en hetjaar hierna Gierft, en het derde jaar
weder Weede, mits de aarde intulfchen wel
gemeft is.
W E E G B R E E ., W e ge b l a d r. Plantago
» D it is een Plant waar van men versheide
foorten onderfeheid: wy zullen die
gene maar alleen aanhalen , die het menig-
vuldigfte in de Gene eskon ft gebruikt worden.
i. De G em e en e G roo te W eegb
r e e , o f W é eg b r é e met B r e eDe
Blajderen , Plantago major* Deze Plant groeit
overal i, ‘langs de wegén , in de vlaktens, langs
de heggên , en'öp de onbebou'wde plaatzen.
Haar wortel is kort , zóo dik als eén vitiger,
én aan de éydën met wifachtigè vezelen bezet;*
hy^fchiet bréedë}, ; blinkénde f eri ifiet:
zeven'Zefiüweri doörftfëépte bladeren uk,rdié
zeer' zfchtbaar,' en'vOOral aaö de! achter zyde
z y tiM e i uit koomt het v o o rt, dat eenige
déze Plant ï^eptj Ner'via1 noemen i de ftèelen
van déze bladeren léggen ter aarde; - U it’dér
Zélve 'WöPtel, eri ïh ’t, midden'van' dekbladeren
£ fchieten Vërfchëide fteelen uit* die twee.
duimett hoog , hart^'röödaëhtig , toóeijelyk
te veibrëéké!i- , ö i 'aart hunnen top mét' een
langwerpige air van witaehtigë ófpurpetaeh-;
tige bloemen bezet zyn.1 r Ieder dezer bloë--
ïïiéii is, volgens de Héér Tdurnefort, een huis-*
waar Van bet ondèiffce gedeelte gefloten , het-
qpperfte uitgefpreid , in yier 'deélën ingefpë-
den, en met 'Verfcheide helmftyltjes bézet is..
Op' de'bloemen volgt een VlieS^cMi^Tdhaalv^
deze iséirondy opefit-Zich Overdwars', gelylt'
ééê 'lavóilnëtdOos , en bevat vërfcheide kléi-
iie en langwerpige ;Zadën ', die roodachtig ,
eveti als Mëine/Vlö'öyen zyrf; Deze PlaptJ
bloeit in -demaand Mey, en. haar zaad- is-in.
de maand Auguftus ryp-: dit is h é t geméén-1
fte yan'allefoorten van Weegbree, en te ge-
lykihët nutt-igfte ;■ maar by gebrek-van dit bedient’men
ziéh van'dé tWe'é v'oTgëridé. uy
2. Dë -MïD DÈLB ARk. We-EGB REE v ó f
W it t È WeEg b r e e f PlanPagb medms i\
dëzé' Vérfbhfilé van de vorige -hiër in^'dat’haii-
ré bla&èfëri;-ftêelën en akén.mécéén zagt ep3
Wk -hair!:bédél§t>zyin';5 en dat''fat. wortel e'ép,;
wënig'dikkèi1 ,r;,aaP 'derPbald''vezèlaohtig, .én;
kruipende is: men télt niet meer als-vyf-zë^
riüWefi óp dfe'bladéVéé,' én men vlfidlhéar _al-;
leen in dé dröogë Wëidéii..
3, De K le i n e W eeg bree , plantago
minor: men noemt deze mede SmaÜè JVeeg-
bree r en Lange Weegbree ; haar wortel is
zeer lang levende , en gelykvormig aan die
van het ëerfte föore;haare bladeren zyiilang,
fmal, fpits, eenigzins.getant, wolachtig, en
op de achterzyde met v y f in de lengte lopende
zenuwen ge tekent, waar van drie zichtbaarder
als de. andere zyn. Dit foórt van
Weegbree is véél donkerder groen als de andere
foorten tufte hen dè bladeren fchieten
verfcheide fteelen op , die een vo,et hoog,
naakt, hoekachtig ; én ge vóórt zyn , zy on»
derfteunen aan hunnen top j airen,. die veel;
korter en'dikker als van de "gemeene Weegbree,
en mèt kleine bloemen bezet zyn , op
wélke vHesachtigë fchalen volgen , die met
zaden-, gèi-yk dié van de vorige foorten, vervuld,.
ma.ar.veel grooter.zyn 1. dit fóort yan
Weegbree 5 gr o è it inêdè qy er al. "
Deze foorten vad Weegbree bezitten byna
dezelve eigenfchapperi; de 'bladerën Zyn bitter
, zamentrekkende ,. wondhèëlendé :-ën:
kóortsbreekéndé.. Het afkoqkzel der Weeg-
brèe.is nuttig in, de '■ bloëdfpuw'irigèhén te-
gens dë1 witte vlóedé'PvJ H ét zaad van deze
is 'het ’gemêehë. gënèesmiddei -Wiï de Lanc-
lieden t.egehs dé buikloopen: zomtflige vróuwen
némen hët mét' éen éi.iP: om 'de'miskrt—
men voór'të kobmen. Men heeft in de Apc-
fhëkers winkels, een overgehaald water van
Weegbree tegens de, oogkwalen, maar ’t ge^ n
weinig 'krachten bezitten kan , öm dat de
WéëgbreV géen zéér merkbafe 'werkzame
vlugge grondbegipzël bevat, die in dé/qver-
haling opklimnieti konnen.'
''"'Mén^iiid-inedëiti’ de Ölyfgaarden der warme
Landen , een foort van'xzilverachtiga en
katoenachtige Weegbree : déze word weinig,
gébruikt. De Berg-Weegbree , is de'Plant,
die men' Berg-Betonie noemt.. '
' W E E G L U I S y zie 'Wa n d l u i s ..
“ :W E E K E - S C H A A L V I S S C H E N ,,
Móllia. Men geeft deze naam aan ViftcHen,
die, wanneer zy yan hunne bedekÈèlen ont-
bloot! zyn , niets anders ais een zagt, vfeéfch
voor het oog aanbieden , fchqqn zy'inwendig
een-ftófFë bevatten die hen tpt.blpéd ver-
ftfekt ; tét, deze behpóren . dé Pöljjpen ,de
SptthtffcBe 1Zee-Kat, de Zee-haas ■ en andere 1 ■
Oxe' fflèszê'i wborclén* '
De Natuur-Onderzoekers befchouwen de—
''! | ze
;ze Dieren alleen, als -Zee-Wormen, die nien
qncigentlyk,onvolmaakte noemtmet zyn ge-
vq el en. bier; op tergronden, dat hiep zecht,
dat zy noch/kopy .qqre.n, neusf.opgen, poor
.ten , npqh Iqrig hebben : maar de .ondervin-
dirig wederfpreekt dit;- want fchopn zy. deze,
dÊfJen?alIe; rte-;gelyk niet, bezitten , zoo .hebben.
zy. ten minlfen andere dié ’er tegens. over >
ftaap.n. Qndër d;e,-,vreemdfte van dit. foorty
heeft men ’ei*y;-zeggen zy ^' die, van.;.bedekze-
len qntblqqt zyn epr.armen hebben j deze:
komen in.de Oceaan, ,.en verdwynen ,?er weder
uit; men hééft ’er eenige ondery die hun
verblyfplaats met. zich. voeren ; dit zyn
Sch;aalyillchen;; .. e i n d e ] ? zy tellen onder
ditfoort van Dieren., de Belemniten , de L i-
thophyteji , de J&thyM ,:j hét Dier.v.an de Tu-
bipora ,. het MedufaasrbiLofö, de JMentula de
Eolptwie, en een meënigte: andere Diereny
die men noch niet recht kent.
W E E R L I C H T , 2;V D onder.
W E E U W T JE . Dit. is ‘een kleine In-
diaanfche Vo ge l, die de grootte van .een
Mu.fch heeft ., hy.is met een fchoone zwarte,
itaart verftert,/die alle zes maanden uitvalt,
en weder vernieuwt word. De Schryver van
het Woordenboek; van het Ryk .der Dieren ,
zecht, dat de Markgravin de Pompadour, ’er.
een levent,bezeten heeft; en dat de Heer de
Reaumw ’er: een gedroogt onder zyne verzat
meling van. Vogelen bewaarden.
W E G E B L A D , zie W eeg b re e .
W E I D E . Men onderfeheid de Weiden
in Natüurlyke , en door Kónft gemaakte. De
natuuiiyke Weide zyn , deigfönden. op welke
verfcheide . kruiden natuurlyk groeijen.
Men maait hen af -, en wanneer zy verdort
zyn y zoo maken zy het hooi u i t , ’ t geen
tot voedzel voor het Vee verftrekt. Zie
H o o i.
De door Konft gemaakte Weiden, zyn
die gene, die men bezaait heeft , en uit een
«enig fqor.t,van Planten beftaan. Deze door
konft gemaakte Weiden , worden vooral door
de bekwaamfte Landbouwers;, als een we-
zentlyk en eenig. middel befchóuwt, tot verv
betering van den Landbouw ; de reden hier
yan is ,dat dezelve uitgeftrektheid van grond,
•die op deze wyze bebouwt word:, veel meer
voeder voor het Vee verfchaft, ;en hier door
in ftaat ftelt óm ’er meer te konnen ^ankweeh
ken: hoe groo.ter het getal van het Vee is , hóe
ipeer mift men. beköomt,. en de goede mis-
ungen,. zyn é|n gehëelpn. grondflag van den
LaPdbouvV-. . Een.uitgeftrektheit van'grond,
die wel bebouwt en wel gemeft is ; lévert
■ eenaanmerkelykerhoevéeiheit granen uit,en
die eën'veel beter .hoedanigheit hebben , als
een veel grooter , uitgeftrektheit, die door
géén meft geVoed i s ; boe grooter het getal
v.an de door konft:gemaakte Weiden is., hoe
meer Vee men aan,kwe,eken kan ; en alles verlevendigt
zich in eveUredigheit van deszelfs
vermeerdering ^ gelyk alles te niet gaat in
evënredighéit - van deszelfs vermindering.
Men maakt de door konft gemaakte We iden
van de gróote Klaveren, met roode bloemen,
Pet Bourgondiefoh-Hooi, en de Hane->
kammetjes.; men kan ’er. mede van valfche.
Rogger.aanleggen , maar die verre .beneden
die gene zyn , die men van het Ray Agras
vormt : men kan op ieder dezer woorden, de
aankweeking van deze. byzondere foorten van
Planten zien. Dit zyn de hartlevenfte Planten
die men tot heden toe kent , door het
groote voordeel dat, zy verfchaffen wanneer
men haar al lé énen zonder vermenging aankweekt
; het is met.haar van de andere planten
af te fcheiden, dat men. gewaar geworden
is ,, dat zy zoo weelig, niet groeijen wanneer
zy onder andere planten vermengt zyn ; met'
haar aan te kweeken, z.00 zyn zy onkenbaan
géworden , , door den overvloed met .wélke:
zy groeiden; en .wanneer z y afgefneden wier-
den voor dat haar zaad tót rypheit gek-oomen
was, zoo hebben zy twee:en drie afmaaijin-
-gen in een jaar wederftaan. .
Deze waarnéemingen hebben het Genood-
fchap van Bretagne.tot aankweeking. van den:
Landbouw'doen denken , dat men mogelyfc
in de Weiden verfcheide andere Planten
hééft, die, wanneer zy afgefcheiden, en dus
in bereide aarden aangekweekt wierden , de
fchoonfte Weiden verfchaffen zouden: wanneer
men op de gronden acht g a f, in welke
de verfchillende Planten natuurlyk groeijen,
zoo zou meri.de middelen vermeerderen konnen
, om voordeel van den verfchillenden
aart der gronden té konnen trekken, vermits.
men: uit; een grooter.’getal Planten , die gene
zóu konnen verkiezen, die het befte met den
aart en geftelthèit van den grond over een
kwamen ; en des te beter , om dat de Landbouwers
met verdriet zien , dat de planten,
die men', reeds voor nuttig^ houd , om door
konft. .gemaakte Weïden te vormen, in zom-..
L I l i l 2 mige