Y S E L *
reufer, doorfchynender, en zwaarder is. De
hpeveelheit van lucht die ’er in bevat is ,
werkt te gelyk mede om aan het.Ys deze hoedanigheden
te geven ,als mede die gene, waar
van wy fprekèn zullen. Het is zeker , dat
hoe fterker het vrieft , hoe meer het Ys in
uitgebreidheit toe neemt, en hoe meer het in
gewicht vermindert;- dit is het tegengeftelde
van het gene aan andere lichamen gebeurt.
H^t waterj by het. vuur geplaatft_zynde,
neemt in uitgebreidheit toe ; waar tegen het
Ys in uirgebreidheit vermindert. Dit laatfte
dryft en blyft in het water hangen, ’ c geen
zyne geringe zwaarte betoogt. -
Het Ys bezit dé eigenfchap om de' zonnebalen
te rug te. kaat-zen en te breken, even
ais o f het kriftal was : het verdeelt zich
dikwyls by den dooi, in ge voorde pylaren ,
die onregelmatig eh-in een gevat zyn-, fchoon
zy in fchyn uit blaadjes o f horizontale lagen
te zamengeftelt zyn , en op • elkanderen
op de oppervlakte van het water leggen.
De gedaante van het/Ys, hangt van de
zuiverhéit van het water; en -de omftandikheden
van de bevriezing af. Wanneer zy
fègelmatig gèfehied, zoo vormt zy naalden
die elkanderen kruiflen ; en zich op elkanderen
inplanten , met hoeken van zeftig o f
hondert en twintig graden te vormen; Zie
de Verhandeling oVer hét Y s , van den Heer
Mairan.
' Voor het overigè heeft het Y s , wanneer
het gefmolten is ,- dezelve eigenfchappen als
het régenwater n de fneeuw.
' De Schryers maken van het Ys van Ys-
land, en van-dat van eertige plaatzen , van
het Alpifche gebergte' gewach , ’ c geen een
kwade reuk heeft, en in het vuur brand,
in plaats van .het uit tê bluften ; maar .déze
foorten van zamengeftremde wateren , ! geven'
het verfchynzel van brandbaarheit niet,
als om de Bitumen, die :zy bevat ten,
Y S E L . De Yfel is-een foort van R y p ,
die in den Winter . wanneer de lucht koud
én vochtig te gelyk is , zich aan de ver-
fdiilléride. lichamen vafthecht, als hoornen ,
kruidèn , hairen der dieren, enz.. Men geeft
alleen de naam yan Ryp aan den bekrozen
ïnörgendaaüw ; in plaats' dat de Yfel- ’er zy-1
hen oorfprong niet aan verfchuldigt is, maar
aan 'alle de andere waterachdgp dampen ,
welke zy Ook zyn mogen , die op de oppervlakte
van zekére lichamen vereenigt zynde,
In de gedaante van onmerkbare , onèerfehei-
YSLANDS-KRIS T A L . YSQUAUHT LI.
de, en zeer fyne deeltjes, ’er een genoegzame
koude ontmoeten, die in Raat is om hen
te doen /bevriezen*
De Yfel , hecht zich in groote menigte
aan de boomen , hy vormt ’er zömtyds afhangende
Yskegels aan, die de takken zeer
veel nadeel door hun gewicht toebrengen,,
om dat• de boomen, -met veel kracht, dé
vochdgheit van de' lucht ,en de •nevels tot
zich trekken.
De hairen der Dieren zyn mede onderhevig
om in. de vrye lucht, aanmerkelyk
vochtig te worden ; hier ‘ om ziet men
den Ylel zich: aan de hairen , kin . en klëc-
deren der Reizigers hechten. Het is nodig
dat men aanmerke-, dat in deze gevallen de
water-deeltjes f .aan welke den Yfel zyneh
oorfprong verichuldigt rs, alle uit den damp-.
kring niet voortkomen , een gedeelte van
hen waaiFemt uit de lichamen der Menfchen
en Dieren mie, vermits den Yfel zich.in-
grooner menigte- om den mond. en neusgaten,
als ergens elders, by een vergadert.
Y S L A N D S - K R I S T A L . Dit, foort
van Kriftal ontleent zynen naam van het
Eiland waar van mett'her b ekb om th eY is
een foort van Kalkachtig. Spath, ’ t géén. dé
gedaante van een fchuinfé ruit heeft., zbp
dóorfchynende als het Rots-kriftai is , ln.de
zuure vochten-opgeioft ;kan. worden , en
Phosphoriek na de kalkbranding word. De
ondërfcheidbarev en- aanmerkelykfte eigenfchap
van--dit. Tslands-Krifial ^ i s , dat men
de voorwerpen dubbelt ziet;; die men ’er
door befchouwt, • Dit zonderlinge uitwerk-
zel koomt hier van voort , dat de luchtftra-
len die ’ er doorgaan, een dubbele Rraalbuiging
ondergaan , in plaats dat deze alleen
enkel is , in de andere doorfchynende 1 ic—
hamen waar van de fchikking .der deel én ,
dezelve niet is. Dus moeten de voorwerpen
zich noodwendig dubbelt vertoonen ,
die:, men-’er door befchouwt.
Y S Q U A U H T L I . Dit is een foort
van •gekuifde Arend van Mexiko ', wiens
bek géöl aan denó wortel , en zwart? aan. het
êïndë ' is. Z-yfie po’oten zynr!bleek ,. /de ibutk
Wit én zwart, cn- het'-óverige va;n zyne vederen
zyn bruin -: h y ls tzeéi?;»ftoutain©ëdig-1,
en hy wörd • 1 igtelyltWerwoéd, zélfs tot dien
trap , dat hy op een Menfch aanvalt, en
hem het aangezicht fchend, men heeft ’er
ech-
Y S V O G E L . Y V O IR . 903
echter gezien die men een foort van onder-
wys geven' kan.
Seha geeft de naam van Tsquauhtli, aan
een foort van Arend, van Nieuw Spanje ,
die vry veel overeenkomR met de ‘Raaf
heeft, uitgezondert in de vederen, die afch-
verwig ros zyn; zyn ftaarc is donker groen,
zyn bek gekromt, fpits, en geelachtig afch-
verwig.'
Y S V O G E L , Alcèdo. Deze naam heeft
men aan eën gedacht van Vogeltjes gegee-
veh, waar van men verfcheide foorten on-
derfchèid.
De Tsvagel, waar van wy hier fpreeken,
word in het Latyn Ipjida , genoemt. Dit
is een Vogeltje , dat omtrent twee en een
half loot weegt: het is byna een half voet
lang , van den punt van den bek , tot aan
het uiteinde van den ftaarc te rekenen , en
het heeft een vlucht van omtrent tien o f
elf duimen ; zyn bek is dik , zeer recht,
fpits , zwartachtig , en twee duimen lang. ;
de mond is inwendig faffraanvenvig; d.e kin
en het middelfte, gedeelte van den buik zyn
wit, met een weinig ros gemengc, het 011-
derfte gedeelte van den buik, en hecopperfte
der vleugelen zyn rósachtig; dé borft is ros
en het uic-einde der vederen zyn groenachtig
bemorft blaauw. Het is met een zeer
fchoóne licht blaauwe , zilververwig.e , en
verblindende kleur, over den geheelen rug
verfiert: men merkt ’ er echter gefchaduuw-
de zwarte'ftrëepen in op ; de Raart is kort
en donker blaauw. De kruin van den kop
is. groen ach. tig zwart, en heeft blaauwe
vlakken die dwars loopen. De groote vederen
zyn mede groenachtig blaauw; de
bèënen zyn klein, zwartachtig aan de voor-
zydé , èn roodachtig aan de achter zyde.
Wanneer deze ' YogeL een gemakkel'yke
plaats aan den oever van een Rivier vind,
in welke men eën hól ter diepte van tweevoeten
heeft, ’ c geen-door de Waterrotten,
de wortelen van de Elzenboomen , o f van
het water zelfs uitgeholt is, zoo neemt hy
hier zyn yerblyf ih om zyne eijeren te bebroeden
; hy verlaat deze plaats niet, al
rooft men zyne jongen : hy geeft zyn neft
een ronde gedaante, en plaatft den ingang
op een. kleine uitftekende hoek. Hy lecht
zes eijeren tot een broedzel, en broed’zom-
tyds drie malen .jn ,€en jaar. ' Vermits hy
z-yne jongen, mét kleine vifleheri. v o ed zo o /
heeft de Natuur hem met een voordeel be-
fchonken : wanneer zy ’er het vleefch van
verteert hebben , zoo blyven de graten geheel
, en in eën klomp by een gevoegt in
hunne maag, zy fpuwen hen in een kleine
ronde klomp weder uit , gelyk een Roofvogel
de beenderen en vederen van de Vogels
overgeeft , die hy verüonden heeft.
Schoon dit foort van Ysvogel zich met
goede viiïcheu voed, zoo eet men echter zyn-
Vleefch niet: wanneer de Boeren hen uit de
neften nemen , zoo laten zy hen droogen-,
minder om de vérrukkende fchoon.héit van
hunne vederen, dan we l, om dat zy voorgeven
, dat wanneer deze Vogels in een kléer-.
.kaft bewaart worden, zy ’ er de Motten , en
alle fchadelyke Infeéteh uit verdryven. Hun
vleefch is , zoo zy zeggen, onverderflyki'
maar ik heb ongelukkig, bewyzenvan hét tegendeel;
want alle die gene die ik had laten
bereiden , en in de verzameling van rhyiië-
Vogelen g.eplaatft had , zyn door de Motten-
aangecaft. Alle de andere eigenfchappen die
men aan dezen Vogel to e fc h r y fe z y n niet
- m inder fabel ach tig..
De 2^vogel gaat byna nooit op de aarde zitten
, zoo min als de Specht, om dat zyne
poëten te kort zyn. Het wyfje is een weinig
minder fchoön en-groot als het mannetje:;
beide beminnen zy elkander tederlyk ,-en zyn
elkanderen zeer getrouw; gedurende de broei-
tyd gaat het mannetje geftadig om aas u i t , ’ c
geen hy zyn wyfje brengt.
Eenige Lieden laten het hart van dezen
Vogel droogen , en dóén het in een- klein
zakje , ’ t geen zy aan den hals der kinderen
hangen , om hen voor de vallende ziekte
te befchutten: het vet van dezen Vogel
ia ros.
Mèn ziet in de Kabinetten der Vogelkun-
digen noch andere foorten van Ysvogels , die
men te Smyrna, in Karolina, en in Bengale
vind.
Y V O I R. In den Koophandel geeft mem
dezen naam. aan de flagtandeh der Olyphan-
ten, wanneer zy uic de kaken van deze S ie ren
uitgenomen en gereed zyn om be-arbeid
të worden, De Kooplieden geven het mede
de naam van Elpenbeen , || geen men Been-
zwart, o f Gebrand Tvoir noemt, is het Yvóir
in een fmekkroes gebrand zynde , waar.
van men in dë Schtlderkonft gebruik maakt
enz. Zie het. artikel O l .yph:a n t .
YVOIR