lyten naar die der. Kers; hare kleine bloemen
zyn mede kruiswys gefchikt; hare vruchten
zyn zoo veel wratten , die de groote
van kleine erweten hebben ; zy bevatten
tuflchen twee fchaaltjes, zwartachtige zaden
, die ten naaften by naar de kernen der
druiven gelyken : deze Kers is de geheele
Zomer vol kracht: men lecht haar even als
het Porcelein in azyn in , om haar by de
Salade te .eeten: men wryft de wratten der
handen met de bladeren van deze Plant om
haar te doen verdwyneu.
Z W Y N , zie W iL D -Z w Y N :
Z W Y N -M A D E . Goedard , geeft dezen
naam aan een Worm , die men gewone-
lyk in de rioolen o f fecreten vind.
Z Y D E , Seric'a. Deze.naam geeft men
aan de zyachtige zelflftandigheit, die de
Pynhoom-Rups , de Spinnekop , en de Zy-
ivorm, tot Verfchillende behoeftens fpinnen:
zie op ieder dezer woorden , de Hiftprie van
deze foorten van zyden.
Z y d e w o r m , Bomhyx.
Men heeft de Zyworm dus genoemt om
dat h y , van alle foorten van bekende Rup-
zen , die gene is , die de fchoonile- zyde
voortbrengt. Men heeft hem uit China
overgebracht, ’ t geen zyn geboorte land is
sils mede de konft oui de zyde van zyn ton-
netje te bekomen. De Zywórmen zyn zeer
wel m de Züidelyké Landrchappen van
Vrankryk genaturalifeert, alwaar men hen
met zoo goeden uitflag aankweekt, en tot
dien trap vermenigvuldigt heeft’, ‘ dat dé
zyde die zy voortbrengen het voorwerp van
een der fchoonile takken van den Koophan-
del is* • ■ • .
, Het is noch niet zeer lang geleeden, dat
de Zywórmen in Vrankryk bekent géweefl
z yn , en dat men ’er hunne tonnetjes fpob-i
om er de zyde van in de ftofweveryen te
gebruiken. De zyde-doffen waren noch
zoo zeldzaam in dat Ryk , en zelfs aan het
H o f, dat ten fyde van H e n r i k I I , deze
V o rtt, de eerde was , die zyde Kouifen
droeg: Voormaals waren de zyde doffen
zoo kodbaar en duur, dat men haar tevens
Goud op woeg; zy wierden niet als door
Keizers gedragen. Een ieder weet hoe Gemeen
de zyde doffen thans gewórden zyn
door'de nayver die’ verfcheide Vorften onder
hunne onderdanen hebben opgewekt
om deze dierbare Infeéten aan te kweeken ’
en met de zydeweveryen te begundigen ’
en de Kooplieden aan te moedigen. Schoon
de Wolle , tot de eerde klederen gedient
h e e f t z o o heeft.de zyde echter byzondere
wezentlyke voordeelen boven de' Wolle
tot werken van verfchillende foorten. ’
Vermits de Zyworm niéts anders als een
wezentlyke gladde Rups is , zoo zullen wy
met de befchryving van de inwendige dee-
len van dit infeét, die van de andere föor-
ten van deze Dieren , te gelyk voordellen,
en mede dat van een groot getal andere in-
iecten , die tot deze klaffe niet behooren:
welk een verfchil ’er ook tuffehen hen en
in hunne gedaante plaats hebbèn mag zoo
hebben echter hunne; voornaamde deelen ,
die geene, die onmiddelyk tot onderhoud
van het leeven dienen , zeer veel ovèreen-
komd met elkanderen. Malpighy., Swam-
merdam, Vallisnieri, en deReaumur, hebben
een groot licht over dit onderwerp ver-
lpreid, waar van de Ouden ,‘ geheel onkun-
dig waren. W y zullen dan, volgens de
Kundigheden van deze uitmuntende Onderzoekers
der Natuur, omftandig, aan de 00-
gen van onze Lezeren , een naauwkeurige
befchryving voordellen van de voornaamde.
De fprmgvederen die déze kleine wezens in
beweeging brengen. W y zullen het inwendig
geitel van hun werktuigelyk deel, en de
fpeelmg der deelen befchryven, waar uit zy
zamén gedelt zyn.-
Befchryving van den Zyvoorn:.
Het zou nutteloos zyn , wanneer wy dé
uitwendige gedaante van den Zyworm , be-
lchreeven. Men ontmoet niemand die hen
niet ken t; maar laten wy met verwondering
de deelen befchouwen , die zyn lichaam inwendig
bevat. In een groote,en krachtige
Rups, gelyk de Rups van de Wolfsmelk met
bladeren van den Cyprejjushoom ,• zyn de deelen
zichtbaarder. Om'zich rneeder van deze
Rups, o f van den Zyworm te maken, befluit
fluit men hen eerd in een vlefch met een
ftuk papier , ’t geen met Olie van Terpentyn
bevochtigt is : de dampen van dit vocht doppen
de lidteekens van het: infect, doen het
eerd in zwym , vervolgens in ftuiptrekkin-
gen vallen, en het fchynt, een genoegzame
uitgedrektheit van tyd, .dood te zyn , gedurende
welke men het naar zyne begeerte, tot
de ontlediging plaatzen kan ; men hecht het
als dan met vier fpelden op een tafeltje van
wafch valt: het infedt ftil leggende, zoo be-
fchouwt men eerd zyn kop , aan welke men
de opper lip , de kaken , twee vleesachtige
lichamen, die het tot een onder lip verdrek-
ken, om het voedzel in zynen mond te brengen
, en het fpinrokkpn opmerkt, ’ t geen
een werktuig i s , waar van wy zoo veel nut
trekken , dat het ten uiterden waardig is
om gekent te worden. ■ Dit fpinrokken is
een vleesachtig tepeltje’, ’ t geen met een
klein gaatjedoorboort is , in welk zich het
zyachtige vocht vormt.
Op den kop van den Zyw orm, ontdekt
men zes zwarte bolletjes , die byna in een
kring gefchikt zyn , die op het voorde gedeelte
geplaatd is ;':.drie van deze bolletjes
zyn verheven., rondachtig en doorfchynen-
de, ’t geen hen als wezentlyke oogen heeft
doen befchouwen. Op de ringen , langs de
zyden van het Dier , merkt men kleine ei-
ronde openingen op, ’t geen de lidtekens o f
luchtpypen zyn , dit zyn de werktuigen der
ademhaling:, waar van de vorm zeer ver-
wonderens waardig i s , gelyk men op het
woord I n s e c t , zien kan.
Her-eerfte'dat zich opdoet, wanneer men
de Rups opent, is de maag, die men aan
hare groene kleur herkent; dit is een buis-,
dié in -een regte lyn , van den kop tot aan
den aars voortloopt. Het eerfte gedeelte
van deze buis, vervult de plaats van een
keel o f ilokdarm; zy eindigt regens-over
het eerfte paar fchubachlige pooten , alwaar
zy door een klapvliesje geflotetTword, het
gene hier aart volgt, is de waare maag , die
omtrent het einde , door een tweede ver-
naauwing volgt.
Een der gewichtigfte voorwerpen om te
leeren kennen, zyn twee vaten, die van den
kop nederdalen, en zich op de maag ne-
derleggen, van waar z y , na ’er eenige kronkelingen
op gemaakt te hebben , langs den
rug voortlopen.- Deze klein# vaten , dié
doorgaans geelachtig , en zomtyds wit zyn,
zyn de bewaarplaatzen der zyde; beide eindigen
zy aan het fpinrokken : maar voor dat
zy het bereiken , worden zy zoo dun , dat
het niet meer als twee evenwydige draden
zyn : zy vormen in het lichaam van de
Rups, vouwen en hervouwen , die zich op
een Verbazende wyze , door elkanderen flin-
geren tot aan haar uit-einde, dat volftrekt
.■ gefloten is , en de zyachtige ftoffe geen uitgang
laat. Deze vaten dringen noch in de
maag , noch in eenig ander deel in , in welk
zy dit vochr inzuigen konnen , en zy moeren'
het dus by gevolg door vaten ontvangen
, die .oneindig fyn zyn , om dat onze
bekwaamfte Ontleedkundigen , dezelve tot
heden toe , niet hebben konnen ontdekken.
Een der voorzorgen , die men gebruiken
moet om deze. vaten in hunnen weg te volgen
, is dat men het Dier door wyngeeft
moet doen omkomen , en het ’er gedurende
twee. o f drie dagen in laten : de vaten die
het zyachtige vocht bevatten , worden hier
door zeer vaft ; en het vocht dat in hen be-
floten is , verhard Zich in diervoegen , dat
men. zeer gemakkelyk de geheele vaten der
zyde, van het lichaam affchèiden kan.
Men ontdekt mede het vetachtige lichaam,
’ t geen een verzameling van een foort van
vaten is , wier zamenvlecbting en weekheit
hét byna onmogelyk maken om hen . te vo lgen.
Deszelfs gebruik openbaart zich, wanneer
de tyd der gedaan te-verwiflë.ling . gekomen
is : het is van dit vetachtige lichaam
dat de Vlinder het grootfte gedeelte, der leden
ontleent die hem te zamen. ftellen moeten.
I
. Het hart fpeelt eén te aanmerkelyke r o l,
in alle bezielde licjiamen , dan dat men niet
begerig zyn zou het te leeren kennen , onder
welk eene gedaante het zich ook vertonen
mag.; men befchouwt. het altoos als het
middelpunt van het leeven. Dat .der Rup.
zen heeft de geheele grootte van haar lichaam
; dit is.,.een vat dat een water kleur
heeft, ’t geen men langs de geheele uitge-
ftrektheit van den rug geplaatft z ie t , van
den kop a f , tot naby den aars. Eenige
Schryveren hebben het een lange flag-ader
genoemf; maar men kan het de naam van
hart niet weigeren , om dat het ’er de verrichtingen
van vervult. Het vlies van dit
hart is zoo fyn als het doorfchynenfte glas:
men ziet in deszelfs inwendig gedeelte een
vocht doörvloeijen , ’t geen zich in golvin,-
l i i i i i 2 gen