftèel -is byna twee voeten hoog. Deze Plant
is , aan haaren top, met een lange pyramida-
le air bezet, die meer o f min zamengepakt,
en uit bloemen zamengeftek is , die wyd uic-
gefpreid zyn , een bevallige kleur hebben ,
en aangenaam voor het .gezicht zyn.; maar
zy hebben een' onverdraaglyke Bokken-ftank,
en verbeelden een Halm: haare bladeren zyn
zeer breed en lang : zy koomen uit.de aarde
in'de maand November voort, gelyk die van
het grootfte' gedeelte van het Otandelkruid,
en zy bloeid in de maand Mey.
Men verkieft de wortelen van,.het eene en
andere fo o r t,’ die dik,,, wel gevoed , vaft,
fappig , en van een zoete en lymachtige,
fmaakzyn, men neemt.hen inde Lente uit de
aarde, voordat zy hunnefteelen uitgefchoo-
ten hebben : men werpt de verflenfchte bol
weg , en gebruikt alleen den anderen als een
üitmuntent middel om de teelkracht te bevorderen.
Men is gewoon om deze bolletjes
te laten droegen, en hen tot poeder te brengen
, van welk poeder men-een half vieren'-,
deel loots met een glas goeden wyn; in geeft
om het zaad te vermeerderen , de.teeldeèlen
te verfterken", en de ontvanging te bevorderen.
Men heeft in ,de Apothekers Winkels
een Concerf van deze Wortelen, ’t geen men
mede nuttig fchat om tot de liefde aan te
fpooren. Maar onder de verfchillende bereidingen
van deze Wortelen , is die gene
mogelyk de befte, die men in de Memorïèiïvan
de Akademie der Wet en fchappen van Parys,
voor het Jaar 1740 vind , en door den Heer
Geofroi opgegeeven is. Deze Akademift ,
ontdekt hebbende dat de Salep o f Salop , .een.
foort van Standelkruid is , waar van de Turken
gebruik maken om de uitgeputte krachten
te herftellen , bezocht om de holletjes
van ons Inlandfch Standelkruid,.tot het zelfde
gebruik te bereiden, en hy flaagdehier in
door de volgende handelwys. •
Men neemt de huit van .de welgevoede
bolletjes van het Standelkruid;af,'men werpt
hen.in koud water, vervólgens laat men hen
in’verfch water koken , waar na men ze laat
uit lekken , hier na reigt men hen by wyze
van- een roozenkrans aan een draad ,.en laat
hen , by warm en droog! weder , in de lucht
droögen : zy worden alsdan hard , en gelykvormig
aan de Salop.- In een woord, de bereiding
, het gebruik ,• en de bewaring van
D d d d ' , deze