uiige- gronden niet flagen. Men moet dus
voor ieder foort van grond in het byzonder,
de planten uitzoeken , die ’er in flagen kon-
nen. De Natuur openbaart byna altoos hare
geheimen , wanneer men haar met-ftand-
vaftigheit en verftand ondervraagt.
Het Genoodfchap van Bretagne bied ons
een zeer. vernuftig tafreel aan van de wyze
die men volgen moet om te flagen met uit
eene Weide de Planten uit te kiezen , die-
met vrucht aangekweekt konnen worden,om
door kon ft gemaakte Weiden aan te leggen ,
die met de verfchillende gFOnden overeenkomen
: het bied dit even als een^ fchets aan,
in hoop dat deszelfs voorbeeld navolgers zal
vinden , en dat hier door , de natuurlyke-
Weiden , beter zullen bekent worden , en
met meer gemak en algemeener verbetert.
Het tafreel van de Weiden in den omtrek
van Rennes , beftaat uit zeven kolommen.
De eerfte is gefchikt om het getal van de yer-
fchillende foorten van Planten'aan te duiden
die ’ er in groeijen. De tweede bevat de kruidkundige
benamingen , en , voor zoo veel men
zulks heeft konnen doen, de gemeene naraert
van deze planten, die zeer veel in de byzon-
dere Landfchappen verfchillen, de drie volgende
wyzen aan'. Ten if t e , o f men deze
Planten in de middelmatige hooge o f lage
Weiden vind. Ten 2de, de graad van hoogte
; tot welke zy doorgaans op iedèr van deze
drie ftandplaatze'n opfehieten. De zesde
wyft ten naaften by aan , in hoe verre de
Planten zeldzaam o f gemeen in ieder foort
van Weide zyn_ De zevende kolom geeft de
naamen op , die men aan deze Planten met
betrekking tot hare hoedanigheit geven kan,
als die van goede, onnutte-, nuttige , kwade,
en zeer goede*.
Men ziet met een enkele opflag van het
©og in dit tafreel , alle de Planten die in een
Weide groeijen: men merkt in deze verdee-
Hng van de Weiden , in middelmatige , hooge
en lage-, op dat ’er planten zyn , die men
in de eene vind', en byna nooit in de andere
; dit is een aanduiding die de Natuur geeft;,
zoo dat men om góede-Weiden te- hebben,
het van aanbelang is ,. dat men de Planten
een Randplaats geeft,. die zy haar gunftig,-
o f veel eerder noódzakelykmaakt. Men heeft
die gene gemeten , dier in deze drie klaflen
van Weiden-groeijen , en- men heeft’ er onder
gevonden die volftandig-veel hooger in
een van deze klaflen als in de andere waren.
D it is e.en,nie.uw.e, aanduiding van de Natuur,
dat iedere Plant op haar rechte plaats moer
geplant worden , en dat men in de grootte
en mogelyk in de hoeveelheit van het voeder
verlieft, met deze toevallige vermenging:
der planten in wezen te laten , die onze ge—
woone Weiden uitmaken.
Men befpeurt, door dit tafreel,. dat van-
de twee en veertig foorten van Planten , die
de Weiden van de omliggende Streeken-van
Rennes vormen y ’er weinig zyn die tot de-
hoogte van drie voeten koomen, dat men ’er
niet meer als zeventien te l t , die een goed'
voeder voor het Vee verfchaffen , en dat ’ er
v y f en twintig zyn , die onnut o f gevaarlyk
zyn; onnut, om dat zy zoo klein zyn , dat
’er de Zys overgaat, o f dat zy zoo houtachtig
zyn y dat het Vee haar verwerpt, gelyk
de Hanevoet, en de Am'ante Aquatica, Zoo
ieder foort in een gelyk getal groeiden , zoo-
zou hier uit volgen , dat men drie vyfde ge~
deeltens van het voeder verloor , met in iedere
klafle van Weide ,- de nuttige Planten
alleen niet aan te kweeken , en byzonder die
gene, die met hare gefteltheit over een koomen.
Behalven dit ,• berooven deze kwade*
Planten,, de goede noch van haar voedzel..
Deze affeneiding van de kwade planten
zou des te voordeeliger zyn , om dat dej
Dieren hier door minder voeder verliezen
zóuden; want het is een zaak die een. ieder
gemakkelyk onderzoeken kan, dat wanneer
de Dieren uit een ruif eeten, en zy met het
goede hooi maar een fcheutje van> een Plant
uittrekken, waarvan den fmaak hen mishaagt,,
zy het hooi met de kwade .planten verlaten
zullen, indiervoegen dat men het alleen tot:
ftroying om op te leggen gebruiken kan.
Het eehigfte middel om overvloedig voeder
van- alle Weiden te gelyk in jaren van
een middelmatige gematigheit te bekomen ,.
is dat men den aart der planten met de hoè-
danighèiL van den grond doet overeenftem-
men. Kundige Landbouwers' zayen altoos
de Hanekammetjes in een drooge grond , en
de groote Klaveren im die gene die een weinig
vochtig is. Mogelyk heeft men geen
planten- in‘de Weiden, die: dezelve, opletten*
heit niet vorderen.
Een ander gewichtig voordeel van deze
verfchillende foorten van Weiden , i s , dat
men kan waarnemen welke voeders de befte
melk aan de Kbeyen verfchaffen konnen ,
en die het befte is,, om uitnemende boter
te bekomen; want men heeft , met dus de
planten. te verdoelen,. by voorbeeld, öpge-*
merkt»,
ïïiefkt, dat de Klaveren de Koeyen een groo-
ter hoeveelheit melk verfchaffen als de gewone
voeders ; maar de boter die ’er van
koomt, is mede doorgaans van een mindere
hoedanigheit als die van de Koeyen, die
met de gemeene voeders gevoed worden :
men zal ’er mogelyk ontdekken , die haar
beter melk verfchaffen; of', zoo de uitne-
mentheit van de boter, van de vereeniging
van de fappen afhangt, die, afzonderlyk gebruikt
zynde, mogelyk dienen om haar een
geringer hoedanigheit te doen verkrygen ;
de ondervinding alleen kan de waarheit van
deze waarnemingen betogen. Het is door
de inzameling van de zaden van deze goede
Planten, en met hen afzonderlyk te zai-
jen, dat men alle deze gewichtige waarheden
ontdekken kan.
Mogelyk zullen deze- proefnemingen hier
toe geleiden, dat men Planten ontdekt, die,
zonder vermenging , - aangekweekt zynde ,
groen en verfch voeder van de maand Oktober
tot April verfchaffen zullen, in welke
tyden de bekende door konft gemaakte
.Weiden uitgeput, en weder in ftaat zyn :
dit zou een gewichtige waarneming voor den
Landbouw in ’ t algemeen zyn ;. want het
Hoornvee, ’ t geen een voorwerp van zeur
veel gewicht voor eenrge Landfchappen is,
zou noch grooter voordeelen verfchaffen ,
wanneer het altoos mee groen voeder gevoed
wierd. Men heeft reeds een van deze
voeders in d e . Doornachtige Brem , die
aan het Hoornvee een- z.eer gezond voeder
verfchaft, en waar van men geen- gebruik,
als gedurende den Winter maken kan.
Schoon een groot getal lieden de uitne-
mentheit van dè door konft gemaakte Werden
toeftemmen, zoo heeft men ’er echter
veele die niet befluiten konnen, om ’er de
natuurlyke aan ,op te offeren, dat is te zeggen
die gronden die nooit bebouwt worden.
Om de uitmuntenheit van de eerfte boven
de laatfte- te betogen , heeft het Bretagne-
fche Genoodfchap tot aankweking van den
Landbouw,, een tafreel,. even als het voorgaande
, van de hooge en lage natuurlyke
Weiden opgeftelt, in welk men met een
opflag van- het oog ziet, dat men in de hoo-
ge Weiden van dit fo or t, onder de. acht én
dertig foorten van Planten niet meer als
acht vind, die nuttig tot Voeder VGor het
Vee zyn, en dat de overige onnut offeha^
ddyk zyn en in de lage- heeft men maar
alleen vier nuttige onder de negen en twintig
foorten die zy voortbrengen.
W E L R I E K E N D E K L A V E R E N . -
Trifolium bituminofum. Deze Plant groeit
menigvuldig’ in de warme Landen , als op'
Kandia en Siciliën , en in den omtrek van
Montpellier en Narbonne, op de fteenach-
tige- heuvelén naby de Zee : men kweekt
haar mede in de Tuinen aan, alwaar zy in
de maanden Juny, July en Auguftus bloeit;
zy kan de koude van een gewone winter
wederftaan: haar wortel is hart, houtachtig
en vezelachtig; hy fchiet een foort van Hee-
fter uit, die omtrent twee voeten hoog, en
in verfcheide lievige, gevoorde, witachtige
o f zwartachtige takken verdeelt is-;>de bladeren
, die drie aan drie op een fteeltje ftaan,
zyn aan het onder gedeelte rond , maar zy
eindigen met zich in een fpitze punt te verlengen;
zy zyn witachtig , wolachtig,, lyme-
rig in het aanraken, en hebben een fterke
bitumineufe reuk: de bloemen komen aan de
toppen der fteelèn en takken voort, zy zyn
by wyze van een langwerpig hoofd gefchikt,
hebben een purpere violet kleur en zyn peuls-'
wys ; op deze bloemen volgen vrdchten die'
door de kelken omvangen worden, die een
ruuw, fpits, en zwartachtig zaad bevatten ,•
’ t geen dezelve reuk als het overige van de
plant heeft, en waar van den fmaak. fpece-
ryachtig is. yoban Bauhin verzekert, dat
het zaad tfan deze Klaveren , ’c geen uit Ier-,
land gekomen , en in Duitfchland gezaait
is , een bitumineufen reuk van zich geeft;
maar dat het Duitfche zaad op nieuw gezaait
zynde, planten voortbrengt, die noch
reuk noch fmaak hebben.
Deze Klaver verfchaft een vry goed inwendig
geneesmiddel tegens-de Kanker. Haar
fap, in een gifte van een lepel v o l, in drie
glafen water ingegeven zynde, is uitmun-
tent om de ftoffe te verbeteren, die door
dekankerachtige verzweringen voortgebrachc-
word. De- olie die men'door uitperfling uit
de welriekende Klaveren bekoomt, en by
wyze van een'fmeringgebruikt zynde, word-
hoog gefchat vópr de deefen die door beroert-
heit aangetaft zyn.
W E L R I E K E N D E S T E E N E N . -
Deze haam geeft men aan verfcheide delfba-
fe lichamen, gelyk deVarkenfteen van Qjte-
hec, de Violette fieen van Sedeiius, de klei-
L I 111 3^ n * s