ze befchreven , op welke de Byën deze {toffe
inzamelen ; en wy hebben in dat zelve
woord mede haar gebruik in de Geneeskonlt
en Konften opgegeven. W y moeten noch
maar alleen zeggen , dat de konlt om de
Wafch tot haren eerften ftaat van witheit
weder te brengen , hier in beftaat dat men
haar indiervoegen verdeelt, dat zy byna geheel
uit oppervlaktens beftaat, op dat de vereent
gde werking van de lucht , en de Zon,
de vreemde deelen zou konnen verdryven ,
die haar kleuren. Men heeft eenige foorten
van Wafch , die moeijelyk om wit te maken
zyn. j
De Wafch is van eene zoo groote nood-
zakelykhéit voor de Konften, en gebruiken
van het gemeene leven geworden , dat het
’er zeer verre van verwydert is , dat Europa
de vereifcht wordende hoeveelheit ’er van
verfchaffen kan. Men bekoopt deze ftoffe
thans in menigte uit Barbaryen , van Smir-
n a en Conftantinopelen , en vooral uit de
Noordfche Landen, alwaar de Honingbyen
zeer vermenigtvuldigt zyn. Men fchat de
hoeveelheit van vreemde Wrafch, die s jaai-
lyks in Vrankeryk gebruikt word, op meer
als een miljoen ponden.
Mén kan in'het volgende artikel W a sch -
b oom zien, wat wy omtrent de Chineefche
Wafch, en die van Louifiana aanmerken.
W A S C H B O O M , Gale, Dit is een
Heefter o f Boompje, dat in de waterachtige
plaatzén groeit, waar van de eene d e .
vruchten, en de andere de bevruchtende
bloemen voortbrengen: men onderfcheid er
twee kennenswaardige foorten van. Het eene
groéit in Louifiana, alwaar men het Wafch-
boom noemt; en het andere fooï-t, ’ t geen
klein i s , koomt in Carolina vo o r t, en is
onder dezelve naam bekent. Deze boompjes
hebben dezen naam verkregen, / om-dat
hunne beziën met eén foort van Wafch bedekt
zyn , o f liever met een foort van Harft,
die eenige oyereenkomft met de Wafch
heeft.
De Inwoonders van die Landen bekomen
uit deze beziën, met haar in water te laten
koken, een foort van groene' Wafch die ’er
op dryfc, en waarvan men kaarffen vormen
kan. Een pond van deze beziën , brengt
twee oneen wafch voort; een man kan ’er
gemakkelyk vyftien ponden van op een daeh
in zamelen : zy zyn zedert eenigen tyd ge-
flaagt, om deze wafch vry w it, o f ten minften
geelachtig, te maken. Hier toe plaat-
zen zy de beziën in een ketel , en gieten
’er kokent water op, ’t geen zy in bakken
afgieten, na dat de wafch gedurende eenige
minuten gefmolten-heeft. Wanneer het water
koud geworden is , dryfc ’er een harft-
achtige wafch op , die geelachtig is ; maaiden
harft die men vervolgens bekoomt, met.
de bewerking te herhalen, is veel groender.
Deze harftachtige wafch is droog: men brengt
haar gemakkelyk tot een vetpoeder; wanneer
zy met een weinig wafch o f ongel vermengt
is, zoo verkry.gt-zy een weinig meer
lichaaih, en witheit op het veld , maar altoos
in een -mindere trap als de oprechte
wafch. Het water Vgeen gedient heeft,
om deze wafch te doen fmelten is zeer za-
mentrekkende. Men w il, dat wanneer men
vet in dit water laat fmelten , het byna
zoo veel zelfftandigheit als wafch veritry-
gen zal. ■ '
Wanneer men de Wafch yan de beziën
afgenomen heeft, zoo befpeurt men op hare
oppervlakte, een laag van een ftoffe, die
de kleur van gomlak heeft: het kokende water
ontbind dezelve niet, paar' de wyngeell
trekt ’er een afverwzel uit.
Dit boompje is noch te zeldzaam in Europa
, dan dat men ’er andere nuttigheden
van zou konnen ontdekken, als die gene die
men van de Inwoonders van Louifiana ver-
ftaan heeft. D e ’Heer Duhamel, wiens na-
fporingen en oogmerken, altoos tot het nuttige
ftrekken , doet het yoorftel om pogingen
aan te wenden, ten einde deze Heefters
aan onze luchtftreeken te gewennen , van
welke men groote voordeelen trekken kan.
Men moet, zecht h y , goede zaden, van de
beide foorten van boompjes nemen , van
welke w y gefproken hebben, hen in potten
o f bakken zayen, om hen in de Oranjehuizen
te konnen befluiten , tot dat de ftam-
men een weinig dikte verkregen hebben ;
want deze jonge boompjes zyn tegèns onze
geftrenge winters niet beftand: men kan hen
alsdan ïn de volle aarde planten , op plaat-
zèn die eenigzins vochtig zyn, met de voorzorg
van hen met een weinig rneft te bedekken.
Wanne'er zy eenige jaren geleeft hebben
, zoo heeft men hoop , dat zy in ftant |
blyven zullen. De Heer Duhamel, heeft’er
in Engeland, en op Trianon gezien , die
met bloemen en vruchten bezet waren.
Alle de Waarnemingen ftemmen overeen,
om zyn gevoelen te beveiligen. Het foojt
dat
d-at toen in Kanada vind, is.,, zoo. men zecht,
het zelfde,,’ c geen in Louifiana groeit, dit
is niet vreemd ; want men heeft Planten, die
men in dè warme Landen Vind, en te ge-
lyk in dé koude landftreken van de gematigde
Luchtftreek ; een dezer is de Hage-
doórn, en een foort van Gagel, waar van
ik niet gefproken Iiebbe ; dit is een foort
van welriekende: Heefter, die men in Spanje,
in Kanada, in Vrankeryk, , in Portugal,
en in Zweden vind. Yeele Planten gewennen
zich aan de Landen , in welke men haar
by ongevoelige trappen aan de gematigheit
van de Luchtftreek gewend heeft ;, dit doet
de fleer Duhamel denken, dat de Wafchbo-
raen die van zaden voortkomen, die in onze
Landen gegroeit zyn , minder nadeel door
de koude lyden zullen, ais die gene. die van
de zaden voortgebracht worden, die men uit
Louifiana overbrengt. Volgens de verhalen-
van dé Reizigers, vind men de Wafchbomen
in de fchaduwe van de andere boom en: men
ziet ’er die mede in de zonnefchyn groei jen;
.andere op waterachtige plaatzén., en weder
andere in drooge gronden; eindelyk men
vind hen in de warme en koude Landen ,
’t geen alle waarnemingen z y n , d ie , gelyk
,wy gezecht hebbën, het gevoelen van dezen
Geleerden Akademift beveiligen. *
In China groeit mede een foort van Wafch-
boom, maar die ’er echter zeef zeldzaam is;
men noemt hem in dat Ryk Pe-la-chu. Óp
de bladeren van deze bomen , zetten zich
kleine wormen, die ’er raten van wafch op
achter laten, die Veel kleindcr als die van
de Byën zyn. Deze wafch is Zeer hard ,
zeer blinkende , en. word tot veel hoger
prys als die van de Byën. verkocht.. ( Du-
balde') "
. Vol geus èen brief van den Vader d'In-
carviljè, die uit China aan dén Heer Geoffroi
gefchrevcn is , zoo bekoomt men de witte
wafch uit de.wormen zelfs : men vind, zecht
h y , in een Landfchap van dit Ryk kleine
wormen^ die zich op een boom voeden. Men,
verzamelt hen, laat ze in water koken, en
zy geven een foort van vet u it, ’t geen, wanneer
het geftremt is , de witte Chineefche
wafch uitmaakt.
W A T E R . , Aqua. Dit IJ een lichaam
dat geen kleur heeft, döorfchynende, vlug,
nitzetbaar , fmakeloos en reukel.oos is , en
* geen de eigenfehap heeft, om allés voch-
„tig. te maken, wat het a a n ro e r ten ’ c geen
. gewonelyk vloeibaar is.
Ten minften zyn dit de eigenfehappen van
.het zuivere water; want wy zullen lager
.zien dat de Natuur, ons dikwyls wateren
.aanbied,, die met vreemde ftoffen beladen
z yn , die. het reuk, kleur, en fmaak geven,
en dat het Water zomtyds mede in een ftaat
van vafthe.it is»
Vèrjcheidenheden der Wateren.
Hunne verfcheidenheden z y n d a t zy koud
o f warm,, enkelvoudig o f zamengeftelt, verdikt
o f vloeibaar zyn.
. Het fchynt buiten twyfel, dat de.natuur-
lyke ftaat van het Water,, is koud en vloeibaar'te.
zyn,. en dat het alleen by toéval is,
dat het warm word, o f dat het zich in een
ftaat van vaftheit bevind.
% Tn het eerfte geval , geeft men het de
naam van Bronwater; in het tweede ver-
- krygt het. de namen van Ts, Sneeuw, o f Hagel
» Men telt byna zoo veel foorten van
' Wateren, als ’er ftoffen zyn', die het Water
ontbonden kan houden, ,.’t zy door zich
zelfs, ’c zy door middel van eenig lichaam
dat tot een tuflebenkoment middel dient.
Onder deze b e t re k k in g zyn de Wateren ,
.of zeepachtig, o f zwavelachtig., o f bitumineus
, o f aluinachtig, o f vitrioolachtig., o f
20u.taehtig, o f metaal achtige‘mineralen,, dat
is te' zeggen, pyriteufe gelyk men uit de
yolgende omfchryvingen zien zal.
Wy zullen hier de al gemeene verdeeling
yan.de Wateren volgen, die men in myne<
Nieuwe Mineraalkunde vind : wy zullen
hen .als enkelvoudige, o f als zamen gefielde
befchouwen.
Enkelvoudige Wateren.
De foorten van Enkelvoudige Wateren,
worden gclchat geen fioffen tg bevatten, die
vreemd aan die gene zyn, .dié de waterachtige
hoofdfiof uitmaken : maai- de Scheikundigen
hebben ’er altoos, met hen te ontledigen,,
eenig zoutachtig o f aardachtig, over-
blyfzel in gevonden, ’c geen ons doet befluiten
dat de enkclvoudigheit die men hen
toefchryfc, alleen een betrekkclyke enkel-
Youdigheit De Heeren Boerhave en Marc-
graff, hebben mede bewezen, dat bet Water,
het gene het zuivctlle in fchyn, aan
den