45°
is , zoo zwellen zy op, verfchroeijen en Her-
ven: hoe grootcr een Salamander is , hö-e ge-
makkelyker een klein vuur uitgeblufeht word;
het is dit laat He verfchynzel, ’c geen aanleiding
tot dé Beeldfpraken, Zinnebeelden, en
Spreuken gegee ven heeft, die men in de W erken
der Ouden, en zelfs in die der Latere
Schryveren vind : het is dus vruchteldüs dat
de Kwakzalvers:zich vlyen den brand te zullen
bluilbhen met Salamanders in de huizen
te werpen die in vlam liaan ; deze Dieren
koomen aanHonds door de vlammen om.
Wy. hebben gezecht dat de 'Salamanders geen
flöutmoedigheit bezitten; -wanneer men hen
Haat, zoo Hé eke n zy den Haart op, even als
wilde, zy hunne lliierten te kennen ge even ;
zoo men de flaagen verdubbelt, zoo 'houden
z y zich als o f zy dood waren , móogelyk zyn
zy alsdan bezwymt. Zy zyn- Hom , ten min-
Hen heeft men hen hooit geluk hooren maken.
Zy hebben een zéér taai leeven : wanneer
men hen in azyn 'dompelt, o f met fyn
zout beHropit, zoo flerveazy hier door met
iluiptrekkende be wee gingen , gelyk de génie
ene Haagdiiïen en de Wormen, in de tyd
yan drie minuuten : zy konden ,verfchei-
de dagen gezpnd en onbefchaüigt in het water
leeven, en zy leggen,’er een zeer dun vliesje
in a f, ’ t-gepn.een groenachtige afchverwi-
ge kleur heeft: men heefc ’er eénige meer als
zes, maapden,.lang, in Put-water , inhétlep-
ven gehouden-, zonder datmenbèii eéhig voed-
zel g a f , en maar alleen hét water van tyd
tot tyd ververfchcen : mén merkte op , dat
iéder maal dat men hen. in het water dommeld
e , zy poogipgen aanwende om hunne ncus-
gaten boven deszéHs oppervlak te verheffen :
men gelooft dat zy-zich met Vliegen , Slakken,
Torren en Aardwormen, voeden.
Volgens, den Doélor P,. Wurffbalnius,
aan welke mep , een völleedige .Verhandeling
©ver de Salamander , onder dé naam van Sa-
latnandrologia verfchuidigt is , gelykt het geraamte
van den Salamander van voren, meer
naar dat van den Kikvorfch , als naar dat van
de Haagdis. %ïe deze Verhandeling..
2. De W a t e r Sa l a m a n d e r , o? de
W a t e r H a a g d i s , Salamanckia Aquat'h
ca. Dit foort van Salamander, van-welk de
Schryvers eenige vérfcheidenheclen optellen,
is omtrent zeven vinger breedte lang, het
©ppergedeelte van zyn lichaam is bruin, o f
zwartachtig, en het onderfle geelachtig, en-
aii^kleine. bruine, ofwitachtige. vlakken ge.-
vlak t; zyn huk* is1 hare, eh geeft'wanneer' zy
gekweeft word , een melkachtig vocht uit, zyn
1’nuit is Homp, zyn kop plat , en. zyn ’muil
naauwkeurig geflooten, hy by t niet, ten min-
Hen zoo men hem den bek nier met geweld
op.enbrpekt; zyn tong is zeer ko r t, en een
weinig breed, zyrre tanden byna onmerkbaar',
zyn Haart in ’t midden dik , onder: ep boven
p la t; aan de zyden fnydende , en de punt
loodlynig 'Qdeze Haart; is het Dier van zeer
veel behulp in het zwemmen) :’- de tcel-
deelen fpringen in de beide Sexen een weinig
uit. De Heer Lïnnwür zeeht dat het
man netje de rug en de Haart getant, de keel;
veel zwarter ,. én de achtprfle pooten1 aan de
zyden , met een vliesachtig boordzel bezet
heeft.
; Deze.Salamander is , om eigentlyk te fpr.ee»
ken , een Diër van beiderlei leeven , gelyk
het vQorige ; maar. deze onthoud zich meer
in het water als op het land , waar tegen de
Land-Salamander langer op het land als in het
water leeft: hy bemint de flykachtige wateren,
en tracht zich onder de He enen te verbergen
„ zoo ’er zyix; zeidzaamkoömt hyaan
het oppervlak van her water: ,'ineh vind hem
gewponelylcin.de. grachten der S te eden , in.
de V y vers en in deKreekenp hy verbergt zich
in de ho.olen onder de aarde, ge du arend eden
winter, en koonit in de Lenteweder te f©or-
fchyn ; hy gaat langzaam Vóórt ? en op de
wyze dér1 Schildpadden , hy heeft een zeer
taai leeven . en zyn*gefchreeuvV'evenaart dat
van den Kikvorfch.
Derham zeeht, dat de Water-HaagdisJ, zom
lang'z.y klein, .is ', vier welgevormdejymnen-
heeft, twee aan iedere zyde , die uitjlet lic—
haam eén weinig, boven de voorfle pooten
voortkoomen ; zy; dienen om het lichaam,
rechten in evenwicht te houden dezem
Hand doet dit föort van Haagdis naar een
kleine vifc.li. gelykeh : wanneer zyfte-pooten
genoegzaam/aangegroeit zyn , zoo vallen zy-
hè;yinnen af.
De' Heer Du fa y verHaan hebbendé/dat de
Heer de Maupertuiswaarnemingen en proefnemingen
op den Land-Salamander van Bre-
tagne gedaan had, zqo vohdby meede gelee-
genheit om Natuurkundige Waatneemingeni
op de Water-Salamanders van, de omliggende
Hreeken van Parys te doen :. deéze worden
voor de mlnH vergiftigt zynde gehouden.•
Het is vry moeijetyk , zeeht h y , om’ te be-
paaien ,. hoeveel foorten men van deze Salamanders,
vind;- want de Sexe„en den ouderdom
, brengen groote veranderingen in het
zelfde foort te weeg ; en men vind ’er van
allerlei ouderdom het geheele jaar door. Echter
heeft dezen AkademiH gedacht, na dat hy
'er meer als twee hondert zorgvuldig bezichtigt
had, die op verfchillende plaatzen , en
in verfebillende-jaargetyden gevangen waren,
dat hy hen tot drie foorten brengén kon , en
in ieder van welke het mannetje van het wyf-
|| verfcMlt: hy noemt het eefHe, dé groote
zwarte Salamander ; deze heeft v y f duimen
lengte.; zyn buik is -oranjeaehtig geel,
en met zwart gefpikkelt: het vel dat dé zyden
bekleed is met wit gekorrelt: de pooten
zyn gelyk het lichaam bruin aan de buite , en
geel aan de binne zyde: de mannetjes van dit
föort hebben over de lengte vart den mg een
vel, ter- breedte van twee lynen, ’t geen ge'-
tant is , maar dat zich niet óver den Haart
uitftrekt. Het tweede foort van Water-Sala-
inander verfchilt van het eerHe n ie t, als alleen
in gróótte. - Het derde .foort heeft ten
naaften by de grootte van het tweede.
Deze -drié foorten , verfchilleh onderling
zooveel, dat men'hen niet met elkapdereri
verwaren kan, noch het man netje > voor het
Vryfje aan zién ; maar men heeft aanmefkely-
ke verfcheideiiheden , waar- van e enige aan
alle de foorten gemeen zyn, en van den ouderdom
van het Dier afhangen; en andere die
byzonder éigen aan eenige Salamanders zyn;
Hunne kleur is in ’t algemeen’ minder bruin
wanneer z y jong zyn, yen de vlakken zyn alsdan
duidelykef géteekent; én zelfs- zyn dié
van het derde foort helder g eel, wannéér zy
eerft ter weereld koomen ; en zy worden langzamerhand,
een weinig bruinachtig : :zy ondergaan
een zoo zonderlinge verandering ,
die tot noch'toe alleen in een eenigDierwaar-
genoomen is, dit is de Kikvorfchen-Pop , o f
Donder-Pad. De Heer ZXufay vond in de
Lente van het Jaar 1728 ,- dat de kléine -Salamanders,
kieuwen gelyk de viffeben hadden,
en dat deze in ’t vervolg door twee bedekze-
len bekleed worden , en zich vervolgens in
diervoegen toefluiten, dat de kieuwen ongevoelig
verdwynen. Dezen Nafpoorder der
Natuur, heeft mede waargenoomen, dat de
Water-Salamanders, geduurende de Lenteen
Zomer, ten minHen alle vier ó f v y f daagen,
van huit veranderen ; zy bedienen zich van
hunne pooten en muil, om haar af te leggen
; men vind deze vellen zómtyds in hun
geheel op het water dryven : des Winters
leggen zy hen alleen om de vyfeien daagen af:
wanneer de voorfte pooten zich niet ontbloo-
ten konnen,/zoo verrotten z y , en vallen af.
Z y fchieten hunne kuit in de maanden April
ërr Mey : hunne eitjes vormen ge woonelyk
twee ryen die te zamen-gevoegt zyn, en twintig
in getal bedraagen: zy ondajben zich van
hen, door den aars, met behulp van dc pooten
enden'muil; maar zy blyven naar mate
dat zy uitkoomen , onder den Haart vaHge-
hécht> De Heer Dufay g ift, dat de Water-
Salamanders eijerbarende , ' o f dat de Salamanders
in ’ c algemeen ieevendbarende op
het land * en eijerbarende in het water zyn‘i
deze gilling is waardig om door Proefneemin-
gen nagefpPort te worden. De .Water-
Salamanders maaken zómtyds een klein gé-
fchreeuw, wanneer zyde Licht.op den grond
van hét water in-ademen : zy peten Vliegen^
Kikvorfchenfehot, en Water-Linfen. Een
andere byzooderheit van dit D ie r , i s , dat
zoo valfch het is , dat het in het vuur leeft,
het ’ Zoo waar is , dat het in het ys , en zelfs
één geruimen tyd in dezè Hoffe leevtn kan.
Het is niét zeldzaam dat men ’er eenige in
den Zomer, gelyk de Kikvorfchcn, in de
Hukken ys vind , die men in de Yskelders
bewaart heeft.
De Heer Dufay heeft zich door een ontleedkundig
onderzoek verzekert, dat het vliesje
, ’ t geen de Salamander aflecht, een opperhuid
is; dat het vel ’t geen ’er ondergeplaatH
is , bezwaarlyk af te fcheiden is , en dat het
door het microscoop gezien zynde , niets anders
als een zamenweefzel van kleine fchub-
betjes fchyn't te zyn , o f veel eerder het om-
kleedzel van de tepeltjes der huit: onder dit
vel vind men dé huit die geheel met kleine
korten gelyk fagrynleder bezaait is. Dezen
AkademiH zeeht noch, dat het waarfchyne-
lyk is dat de Salamanders zich in de paring
wezentl-yk vereenigen , en • dit men in de
wyfjes zeer merkbare verfcheidenhedeh, en
zeer kenbare werktuigen vind. '
De weergierigen Öndërzoeker der Natuur,
de Heer Demours, heeft zich byzonder toe-
gelecht om de paring van den Water Salamander
van de omliggende Hreken van Parys
na te fporen , die tot dien tyd noch 011 bekent
was\ en hy bekent dat hy deze dieren
omtrent twee jaren befpied heeft, zonder dat
•hy kon ontdekken wat ’er tuiïchen hen omging.
Ik heb hen dikwyls, zeeht h y , elkan-
deren zien naderen, vervolgen, en metelkan-
deren dartelen; maar dit voorfpel der paring
wierd nooit door de gewone vermenging der
L i l 2 ande