veel Paarden deet omkoomen. Het is nuttig
dat men weet , dat, fchoon den Olie de
Wormen gewonelyk doet omkoomen met de
mondjes van hunne, lidtekens te floppen , en
hunne ademhaling te beletten , deze echter
in dit geval niet nuttig is ; het is vruchteloos
dat men de Paarden met olie klifleert om deze
Wormen te doen omkoomen. Men kan het
gene de Vliegen van den Kermes betreft, op
het woord Kermes vinden, en de byzonder-
heden van At Vlieg van den Leeuw der Plant-
luizen, in dat van Juffer van den L eeuw
DER PlANTLUIZEN. '
De Lichtende Vlieg, word oneigentlyk,--
Vlieg genoemt; dit is een Infeét ’t geen in
Italiën zeer gemeen is, en alwaar het Lucci-
old genoemt word : het is wezentlyk een
langwerpige Tor , die een weinig kleinder
als een Bye is , de fcheden van zyne Vleugelen
zyn byna zwart, en zyn buik is afch-
verwig graauw: het is dit laatfte deel ’t geen
lichtgevende^ is , en dit licht is zoo fterk, dat
drie van deze Infeélen in een buis van wit
glas beflooten zynde, geduurende den nacht
alle de voorwerpen in een kamer doen on-
derfcheiden; een eenig is genoeg om het uur
op een zak-uurwerk te zien. Dit Infeét heeft
dit byzonder dat het geen gelladig licht geeft,
en dat het even als by uitfchietingen , licht
voortbrengt. De beweegingen die het maakt
fchynen tot den glans van zyn licht.toe te
brengen: want het is.veel helderder wanneer
men het aanraakt, o f wanneer het zich gereed
maakt om weg te vliegen. De Abt
Nollet heeft opgemerkt, dat het licht van dit
Infeét zich over de plaats verfpreid op welke
men het verplet; waar uit men befluiten
kan, dat het van den aart der Phosphorus
is. Zie de Hiftorie van de Akademie der Wem
tenfchappen van Parys, voor het ^aar 1750.
In Loüifiana, en in alle dè deelen van A-
merika, heeft men een foort van lichtgevende
Vlieg , die zeer gemeen is , en die men
mede Vuur vlieg noemt. Deze Vliegen zyn
een weinig gróoter als onze gemeene Vliegen,
naar welke zy vry wel gelyken ; maar
net achterfte gedeelte van haar lichaam is
dooffchynent groen, en bewoont des nachts
het licht dat het by den dach ontvangen heeft.
Deze Vliegen door de lucht , in de ftruiken
en in de donkere plaatzen zweevende , zyn
gelykvormig aan gl in fleren de Starren , even
als de Italiaanfche Torren , waar van wy
hier voor gefprooken hebben. De Vader
Lahat ze ch t, dat men op Guadaloupe van
deeze y uur-Vliegen heeft, die de grootte
van een Kever hebben, en die, zoo wel door
de oogen als uit het lichaam , een helder en
zeer lchoon groen lich t, van zich geeven.
Dit licht, ’ t geen voldoende is , om by het
zelve zeer klein gefchrift te leezen, verzwakt
van dach tot dach tot dien trap , dat jen einde
van acht daa'gen, deze Vliegen niet meer
Hiosphoriek zyn : voor ’t overige , .deze
Vliegen zyn de eénigfte Infeélen niet, die
met deze eigenfchap begaaft zyn ; de Akudia
o f Cticuju, een foorrvan Tor , de Lantaarndrager
van Amerika, een foort van Waker
de Herecherchusvan Madagaskar, en de Glin-
f te r -w o rm e n , bezitten mede deze luifterryke
eigenfchap in trappen van meer o f min.groote
Zie deze woorden, en de Waarneeming, die
achter het woord Z ee-licht, geplaatfl. is.
De St. Markus - Vlieg en , beftaan uit ver-
fcheide foórten , waar van men de Bëfchry-
ving-,~ onder de naam van Bibion, in de Verkorte
Hiftorie der ïnfeélen van de omliggende
Streeken van Parys vind. De Heer de
R e a u m u r , heeft de naam van St. Markus-
Vliegen behouden, diezy inverfcheideLand-
fchappen van Vrankryk draagqn , als in Poi-
tou,- en in Tourraine , waarfchynelyk Om
dat zy zich het eeifle in de Lente omtrenthet
Feefl van St.Markus vërtoonen. Deze Vliegen
hebben een middelmatige grootte.,' men
onderfcheid ’er twee voornaame foorten van:
die van het eene zyn zeer fchoon zwart, bec
lichaam en het borftfcbild van de andere zyn
roodachrig. Men heeft andere, die zoo klein
als de Langbeenen en Muggen zyn , en men
kan de eene van de andere niet ondërfchei-
den, dan wanneer men de vorm van haar lichaam
door het Microscoop befchouwt.
Deze Vliegen koomen, gelyk deLangbee-
^nen, van Wormen voort, die zich onder de
* aarde onthoudenden’er zich met een foort van
vergaane aarde voeden. De Vliegen die van
deze Wormen voortkoomen , hebben, twee
vleugelen ; zy draagen hen gewoonelyk in-
diervoëgen, dat den eenen den anderen by-
na geheel bedekt; haare fprieten zyn lang.
Men ziet deze Vliegen dikwyls op de bloemen
en knoppen der boomen : men befchul-
digt haar dat 'zy de knoppen befchadigen en
de bloemen doen omkoomen. Zy hebben een
mond zonder tanden,; maar zy.können met
haaren mond het fap uit de knoppen zuigen,
als mede uit de bloemen die ‘niet ontlooken
zyn , en zy veroorzaaken hier door mogelylt
een verdroöging , die. de bloemen doen om-
1 koken.
• Wy hebben van de Honinghyen, die
een foort van V liegen zyn , op het woord B y-
ejï 1 .gefprooken.
De Vlieg van den Worm uit den Neus der
Schapen, heeft geen gelykvormigheit met de
Hommels, gelyk die van de gezwellen van
het Hoorn-vee ; maar zy gelykt naar deze
laatfte, hier in, dat zy maar twee vleugelen
I heeft, en geen fnuit , maarkeen mond. Zy'
I heeft een traag voortkoomeu, zy zoekt zeldzaam
om gebruik van hare vleugelen en pooien
te maken; zy ismiet vlug , dan wanneer
zy haare eijeren leggen moet. Het is in de
holligheden dieBoven in den neus der Schaapen
zyn, dat deze Vliegen weeten dat zy haare
eijeren leggen moeten om hen te doen uithoornen
; zy begeeven ’er zich door de neus
in , en leggen haare eijeren in deze hollig-
[heden, die altoos door eenflymachtige ftoffe
I bevochtigt worden, waar mede zich de Wor-
Imen voeden, tot dat zy hunne volkoome-
Igrootte verkreegen hebben: wanneer deze
[ Wormen die zeer leevendig zyn , zich in de
I voorhoofdshollighedeirwenden en beweegen,
[zoo fteeken z y , met hunne klaauwtjes , de
[gevoelige vliezen zeer geweldig , met welke'
[deze deelen bekleed zyn , en zy doen op dit
[oogenblik de Schaapen een zoo hevige fmer- 1 ten gevoelen , die de oorzaaken van die aan- -
[vallen van bezwyming o f zinneloosheit zyn ,
[aan welke,deze dieren onderhevig zyn, wier
taart anders zoo zagtaardig en vreedzaam is.
[Het is alsdan'dat men hen ziet fpringen a en
Imet.den kop tegens de boomen,fteenen, enz.
[llooten. Wanneer den tyd-der gedaan te-ver-
[wifleling gekoomen is , zoo koomen deze
[Wormen uit de hoofden der Schaapen voort,
[door behulp van de flymachtigheit die deze
[Dieren in overvloed loozen , zy verbergen
Izich in de aarde , en ondergaan hier de ver-
jandering, die hen tot den llaat van Vliegen 1 brengt.
Men ziet omtrent het einde van den Zo-
per, een meenigte Rivier-Vliegen door de
[luchtz we even,. Deze Vliegen hebben groö- '=
jte.oogen, een ronde en met groen en zwart'
geftreepte rug, een platte buik en zes poo-
teü5 waar van de voorfle veel grooter als de
andere zyn. Deze Vliegen fpreidun haare
vleugelen uit om te zwemmen, dus bedienen.
zy ’er zich zoo wel van om over het water
te, zwemmen , als om door de lucht te vlie-
gen.
'De Zaag-Vliegen vertoonen aanmerkelyke-
byzonderheden ; zy koomen van baflaart
II. D e e d .
Rupzen voort, die veel overeenkomflen met
de eigentlyke Rupzen hebben. Deze laat-
fle veranderen in Vlinders, waar tegen de
baflaart Rupzen , Vliegen voortbrengen.
De Baflaart Rupzen gaan , gelyk byna alle
andere Ïnfeélen, door drie zeer verfchil-
lende flaaten. Wanneer zy uit de eitjes voqrt-
koopen, zoo zyn zy in haaren Haat van baflaart
Rupzen; na een zekere tyd vormen zy
haare tonnetjes , ieder op haare wyze , in-
welke zy in Nymphen veranderen ; en ein-
delyk koomt ’er uit ieder van deze Nymphen
een Vlieg voort. Men onderfcheit deze baflaart
Rupzen, die zoo veel overeenkomflen
met de eigentlyke Rupzen hebben, noch
door de verfcheidenheit der kleur, noch door
het voedzel, waar van zy onze boomen be-
rooven; men onderfcheid haar zeg ik , alleen
door het getal der vliesachtige pooten. Onder
de foorten van de eigentlyke Rupzen ,
hebben die gene , die ’er het grootfle getal
hebben, ’ernooit meer als tien ; de baflaart
Rupzen in tegendeel; die gene zelfs onder
haar, die ’er de minfte hebben , bezitten ’er
twaalf, zomtyds veertien, zeflién, tot achttien,
en zelfs een noch grooter getal. Be-
halven dit, zoo heeft de kop van de Baflaart
Rupzen, vóltlandig een bolronde gedaante;
zy hebben ter wederzyden van den kop, een
oog, dat zoo groot is,i dat men het met het
bloote oog zien kan : de rechte hebben ’er
v y f o f zes aan iedere zyd e , die men niet wel
als door middel van een vergroot - glas zien
kan. Men kan noch een meenigte baflaart
Rupzen aan haar zonderlinge houding , herkennen;
Men heeft ’er eenige die na dat zy
gegeeten hebben, zich in elkanderen rollen ,
even als de Slangen, ’t geen de eigentlyke
Rupzen niet doen"; andere houden haar ^kop
en pooten op de fcherpe zyde van een blad
geplaatfl , heffen het overige Van haar lichaam
in de lucht , en maken ’er duizerit bochten
mede, even als o f zy hare krachten en
behendigheit vertoonen wilde; het is vooral
op de Teenboomen, Wilgeboomen, en Ro-
zeboomen , dat men dit foort van Rupzen
vind. Zy berooven de Aalbeziën-boomen
dikwyls van hunne bladeren ; zy roeren de
vruchten niet aan , maar het verlies der bladeren
brengt hen een byna even groot nadeel
toe.M
en heeft noch een ander foort van baflaart
Rups,die alle Bêminnaaren der tuin-óef-
feningen moeten trachten te leeren kennen-
om haar uit te roeijen, want zy tafl de bla-
Aaaa a de*