hen ontdekken waar mede zy dit verrichten
kannen ? Men kan deze handelwys nafporen
wanneer men een Ruk uit een tonnetje fnyd,
en het vervolgens op een ftuk glas lymt: men
zal alsdan zien dat de Vlinders uit hunnen*
mond een vocht uitgeven,, (in ’t vervolg zal-
blyken dat dit hen alleen tot dit einde gegeven
i s ) , dit vocht is fchuimachtig, en bevochtigt
het uiteinde van het tonnetje ; zy
flagen -alsdan , door middel van herhaalde
ftooten met den kop tegens dit deel dat door
het vocht verzwakt is , om het te doen barsten
, en gaan door de opèning uit. Men vind*
in deze tonnetjes altoos twee vellen , een*
yan de Rups en ^en van het Popje..
Andere Vlinders r die noch veel dikker*
tonnetjes hebben, vormen;zich een uitgang,-
wanneer zy zich, in,den ftaat van Rups, deze
tonnetjes fpinnen» Een dezer is de Knob--
belachtige Rups, die de Paauwoog Vlinder
voortbrengt. Zie K n-o b b e l a c h t i g e -
R u p s*—
Wanneer- de vleugelen der Vlinders ge--
vnoegzame vaftheit verkregen hebben , zoo-
vliegen z y op het oogenblik weg; andere vergenoegen
zich met alleen voort te gaan en
zich op een zekeren afftand neder te zetten 0-
maar alle loozen zy een-meenigte ftoffen,
eenige voor dat zy zich van hunne tonnetjes
verwyderen, en andere hier na.- Deze uitwerping
is het overtollige van de vetachtige
lichamen, en van alle de flofFen die de Natuur
gebruikt heeft om hen van ftaat te doen-
veranderen. -Deze. overblyfz.elen zyn vloeibaar,
en doorgaans-roodachtig; die van de-
Vlinders die voor eenigen-tyd de Stad Aix:
in Pro ven ce in een zoo grooten ontfteltenis-
brachten, zyn 'even als bloed.- Zie het verhaal
hier van op het woord D oorn a ch t
i ge R ups*.
Befchryving der Werkt ui genvan de Vlinders,-
Men merkt in het inwendige gedeelte van )
den Vlinder dat groote getal van luchtvaten
niet op die men langs de zyden van de Rup—
zen ziet. Van de acht lidtekens , - blyven
5ër maar alleen twee overig die op het.borft—
fchild geplaatft zyn; -maar- mén vind in het
opperfte gedeelte van den buik een blaas die -
met lucht vervult is-, en een vry aanmerke—
lyke groote heeft.- Deze blaas heeft een hals -
die aan dèn mond o f aan den. fnuireindigt,.,
van die gene die ’èr eenr hebben. Het is door “
deze buis,,als mede door de beide lidtekens,,
dat de lucht in en uitgaat; in plaats dat igi
den ftaat van Rups ,-de werktuigen van de
ademhaling langs de beide zyden van het lichaam
geplaatft zyn.- Deze verandering zelfs
tot in de werktuigen van de ademhaling, kan
een begrip van de verbazende omwenteling-
doen vormen, die in het inwendig gedeelte
van het dier gefehied, gedurende de tyd dat
het ons zoo vreedzaam in denjLtaat van Popje
toefchynt: het is aan de borft dat de fpie-
r-en vaftgehecht zyn die de vleugelen doen
be wegen.-
Wanneer men een Vlinder opent, zoo ontdekt
men de maag, het hért en het rugge-
merg, 5t geen zoo veel buizen zyn, waarvan
'een gedeelte in den buik-geplaatft is ; en het
andere met door de borft door te gaan, eindigt
in het hooft;« Het hart van den Vlinder is
het zelfde van de Rups, dat is te zeggen, dat
het in zekervoegen, een verzameling van harten
is die door de geheele lengte van het lic--
haam loopen. Maar men -moet aanmerken dat
’ er de omvloeijing in een^tegengeftelde zin in
gefehied als die in de Rups plaats had. - Echter
is deze omvloeijing altoos niet volftan--
dïg; ik heb dezelve dikwyls zien veranderen,
zecht den Waarnemer;. wierd dit door de fmer-
ten veroorzaakt, die ik het dier-deed' lyden?
Maar wat .’er de oorzaak ook van zyn mag,
zoo ziet men altoos met- verwondering met
hoe veel gemak dit- Infeft den omloop van
zyn bloed-doet veranderen;« Het ruggemerg:
is het zelfde het geen de Rups bezat; het
klimt van den onderbuik tot inden kop op:;
maar het gene het in het byzonder bezit, is
dat het een geftadige en-wormswyze beweging,
heeft, en dat het deze in de Rups niet
had.- Men kan dit verfchvnzel waarnemen
wanneer men het hair van den buik van het ■
wyfje van ■ den'> V linder afdoet die van den
geoorden Vlinder voortkoomt. Het vel van
dezelve is zoo doorfchynende, dat, wanneer
men het met olie ftrykt,-men duidelyk door'
zyne dikte- de geheele beweging van dit ruggemerg
ziet, die zeer-friel is. -
De werktuigen der-fexen waar van men
geen de minfte merkteekenen in de Rupzen’
vind,, zyn volkomen in den Vlinder ge vormt
wanneer hy; eerft'voortkoomt,- en zyn op
dezelve plaats* geplaatft' alwaar dé Natuur
zulks iir de anderelnfeften gewoon is. De
wyfjes onderfcheid men1'gemakkelyk aan de'
grootte van haren buik, die öp een zoo verbazende
wys met eitjes in eenige foorten vervult
is , dat hy. fchy.nt te zullen barften; het
gebeurt zomtyds dat de wyfjes van de Vlinders
van de ge o orde Rupzen en die van de
«emeene Rupzen beginnen te leggen voor
dat zy bevrucht zyn, zoo fterk is de behoefte
offl te leggen in deze Infeftcn. Men heeft
foorten van wyfjes Vlinders die-tot wier,
vyf, zes en zeven hondert eitjes achter élkan-
deren leggen.
Schoonheit der Vlinders.
De fchoonheit van den Vlinder, de- leven-
digbeit en verbazende verfcheidenheit van
zyne kleuren-, en de bevalligheid van zyne
geftalte, bekoren de oogen^ zyne vlugheit,
zyne levendige houding, zyne omzwervende
en luchtige voortgang, alles bekoort ons in
hem. Een verzameling van Vlinders, gelyk
die van het Kabinet van den Koning van
Vrankryk , en der Beminnaren der Natuur-
lyke Hiftorie, leveren het fchoonfte fchouw-
fpel uit. Deze Infeften fchynen elkanderen
om ftryd de fchoonheit der kleuren en debe-
valligheit der geftalte te betwiften. De Chi-
neefche- Vlinders, en vooral de Amerikaan-
fche, en in ’ t'byzonder die van de Rivier
der Amazonen, doen zich door den rykdom
en levendigen luifter van hunne kleuren, en
grootheit van geftalte onderfcheiden; dit is
een fchouwfpel dat men zien -moet, en dat
door geen befchryvingen kan afgebeeld worden
»; Men ziet in China. de fchoonfte en
ongemeenfte Vlinders aan het Hof van den
Keizer, alwaar’ zy tot fleraden van het Paleis
verftrekken.
Wanneer men den ' Vlinder befchouwt,
zoo fchynen vier van zyne deelen , onder
anderen, eèn byzondere oplettenheit waardig
te z y n , te weten % de Vleugelen , de
Sprieten,, de.Snuit, eg de Oogen.
De vleugelen, die altoos vier in getal zyn,
doen hem een byzonder geflacht onder de
Infeften uitmaken, om dat zy met een foort
van ftof o f meel bekleed zyn, dat zich aan
de vingeren hecht wanneer men hen aanraakt ;
dit gewaande ftof door het Microscoop befchouwt
zynde, is een zeer regelmatige ver-.
zatneling van zeer kleine gekleurde fc-hub-
ben, die onderfcheiden- vormen hebben, en
op een dicht gaas geplaatft en vaftgehecht
zyn, *t geen te gelyk zeer ligt is. Het is de
hardbeit en polyfting van deze fchubben die
hén zoo luifterryk maakt. Het onderfte gedeelte
der vleugelen is ter zoo wel als het
bovenfte gedeelte mede bedekt. Met groote
ligte vleugelen vliegt het grootfte gedeelte
• der Vlinders op een onbevallige w y z e , zy
zweven altoos hoekwys van boven na beneden,
en van de-rechter naar de linker zyde:
dit is een uitvvcrkzcl van de wyze op welke
hunne vleugelen de lucht flaan , die altoos
beurtelings is ,- en ’t geen waarfchynelyk met
krachten- gefehied die beurtelings ongelyk
zyn. Deze wyze van vliegen is hen zeer
nuttig, om dat zy hier door de Vogelen ont-
wyken die hen vervolgenwant om dat de
vlucht der Vogelen in een rechte lyn voortgaat,
zoo is die der Vlinders altoos buiten
deze lyn.
Dit is den gewonen vorm van de vleugen
len der Vlinders; maar men heeft ’er noch
van <?en ander foort die mén de naam van
Vlinders met vleugelen gelyk de vogelen gegeven
heeft, om dat hunne vleugelen wezent-
lyk gelyk die der vogelen gefchikt zyn ; deze
vleugelen zyn echter met fchubben bedekt,
die indiervoegen gevormt zyn dat zy
het oog bedriegen en een gedaante als vederen
hebben. Men ziet zomtyds op de oevers
der beeken eenige van deze kleine Vlinders
vliegen , die wit en zeer bevallig'zyn. Een
ander foort heeft glasachtige vleugelen, die
dus genoemt worden , om aat zy niet gèheel
niet fchubben bedekt, en dat de deelen dié
^èr van ontbloot zyn, zoo veel glasruiten
gelyken ; eindelyk het derde fo or t, zyn de
vleugelen van een kleinen Vlinder die van
een Mot voortkoomt, die in de dikte van de
bladeren van de Olm- en Appelboomenleeft;
deze vleugelen vertoonen door het Microscoop
alles wat men het rykfte in goud, zilver,,
azuur en paarlemoer uitdenken kan.
De Vlinders hebben gelyk andere Infeften
fprieten op den kop: men kan op het woord
S p r i e te n zien, van welk gebruik men gelooft
dat deze deelen voor de Infeften zyn-.
V ermits de fprieten zeer zichtbaar in de Infeften
zyn, zoo heeft men ’er zich van bedient
om de Vlinders in gedachten en foorten,
volgens hare ve-rfchillende gedaantens,
-té onderfcheiden.
De eerfte en eenvoüdigfte verdeeling, is
die gene die de Vlinders in Dach-Vlinders
en Nach't-Vlinders onderfcheid: deze laatfte
zyn veel talryker als de eerfte. Swammer-
dam heeft 5.er hondert drie en negentig foorten
van waargenomen : te weten , dertien
van het allergrootfte foort; acht en twintig
middelbare, zes en tachtig kleindere, en zes
en zeftig van het allerkleinfte foort. Hy
Bbbbb 2 heeft