tiën die zoo fterk zyn , dat zy de Tygers
en Leeuwen afmaken konnen ; de Inwqon-
ders van dat Land bedienen ’er zich van, om
hunne. Vee- Kudden te bewaken , die nooit
opgeftoten zyn.
2. De Windhond der Vlakten: deze is het
vlugfte van alle Dieren; men vind de befte
in Champagne, Picardiën en Thraciën, om
de groote vlaktens van deze Landfchappen,
dit brengt in dé noodzakelykheit om die gene
te verkiezen die van een groot ras, een
lange adem, en een uitnemende,, fn el heit zyn.
De Portugezen verkiezen, onder deze, die
gene die de langfte lendenen hebben , wel
gebeent en kort zyn, om de Haazen op de
Bergen en Heuvelen , te konnen vervolgen.
3. De Eigentlyke Windhond en de Bastaart
Windhond: men vind deze in Spanje
en Portugal : men gelooft dat zy een vermengt
ras vaiT VV indhonden, o f van die gene
voortgekomen zyn , wier vel natuurlyk
rimpelt. Dit foort van blonden, die nooit
vet o f dik worden , zyn in dat Land van
veel nut, ’t geen qnbebouwt, en met ftrui-
ken vervult is ; dit veroorzaakt dat zy al
huppelende het wild vervolgen, ’ t geen hier
zeer gemeen is : zy bezitten de konft om het
te omringen, indiervoegen dat zy nooit-mis-
fen om het te vatten, en by hunnen Mee-
fter te brengen. Het baftaart foort van dit
ras heeft een ruige ftaart, en afhangende
o^o ren.
4. De kleine Engelfchè Windhond: men
verkieft de hoogfte van deze, om de Kony-
nen in een Konynenbofch o f andere beflo-
ten plaats te vervolgen; men houd hen by
de leis van de holen der Konynen verwy-
dert, in welke deze Dieren vluchten, wanneer
zy buiten de aarde zyn., W anneer men
een van deze W indhonden wil laten lopen,
zoo flaat men op de kreupelbofchjes, waar
uit de Konynen 'voortkomen , die wanneer
zy naar het hol te rug keeren willen, door
den Hond gekeert, en zomtyds gevangen
worden.
De W indhonden wier gehemelte met groote
zwarte wolken gevlakt is, zyn de krach-
tigfte : men verkieft die gene die gevlakt
zyn, een zwarte muil, drie groote vlakken,
harde pooten, een lange hals , een kleine
en lange kop , langachtig hair, en meer
vleefch aan het achterfte gedeelte van het
lichaam, als aan het voprfte hebben.
W IN D H O U T B O O M zie W il o ë -
BOOM.
W IN D E , Convolvulus. JV1 en heeft ver-
fcheide Planten die deze n-aam dragen: wy
zullen ■ ’er drie foorten van beichryven.
• De R uwe W i n d e o f S t ê k e n d i
W in d e , Smilax aspera. Dit is een Plant
.die op de ruwe „en onbebouwde plaatzen,
naby de heggen, op de randen, der wegen ,
op de. bergen en in de Vallyen der warme
Landen groeit. Haar wortel is lang, kruipende,
zoo dik als eep pink, met leedjes
bezet, witachtig , hard en langlevende; hy
fchiet verfcheide lange, ge voorde, rankachtige,
getakte , buigzame , met döornen en
klaauvvtjes -bezette fteelen uit, waar door zy
zich om de naburige Heefters-fUngeren./-De
bladeren komen ieder afzonderlyk op zekére
afftanden voort: zy zyn groot, breed ge-
lyk die der Klim , hard, zenuuwachtig,
doornachtig, en met wit gevlakt. Hare bloemen
die in de Lente, in troffen aan de toppen
der takken voortkomen: zyn klein, ■ witachtig,
welriekende, en ieder uit zes blaadjes
te zamen gèftelt, die. ftarswys gefchikt
zyn. Op deze bloemen volgen in de maand
Auguftus ronde vruchten, die zacht én rood
z yn , wanneer zy ryp zyn, en twee ó f drie
ronde, uitwendig bruine, en inwendig witte
zaden bevatten, ‘ die een laffe en onaangename
fmaak hebben.
Alle de deelen van deze Plant wórden in
de Geneeskonft gebruikt; haar wortel is in-
fnydende en zwéetdryvende: z y is nuttig in
alle de gebreken der huit: men kan haar in
plaats van de Salfapatille in de Venusziek-
tens gebruiken, .de' Salfaparille is een foort
van Smilax. > .Zie S a l s a p a r i l l e .
• De Stekende Winde is . nuttig-als een uitwendig
geneesmiddel, in de jicht en fchórft-
heit. .
- De G roote W i n d e , Convolvulus ma*
jo r , groeit byria overal in de heggen en ftrüP
ken-, op de vochtige en bebouwde plaatzen.
Deze Plant geeft melk uit, wanneer menhaaf
affnyd. Haar wortel is lang, dttn , hartle-
levende en vezelachtig:, hy fchiet, ’gelyk die
der vorige , rankachtige fteelen uit. Hare
bladeren hebben de gedachte van een hart,
hare bloemen die zeer wit zyn, die van
een klok: zy vertonen zich in den Zomer;
*er volgen vruchten op die zoo groot als
karffen, rondachtig en vliesachtig zyn, zy
bevatten ieder twee hoekachtige zaden, die
een taankleur hebben, en in den zomer ryp
zyn.
De Varkens zyn vry gretig naar de wortelen
van de groote yv inde ; deze geheel»
Plant is wondheelende , en buikzuiverende.
De K L ë i n ë W i n d e , Convolvulus minor
, verfchilt weinig van de Groote Winde*
uitgezonden: door hare bloemen die rooskleurig
gefchakeert zyn, Z y groeit overal ».in
de bebouwde aarde en in de tuinen , alwaar
zy alle de andere'Planten die zy bereiken
kan, nederveld , en verflikt: men vind haar
mede onder het graan , en zelfs op de onbebouwde
plaatzen, vooral in de regenachtige
jaren. Z y blqeic in den Zomer, gelyk de
voorgaande.
De Heer de Tournefort, befchouwt deze
Plant als een der befte wondheelende kruiden
die wy bezitten. De Landlieden bedienen
’er zich gewonelyk vah om hunne wonden
te genezen, met’ er deze Plant, tuffehen
twee keifteenen verplet zynde , bp te leggen
Zuid-Amerika , groeit mede een foort •
van groote en dikke W inde , waar van de
wortel de naam van Mechoacan draagt. Zie
dit woord. \
W I N T E R .G R O E N , Pyróla. Dit is
een Plant die op de Bergachtige , fchaduuw-
ryk'e en eenigzins vochtige plaatzen^ in de
boffehen' groeit : men vind haar vooral in
Opper-Champagne , alsmede in de omliggende
Streeken van Parys; maar zy bemint
vooral de koude en noordelyke Landen, als
Boheme , Moravien , enz. Haar wortel is
buigzaam, dun, vezelachtig, kruipende, en
witachtig; hy fchiet v y f o f zes rondachtige
en gladde bladeren uit, die een fchoonegroene
kleur hebben,, die zy den geheelen Winter
behouden; zy zyn aan lange fteelen vaft-
gehecht, en hangen naar de aarde af; tus-
fchen deze bladeren verhëfc zich een fteel,
die omtrent een voet hoog , hoekachtig , en
met eenige kleine fpitze,blaadjes bezet is , en
aan zyn top , bloemen onderfchraagt, die
welriekende , aangenaam voor het oog „
i'óóswys gefchikt , ■ en witachtig zyn. ;0p
II. D e e l .
iedere bloem volgt een vrucht, die vyf-hoe-
kig, rondachtig, en inwendig in v y f zaadhuisjes
gefcheiden is , die rosachtige zaden bevatten
, die byna zoo fyn als fto f zyn , en
naar zaagzel van hout gelyken.
De geheele Plant heeft een bittere en zeer
zamèntrekkende fmaak : zy blyft naauwlyks
in de Tuinen in ftand , ondanks de aankwee-
kingj zy fterft ’er gewonelyk in : zy bloeit
in de manden JunyenJuly. HetWinter-groen
is altoos onder de Geneesheeren als een middel
befchouwt, ’t geen nuttig is om de bloed-
vloeijingen , witte vloeden, en het bloeden
der Spenen te fluiten: men trekt hetby wy-
ze van thee : dit is een van de beroemdfte
Wondheelende kruiden der Zwitzers : deze
Plant begint zich door geheel Vrankeryk te
vermeenigvuldigen.
W IN T E R K O N IN K J E . Dezenaam
geven de Vogelkundigen aan een geflacht van
Vogelen die in Europa zeer bekent zyn , en
wier lichaam kort en dik i s : wy zullen ’er
drie voorname foorten van aanhalen ; te
weeten , het Gemeene Winterkoninkje , het
Gekuifde en het Oh gekuifde.
1. Het . G eme.en e W in t e r k o n in k j
e , Poffer diStus Troglodytes. Dit Vogeltje
weegt omtrent drie vierde gedeeltens van een
lood: deszelfs geheele lengte is vier en een
halve duim, en zyn vlucht zes en een halve
duim; deszelfs kop , hals en rug , zyn kaftan
je-bruin , en de fluit en ftaart veel donkerder
; de rug , vleugelen , en ftaart, zyn
met "zwarte dwarsftreepen gefchakeert; de
hals is bleek geel; het middelfte van,débórft
witachtig, en met zwart naar de zyden gevlakt;
de onderbuik is ros bruin; het/einde
der vleugelen van den ftaart is met wit ge-
fpikkelt; de bek is een half duim lang, dun,
geelachtig aan de onder zyde , en bruin aan
de boven zyde ; de regenboog, der oogen
heeft een notekleur ; en de achter vinger en
nagel is zeer lang.
Dit foort van Winterkoninkje kruipt door
de heggen en de gaten der gragten en muren:
het maakt korte vluchten ,.en vliegt zeer laag,
het vormt gewonelyk zyn neft langs de muren
, achter de huizen en fchuren die met
ftroo bedekt zyn , maar echter menigvuldiger
in de boffehen en heggen ; het vormt dezelve
uitwendig van mofch , en inwendig van
vederen en paardehair, en geeft hem de gedaante
van een e i , dat op een van zyne uit-
P p p p p ' Ui ein