vermengt zyn. W y zullen alleen zeggen dat
een goede Porcelein-aarde alleen in het-vuur
in halve glas wording ondergaan moet, die
tufïchen den Raat van gebakke aarde, en die
van glas is.
P O R C E L E I N -H O O R N S , Porpel-
lana feu Venera, dit is een gedacht van een--
fchelpige fchelpen , die dus om den fchoo-
nen luider van haare fchelpen genoemt worden
, die hier 'in naar den glans van. zeker
Porcelein gelyken, waar van men zich qp;de
tafels bedient: dit gedacht van fchelpen be-;
vat verfcheide foorten die yry veel van-el-
kanderen verfcbillen: alle hebben zy een lange
fpleet met een mond die ter wederzyde
met tanden bezet, is , gelyk de Klipkous , die
men met de Venmkous niet verwarren moet.
Zie deze beide ivoor den. Derzelver vorm is,
o f rond o f langwerpig ; zomtyds gebult o f in
tepels eindigende,,,of fpits o f platachtig; zom-
tyd is deze.fchelp maar aan eene zyde getant,
gelyk de Eijerfchelp , enz. De -rok van de
Porcelein-hoorns, en de fchakeering van hunne
kleuren bezit noch meer verfcheidenheit
als hunne, gedaante. Men- heeft onder dé
Porcelein-hoorns eenige die dik en zwaar zyn,‘
andere zyn ligt en dun, gelyk de Papierhoorns:
eenige zyn glad 9 andere gefpikkelt, o f met
vlakken bedekt. Men vind van alle deze ver-
fcheidenheden merkbare voorbeelden in de
volgende fchelpen , die door de Liefhebberen
, Landkaarten o f Kaapze-Hoorns , Gety-
gerde-Hoorns, Wever s-Jpoelen, Mazelhoorns,
Argujfen, Kievits-eijeren, enz. genoemt worden.
Men heeft geen fchelpen die zoö glans-
ryk en gepolyft zyn wanneer zy uit zee koo-
men als de Porcelein-hoorns : zy hebben by-
na alle, de gedaante van een rondachtig e i--
rond, en eenige vertoonen een nïeenigteRange
trekken aan een van,haare üircindëns. De
Heer Adanfon , onderfcheid de Porcelein-
hoorns , door de wrong vau de rechter lip,
die aan de Klipkouffen ontbreekt , en die ’er
den rainften fchyn niet van hebben; de rand,
van deze lyn heeft, zecht n y , meer als
twaalf kleine tanden , die langs deszelfs ge-
heele uitgeftrektheit: geplaatft zyn , zie de
Platen in de Werken over de Schelpen van de
Heeren Adanfon cn d‘> Atgenville,
Mén geeft de naam van 'Pofcellanites, aan
de Porcelein-hoorns, die delf baar geworden
o f verfteent zyn.
P O R I E S T E E N E N , Pori. Men geeft
deze naam j dan eens aan Re én en die in het
wkter ge vormt worden,, gelyk de Stala&ites,
dan weder aan die geene , die door het vuur
Voortgebracht worden , gelyk de- fuimfieem
:eindefyk,aan de Voortbrengzelen der Polypen.
Zie deze woorden.
P O R P H Y R . Dit is een KeiReen der
roezen,, die ondoorfchynehd, en veel harder
, maat minder' zamengepakt als de Jaspis
is : zyn kleur is gewoopelyk rbódachtig of
bruin ach tig , zomtyds vip,lef, en dikwyls
groenachtig : ,dft foort van RótsReen , heeft
pen onregelmatig'Quartz^tot grondflag , '5t
geen Feld-Spath genoemt wórd, en met kör-
len van Petro-Silex , ver vult is;, ’ t geen een
•ander foort van zeer.hafde Reen is,- die minder
naar een Reenachtig Mergel , als naar een
melkachtige Silex gelykt; deze korlén o fv ’ak-
ken, hebben altoos een'kleur welke met die
van den Steen , Rrydig is , welke hen tot’ een
matrice vefftrekt; zy zyn'gémeenelyk witachtig,
dan eens rond , en dan wéder langwerpig
Vierkant, zy zyn even als gekriftalli-
feert, en met' elkanderen door een .gemeen
ciment verknocht: men heeft eenige foorten
welkers vlakken zwart en glansryk zyn: men
onderfcheid onder anderen; 1. Het eigent-
lyke roode Porphyr van Ooft-Dalecarlie;
2. Het brocatel Porphyr van Egypte , deszelfs
vlakken zyn ge el ach tig ; 3. Het groene
Porphyr van Syrien en Auvergne , dit is
vry zeldzaam ; en het geene men groen antiek
Porphyr noemt,is zulks noch meer;des-
zelfs langwerpige vierkante vlakken zyn zomtyds
kruiswys gefchikt; 4.' Hét roode Porphyr
met zwarte vlakken;, *t geen door eóni-
ge oneigentlyk rood Granit genoemt word;
men maakte ’er voormaals Pylareri en Obelisken
van.
Alle de rechte foorten van Porphyr, zyn
zeer hart en zeer moeijelyk. om te beaarbei-
den; zy geeven yuur uit wanneer zy met het
Raai geflagen worden , en gaan in het- vuur
tot glas over: men ziet in de tuinen van Ver-
failles verfcheide fchopne vaféh van .dezen
Reen, die óm dus te fpreekén , onverganke-
lyk is: men bewaart iri Rome noch verfcliei-
de dierbare gedenktekenen van antiek Porphyr,
èn die noch in ’t geheel niet verdorven
zyn. Het Porhyr was by de Q11 den zoo
hoog gpfehat, dat z y ’er allerlei; kleinodiën
en plaatjes van lieten vervaardigen , om de-
.zelve
zelve als draagmiddelen te draagen , om het
bloeden te Relpen , en de zwaarmoedigheid
té verdryven: men maakt ’er thans vafen,
borRbeelden, tafelfs, wryffteenen, enz. van,
Wy hebben , gelyk de Heer Eftêve , in het
wyduitftgeftrekte bofch van Lefterelle , in
Provence, ee*n Porphyr ontmoet , waar van
de hardheit, fchoonheit, prys en gebruik in
de beeldhouwkonft en bouwkonft, in geenen
deelen voor het Arabiefche Porphyr behoeft
te wyken.
P O R P H Y R IO , P oule S u l t a n e .
Dit is , volgens Alhin, een foort vanWater-
Hoen : de vederen van deszelfs lichaam zyn
fchoon violet purper, en met,blaauw,groen,
graauwen wit gevlakt: de hals en het voor-
Re gedeelte van het hoofd zyn blaauwaehtig,
eii de ftaart heeft een witachtige eftchekleur:
zyn bek, beenen en pooten , zyn fcharlakefl
rood, en de klaauwen zyn zwart: zyn beenen
zyn hoog, en zyn pooten groot; zyn bek
is dik, lang, fpits , en'een weinig gekromt:
hy heeft drie vingeren aan de voorzyde , en
een aan de achter zyde ; zynê nagelep zyn
lang, fpits en krom.
Deze Vogel heeft verfcheide eigenfehap-
pen die hem alleen eigen zyn ; te weeten,.
het water te by ten wanneer hy drinkt , om
zyn voedzel van tyd tot tyd in het water te
doopen , en het met zyn poot aan den bek te
te brengen.
De Ouden fchatten de fchoonheid van dezen
Vogel zoo hoog, dat zy hem tot eender
fieraden van hunne paleizen en tempelen deden
ftrekken. De Porphyrio heeft een woe-
fte aart j en kan niet als met zeer veel moeite
tam gemaakt worden : hy onthoud zich
gewoonelyk aan de oevers der rivieren , en
liien vind hem te Comagene.
P O R P H Y L E S . Men-geeft deze naam
aan een foort van Penningfteenen , o f aan
een foort van Koralynen van een kegelvormige
of rondachtige gedaante, en die de grootte
van een klein muntftuk , en dezelve gedaante
als een paardshaire knoop hebben ;
men merkt ’er een oppervlakte aan op , die
dan eens bol, en dan eens plat is , gelyk de
Linsfteenen; maar zy zyn altoos met kringen
offtralen bezet , die gémakkelvk van elkanderen
te onderfcheiden zyn ; zomtyds vind
men ’er verfcheide die op elkanderen vaftge-
hecht zyn.
P O S T , Cottus. Dit is een kleine Vifch,
die men gemeenelyk in de, Üeeken en fnel-
Rroomende Rivieren vind. Hy verbergt zich
dikwyls onder de ffeenen ; en wanneer men
’er op Raat , zoo koomt het Dier , dit ge--
ruoht hoorende , ’er uit voort en is ’er even
als verdooft door , zelfs zonder dat het. ge- ’
kwetft is. Deze Vifch is vier o f v y f duimen
lang , zyn kop is platachtig , en zoo’ groot,
dat men hem in Languedoc , de naam van
Ezelekop geeft: de regenboog van zyneoegen
is goudkleurig.
De Poft heeft geen fchubben ; zyn rug is
geelachtig, en met drie o f vier dwarsloopen-
de ftreepen geftreept. De FoR heeft twee
vinnen aan de kaak en, die met.dertien doornen
bezet , rondachtig en in het ronde ge-
yoortzyn; twee kleine"vinnen aan bet midden
van den buik, én twee andere op den rug,
z y zyn alle met doornen bezet,' de kleinfte
met vier, en de grpotfte.mef zeventien. Na-
by de kieuwen is mede een kleine, kromme,
en opwaarts geboogen doorn geplaatft. Het
wyfje is veel dikker als het mann.etje, en zy
bevat een meenigte kuit. Deze Vifch word
alleen met fuiken gevangen ; en hy leeft van
water infeften.
PO T LO O T , Molybdoena nigrica fabrilis»
Dit is een zwartachtige, glinfterende, wryf-
bare en micaachtige zelfftandigheit , die zagt
en even ;als zeep-achtig in het aanraken is :
men. noemt ze mede , Engetfch teeken-kryt.
Eenige beTchouwen h e t , als een foort van
Blend. Zie dit woord. W y gelopven , met
vry veel grond, dat'het niets anders als een
foort van zagte en talkachtige Steatites is ,
die naar de gekleurde talk gelykt, welke men
oneigentlyk zwart kryt van Briançon noemt.
Deze Steatites fchynt door de Zinck gekleurt
te zyn, ’t geen een halve metaalachtige zelfftandigheit
is , welke niet weinig toebrengt
om dezelve zwaarte te verfchaffen. W y ont-
leenen hier het bewys van, om dat wanneer
men ze., een. geweldig vuur doet ondergaan ,
’ er brandbare bloemen uitwaaftemen, die een
donker blaauwe kleur hebben : gelyk men
zplks in de zinek-ertzen opmerkt. De Heer
Pott heeft beweezen, dat het Potloot, byna
altoos yzer bevat, om dat wanneer men het^
zecht hy, met Sal Armoniak vermengt, zoo
geeft het yzerachtige bloemen, en dat, wanneer
het vuur de vette deelen los gemaakt
heeft die het omringen , zy door de zeilften
aangetrokken worden, enz.
II. D eel. V v Hefe