Het-lichaam der Span-Rupzen is' ge\Voö-
nelyk lang en dun. Een der talrykfle benden,
is die van diegene, dié niet meer als
twee middelpooten hebben. Plet is gewoo-
uelyk in de Lente , dat men het groote aantal
van deze Span-Rupfen z ie t ; zy verdwy-
nen omtrent de maand Mey , om dat zy zich
alsdan in Popjes veranderen. Eenige fpinnen
haare tonnetjes 'in de aarde , andere op
de bladeren, en weder andere hangen zich op
met zich een gordel om het lichaam te vor-
men. Z y hebben alle een aanmerkelyke ei-
genfcfaap; deze. is dat.zy geen flap doen zónder
te fpinnen, en ’er de voetflappen van óp
de plaatzen te laten,over welke zy gaan. De
Natuur, die zoo ryk , .en zoo verfchèiden in
de middelen is diezy aan ieder byzonder wezen
, tot zyn behoud gegeeven heeft, wilde'
dat deze Rups gefladig fpon , op dat zy ge-
bruik van haare draaden , in dringende gele-
genheeden , zou konnen maaken. Wil deze
Rups eenig Infeét o f Vogel vermyden die haar
tot zyn voedzel verflinden zou, zoo daalt zy
aanflonds langs een koort af:, die zy altoos
in gereedheit heeft, en met eeij draad uit haar
fpintuig te; laten glippen, zoo vermyd zy het
gevaar , en verwydert zich naar haare begeerte.
Wanneer zy tot haare voprige plaats
weder wil keeren , zoo; klimt zy met haare
achterfle pooten langs haaren draad weder op,
en wanneer zy haar doelwit bereikt heeft ,
zoo-ontlafl zy zich , met het paket draaden
a f te fnyden , dat zy in het opklimmen tus-
fchen haare pooten by een vergadert heeft.
Dit foort van Rupzen, die geen de-minfle
zwelling op de huit veroorzaaken , ten min-
ften zoo zy ’er niet op verplet worden , ver-
fchrikken échter veele Lieden met dus plot-
zeling neder te vallen.
Men word het nadeel zelden gewaar, dat
de Span-Rupzen veroorzaken, om datzy zeldzaam
anders ajs de, Bofchen aantallen , die
haar een Qvervloedig .onderhoud- verfchafferi.
De fchade die-een oneindige meenigte Span-
Rupzen met twaalf pooten,-in het Jaar 1736
in alle de omliggende flreek.en van Parys-, en
in vérfcheide andere Landfchappen van Vran-
keryk veroorzaakten , deed de oogen voor
de eerfle maal op dit onderwerp vefligen,
De velden -die in den Elzas des morgens met
fchoone en breede tabaks bladeren bedekt waren
, vond men des avonds' geheel verweeft.
In het omliggend land van Parys, bleevende
fleelen van de moeskruiden maar alleen overig.
Gelukkig wierd het. Graan in ’t geheel
dóór haar niet aanget'afl, zy befchadigden alleen
maar een weinig Haver. Ten einde van
een maand verdween deze plaag, de Rupzen
fponnen haare tonnetjes.;, veranderde zich in
Vlinders, en kwamen in het aannaderen van,
den winter om.
De S to k j e s S p a n - R u p s . Deze Rupg
is zonderling om den Hand die zy aanneemt,
Zy houd zich op de takken der hoornen,
op haare twee achterfle pooten opgeheeven,
en het lichaam in e;en uicgtftrekte houding;
men'zou haar alsdan voor een klein ftokjeof
takje van verdort hout aanzfenandere hebben
verheventheden op het lichaam, die haar
de gedaante van ruuwe Rokjes doet hebben:
men kan haar voor geen levende Dieren houden
, dan wanneer men haar ziet voortgaan.
Hoe gedwongen deze houding ook fchynen
mag, zoo is zy haar echter natuurlyk. De
Booghoutbpómeh, de; Eiken, de Olmen, en
de Jokboomén , zyn ’er gewoonelyk zeerwel
van voorzien ; het is in de. Lente , 'dat men
haar befchouwen moet : want in het einde:
yan de maand Mey, hebben zy zich reeds alle
inde aarde verborgen, om haare tonnetjes
te fpinnen.
S P A R U S . Dit is een flraryd Vifch die
doornachtige vinnen heeft, en naar den Goud-
braafïem door zyne fchubben , en door zyne
vleugeltjes o f vinnen, gelykt; maar zyn.lichaam
is veel langer , zoo dik n ie t, en veel
platter ;. zyn bek is fpits , zyne vinnen zyn-
geelachtig , en .vooral die van den buik ; die
der kieuwen zyn zulks minder : hy heeft een
zwarte vlak op den flaart, en het vel van zyn-.
buik is-zwart. De Sparus begeeft zich met
de Goudbraaffem in de Zee-Kreken , alwaar
hy in den zomer- zyne kuit fchiet; hy leeft
in maatfehappy, vermyd de koude-s en blyft
des winters in troepen : hy onthoud zich in
de Lente veeltyds. omtrent het ftrand,' en £et
’t geen hy bekoomen kan. Atheneus. zecht,-
dat de Sparus, een malfch -yleefch heeft, dat
hy van een aangenaame fmaak is , en dat hy
de, waterlozing bevordert; wanneer hy gekookt
is , zoo- bevordert hy de verteering ;
maar gebraaden zyn de , kan hy bezwaarlyk
verteert worderi: behalVen d it , is hy veel-
zagter als de GoudbraafTem ; dit is de reeden
waarom deze laatfle meer begeert word,
S P A T E L V O G E L . ©e HeerBarreri
zecht, dat men deze naamaan een foón yan.
witte
witte Reiger gegeeven heeft; men vind hem
op het Eiland Cayenne , en zyn bek gelykt
in zeker voegen naar de fpatels die de Apothekers
gebruiken om hunne geneesmiddelen
te mengen; de vederen van dezen Vogel ver-
anderen van kleur wanneer hy.öud word; zy
worden dan eens geel, en dan eens rood; deze
verandering bemerkt men mede aan de vederen'
van verfcheide andere Amerikaanfche
Vogelen.
S P A T E L B E K . Dus noemt men een
Vogel van de Weft-Kufl van Afrika ; het is
een foort van Lepelaar. Zié 'dit 'woord,
SP A T H ,’ Spatum, Dit is een kalachti-
ge Steen , die onder verfchillende gedaanrens
gekriftallifeert is , hy heeft altoos gladde en
glansryke opperylaktens , zyn zamenweefzel
is bladerachtig', hy heeft verfchillende kleuren
, en verdeelt zich ia Hukken die altoos
dezelve gedaante behouden, tot in het klein-
fte gedeelte; van hunne breuken: hy verfchilt
in hardheit en onderlinge zwaarte , knapt in
hét .vuur , en verandert ’er tot Hof in. Hy
trekt.de vochtigheit van de lucht zoo gemak-
kelyk niet -tot zich , en word zoo fchielyk
niet' verhit, . noch tot een zoo hoogen trap
als de oprechte Kalkfteen. Het Spath fmelt
niet in het water, maar het bruifcht tot den
aanmerkelykften graad met de zuure' vochten
op; het is veel harder als de Plaafterfteen, en
kan gelyk het Albaft gepolyft wbrden ,' maar
men kan ’er-geen figuren met dén beitel op
vormen , om dar het te veel affchilvert.
Men vind geen harde gekriftallifeerde
Spathen als in de onderaardfche hooien; die
gene die zagt en gekleurt zyn duiden gewoonelyk
de nabuurfchap van een Metaalachtigë
zelfftandigheit aan. De kleur van het Spath
hangt van den aart van het Metaal af, ’t geen
in zyne kriffcallifeerïng deel gehad heefr. De
Heer Bertrand z'echt, dat het Lood het geel
maakt, en het een Cubieke gedaante geeft;
hst Yzer maakt het rood en ruitswys ; het Tin
maakt het zwart, en van een vierkantige gedaante
; het Koper maakt het blaauw o f groen,
enz. Men kan dan de Spathen als een foort
van.Kalkfteenen befchouwen, die langzamerhand
in een vloeiflof ontbonden en gekriftal-
Jileert zyn, welke iets van hunnen aart ver-
mKlert heeft. Deze Helling kan mede op de
hcalaéliten toegepaH worden ,• die mede haa-
l^n, ^orfpr°ng aan de., ontbinding van den
i t i^n v.erfchuldigt zyn ; maar men moet
II. D e e l .
noodzakelyk, een wyziging, in de graad van
de ontbinding yooronderHellen , ’ t geen ,
door middel van een foort van vloeiflof, die
’er het .mengvocht van is , o f een foort yan
ontbinding , o f een'nieuwe zamenvoeging,
o f eindelyk een verfchil in de gedaante der
zamenflellende deelen , en de wyze van zyn
van deze lichaamen;, kan voortbrengen. Zie
K a l k s t e e n en S t a l a c t i t e n .
W-y zeggen , dat de Natuurkundigen verfcheide
foorten van Spathen ondenfeheiden.
1. Het G e k o r r e l d e S p a th , Spa-
thum arenaceum : dit beflaat uit kleine vierkante'
Hukj.es , en is zeer lig t, zoo groot is
het getal van zyne poriën,, men heeft het
van verfchillende kleuren : men vind dit; onder
de beddingen van Kalkfleen.
2. Het G e b l a d e r d e S p a t h , Spathum
lameilatum : dit verdeelt zich in dunne plaatjes,
die zich gemakkelyk met den nagel laten
affeheiden, het verzeltzomtyds.de zilveren
kóper ertzen; dikwyls gaat het in het vuur.
in Glas over, in evenredigheit van.de vermenging
die het bevat. Men moet zich wel
wachten onr dit Spath met den Plaaflerfleen
te verwarren.
3. Het R ü i t w y z e S path , . Spathym
rhomboidale: dit verdeelt zich altoos iu fcHuin-
fe ruiten : het is zeer glasachtig- in zyne breuken,
zamengepakt, zwaar, en gewoonelyk
ondoorfchyn ent ; men heeft van dit foort van
Spath dat verfchillende kleuren heeft; men
heeft opgemerkt dat dit foort van Spath het
minfl plotzelyk met de zuuren opbruifcht,
en dat echter tot kalk gebrand zynde , het
belle de Phosphorike eigenfehappen .ver-
krygt. ■
4. Het D o o r s c h y n e n De C ü b ié k e
S p a th , Spathum tejjulare pellucidum : dit
tracht altoos een vierkante gedaante aan te
neemen, maar het heeft veeltyds een gedaante
die eenigzins met een fchuinfe ruit over-
eenkoomt, het is zagt, en meer o f min door-
fchynent: men vind van dit foort van Spath
dat geel en ge-adert is , en ander dat geen
kleur heeft: het vertoont de voorwerpen niet
dubbelt, gelyk het volgent foort van Spath.
5. Het Y sLANDs S p a t h o f Kristal,
Spathum cuhicum Islandicum : dit is helder,
doorfchynent, en heeft eenigzins de gedaan-
Z z z
liïillllfff
l i