midden van een yloeiftof die . zoo fyn als ' ? V L I E G , 'Mufca, Déze naam geeft met
de'lucht is. Wat die gene betreft- die zoo aan een klafle van Infe&en, die het genieen-
Wiek: zwemmen „ais. vliegen, hunne vleugelen fte bekent zyn; maar deze klafle bevat een
z yn , hiertoe, buiten het middelpunt der zeer gróote verfcheidenheit van foorten. Vol.
zwaarte geplaatft; en in. die gene die meer gens ons gewoon ontwerp, zoo zullen wy
duikelen als vliegen, zyn de beenen meer eerft van die zaken fpreken , die gemeeni
naar achteren gefchikt, en hunne vleugelen aan de verfchillende foorten van VliégeiJ
meer naar het voorfte gedeelte van het lic - zyn, gelyk haren vorm o f werktuigelyk geJ
haam. fte l, hare gedaanteverwifleling , hare wyzq
Welk eene ligtheit en te gelyk welk eene om zich te vermenigvuldigen, en zich we-
kracht befpeurt men in deze vleugelenuietj. der voort te brengén,, de plaatzen welke zy|
‘rxe buis van iedere veder is hol en echter Bewonen,, en de. verdeelingen die men ’en
zeer fterk; de baarden der vederen zyn ter
wederzyden gefchikt, en uit vezelen zamen-
geftelt die zeer konftig. bearbeid zyn : zy
zyn hol en met ddeine vedertjes. geboort
die in elkanderen fluiten,. De groote vederen
der vleugelen z y n a a n hunnen oor-
fprong, onder en boven met andere vedertjes
bedekt. Het is door deze werktuigely-
ke fchikking, dat de vleugelen de lucht liaan
tonnen-diê zoo vloeibaar is + en den Vogel
tot een altoosdurent fteunpunt dienen
konnen, om zich. naar zyne begeerte te kon-
nen opheffen.
Welk eèntoeftel van beenderen die zeer
fterk, maar vooral zeer ligt zyn , v a n gewrichten
die zich:.openen , o f fluiten, o f'
zich naar zoo eene zy de bewegen als de om*?-
ftandighedén : zulks vorderen , ’ t zy om de
vleugelen uittëfpreiden, o f om hen tegens
het lichaam te leggen van welk een nut
zyn de vederen van? den iftaart niet, om den
Vogel in zyne vlucht te befturen, o f in het
nederdalen/van gebruik te zyn! De krachten
van de- Ipieren der. borft,. zyn vooral
aanmerketlyk , om dat z y veel fterker en-:
zwaarder in de Vogelen zyn,. als in de Men-
fchen en andere:Dieren-die. niet gefchapen
zyn om te vliegen«,
Behalven alle de andere hinderpalen die
zich tegens de buitenfporige konfl: opdoen,,
die de Menfchen hebben trachten uittevinden
om te konnen vliegen,. zoo bezitten de
fpieren der armen de nodige krachten niet;;,
de bëenen zouden> hier veel beter toe gefchikt
zyn*. Maar men moet deze onderneming
zoo. wel'varen laten’, . als die gene waar
door men poogt om de eeuwigdurende beweging
voort te/bréngen, een algemeen geneesmiddel
uit te vinden, en andere dierge—
lyke , die veel eerder de zwakheit als de
kracht van het. menfchelyk verftand' betogen..
van. maken kan om haar van elkanderen iff
den onmeetbaren. cahos van foorten te konnen
onderfcheiden.. W y zullen ons vervol-j
gens toeleggen, om byzonder van die gene
te fpreken, die door hare vernuftigheit, in.
ftaat zyn om onze aandacht tot zich te trekken
.H
et algemeen’ en- treffenfte kenmerk,,
dat de Vliegen .gemakkeiyk van een menig- J
te gevleugelde Infedten doet onderfcheiden,.
is dat zy doorfchynende vleugelen hebben,
die van gaas fchynen te zyn, en op welke
men dat ftof niet heeft', dat de vleugelen;I
der Vlinders aan; de vingers achter la:tèn die
hen aanraken, en .’ t geen wezentlyk een
foort van fchubben is„. De - vleugelen der
Vliegen zyn onder geen bekleedzelen verborgen
; dit is mede een .van hunne kenmerken
, en die hen van de Schüdvleugëlige In— I
fe'éten onderfcheid: deze vleugelen zyn ora-1
eigentlyk.te fpreken peesachtig*
D e V o rm o f h e t w e r k tu ig e ly k g e f t e l der
V li e g e n ..
De Vliegen hebben een kop , een borft--1
ichild en een lichaam;-het is aan het borft-
fchild dat de vleugelen vaftgehecht zyn. Het
lichaam is het gedeelte in welk de darmen,
de maag , de. teeldeelen en het grootfte ge-
-deelte derHuchtbuizens bevat zyn. De kop
van de Vliegen is-gewonelyk aan het borft--
fchild door een vry korte hals vaftgehecht,
en op welke de kop als op een fpil rond-
draijen kan*. Men heeft Vliegen die evenals
twee-borftfchilden hebben, die van elkanderen
gefeheiden zymt Onder de Infec-
ten hebben eenige- alleen een fnuit; andere
hebben een fnuit en tanden , o f nypers. De
©ogen der- Vliegen- zyn netswys , hunnen
vorm is ten uiterften verwonderingswaardig,
en iedere. Vlieg is van een menigte oog?n:
V0,01>-
■ voorzien : Z i e d e b e j'ch rym n g v a n d i t w e r k tu
ig e ly k g e f t e l op h e t w o o rd N e t s w ï s -
o o g , ’ t g e e n in h e t a r t ik e l I n s e c t in g e noegt
i s . ;>-
Volgens de waarnemingen die men ’er in
vinden zal, zoo is het zeker, dat men het
gevoelen van een Hoogleerraar in de Wiskunde
niet aannemen kan , ’t geen in de
Dachverhalen der Geleerden van Rome ,
ingevoegt is , hy denkt dat het gene men
netswyze oogen noemt, niets anders als de
werktuigen van het gehoor zyn ; om dat
deze- deelen opgeblazen, als een trommel ge-
ftrekt, en gefchikt zyn , om de trillingen
van de buiten lucht te ontvangen: hy grond
zyn gevoelen hier op, dat men noch andere
oogen aan den kop der Vliegen ontdekt;
waar van wy in het artikel N e t sw y s - O o g
fprooken hebben.
Langs het lichaam van het Infect zyn ope-'
flingen gevormt, die men L id t e k e n s ' noemt,
en zoo veel luchtbuizen zyn, door welkers
middel, het Infect adem haalt : z i e med e op
l e t woord I n s e c t , h e t a r t ik e l L id t e è -
kens.
In de Vlieg , Mug, en het onmerkbaarfte
Infedt, vind men het werktuigelyk geftel ,
des te verwonderenswaardiger en. treffender;
hoe kléin der het Infedt is. ■ Men ontdekt in
de Vlieg het hart, ’t geen bleek is , een keZ
gelvormige gedaante heeft, en op het mid-
delfchot van den onderbuik ruft: het heeft
maar een holligheit; en word door een hartzak-
je omringt. De maag is groot en vliesachtig,
'en zy breekt dikwyls met een- geluit
als een blaas, wanneer men den buik met
de vingers drukt. Men merkt, in de gemee-
ne Vlieg, de fnuit op dre vliesachtig en vry
gelykvormig aan die der Olyphanten is; hy
is aan het uiteinde wolachtig, en gelyk de
mond gefpleten : uit het midden van dezen
fnuit komen twee kegelvormige en wolachtige
lichaampjes voort. De Vliegen bedienen
zich van haren fnuit om het vleefch en
de vrugten uit te zuigen, waar mede zy zich
voeden. De mannetjes Vliegen, hebben een
langwerpige en knoopachtige roede.
W y z e op w e lk e d e V lie g e n h a a r G e p a ch t
v e rm e n ig v u ld ig e n , en v a n g e d a a n t e '
v e rw i j fd e n .
De paring gefchied onder dit geflacht van
Infe&en op een zonderlinge wys ; het deel
Van het mannetje- is geopent, -en het is dit
dat het deel van het wyfje ontvangt, dat in
het lichaam van- het mannetje ingaat, om
bevrucht te worden. Het grootfte gedeelte
der V’ liegen, zyn eyerbarende, maar nïen
heeft; ’er echter eenige die levendbaren-
de zyn; dit'zyn een foort van vry groo-
te Vliegen, die men gewönelyk op de klim
vind. Wanneer de eyerbarende Vliegen paren
, zoo is haar lichaam reeds met eitjes
vervült, waar van het grootfte gedeelte'zyne
volkomen groote reeds verkregen heeft;
haren buik is zeer dik : maar wanneer de
levendbarende Vliegen palen , zoo zyn de
vruchtbeginfelen noch geenzins zichtbaar in
haar lichaam.
De Vliegen leggen hare eyeren op plaatzen
.alwaar de wormen die ’er uit voortko-
. men zullen, het nodige voedzel konnen vinden.
De woonplaats ’ van deze Wormen
verfchilt volgens de foorten van V liegen
tot welke zy behooren. Eenige van déze
Wormen onthouden zich op de boomen en
planten, en voeden zich met de Plan tl ui-
zeil die men ’er zomtyds in zeer talryké
benden op ontmoet. Zekere V liegèn léggen
hare ëyèren in het vleefch der- doode Die^
ren, o f in andere verrotte ftoffen andere
plaatzen hen in den drek dér Menfchen en
Dieren. Deze eyeren vérfchülen in kleur
ën gedaante. De zonderlingfte eyeren zyn
die van de Drek-Vlieg, waai* van den Worm
in den drek leeft; deze eyeren die wit en
langwerpig zyn, hebben aan een van hunne
niteindens een foort van twee vleugeltjes,
die zich even als twee hoornen van' ëlkan-
derén verwyderen. Een diergelyke vorm is
hen nodig, óm de plaats op welke de Vlieg
hare eyeren lecht. Z y plaatft en drukt hen
in den drek der Varkens, Koeyeh en andere
diergelyke Dieren: deze vleugeltjes beletten
dat de eyeren, die ’er dus ihgédrukt
zyn; ’ er niet te diep inzinken, een gedeelte
van het e i, van den oorfprong der vleugeltjes
af, blyft ’er buiten , en het jong loopt
by het uitkomen geen gevaar , om onder de
ftoffe te verfmoren , die het tot voedzel
verftrekken moet. Alle de eyeren der Vliegen
hebben deze byzonderheit niet ; echter
wanneer men hen door een vergrootglas be-
fchouwt, zoo ontdekt men een menigte die
op een verfchillende wys gevoort en bearbeid
zyn , waar tegens andere glad en enkelvoudig
zyn.
Men heeft Vliegen die hare eyeren in de
flykachtige en Hinkende wateren, in de rio-
Z z z z & lea