befchryvihgen zien. Deze Plant heeft een
dikke , knobbelachrige , uitwendig zwarte,
en inwendig Witte wortel, die ■ een lcherpe
fmaak heeft, zonder dat hy onaangenaam is:
hy fchiet rankachtige fteelen uit, die zich om
de omliggende beefters even als de Winde
flingert, zy heeft geen klaauwtjes o f rankjes,
waar in zy van de Bryonip verfchilt; hare
bladeren liaan beurtelings , ên hébben een-
vrolyke groene kleur ; hare bloemen komen
in troffen vo o r t, en beftaan uit een eenvg
iluk , ’ c geen de gedaante van een klein bekken
he e lt, en in zes deden ingefneden is ;
hare kleur is groen geel: onder deze bloemen
zyn eenige onvruchtbaar , andere bevatten
een vruchtbeginfel dat zich in een roode Bezie
verandert, die de grootte van een Kars
heeft. De eigenfchappen van deze Plant,
tot het inwendig gebruik , zyn noch niet genoegzaam
beveiligt; maar uitwendig opge-
lecht zynde, is zy een krachtig oploflent middel:
menraspt-en ftampc haar, en lecht haar
dus op-het deel' in welk het bloéd zich uirge-
lïorcheeft, ’.c geen zy wel ras verdryft. Men
zecht, dat zy met Azynen Koemi'ft geftampt
en tot een pap gebracht zynde , de fmerteder
jicht verzagt,
W I L D E W Y N S T O K , JLabrufca.
D it is een foort van Wynftok die natuurlyk
'aan de randen der wegen , en naby de heggen
groeit. Zyn vrucht is een zeer kleine
Druif, die , wanneer zy ryp is , zwart word;
maar zy word zomtyds niet ryp,: men ïchat
haar zamentrekkende , en de'Plant is afzettende.
W I L D E V L I E R , zie H adtch.
W I L D E T H Y M , Q uen de l , O nzer
V rouwe B e d s t r o ö , Serpyllum.
Vermits alle de foorten van Wilde Thym ten
naaften by dezelve eigenfchappen hebben,
en om dat zy om deze reden in .elkanders
plaats gebruikt konnen worden , zoo zullen
wy alleen van de twee volgende foorten fpre-
ken , die gewonelyk in de Geneeskonit gebruikt
worden. i.
i. De C i t r o en a ch t i g e W i l d e
T h y m , Serpyllum citratum. Deze groeit
op de bergachtige plaarzen , en zomtyds j>n--
der de- gemeerie Wilde Thym vermengt, zy
bloeit gelyk deze in den Zomer :* tiaar wortel
is dun en vezelachtig; hy fchiet verfcheide
ftelen uit, die vierkant, zoo lang als een
hand, hard en froutschtrg zyn, en optie aaide
leggen: hare bladeren zyn kléin, 'eéh weinig
dik , én zwarrachtig groen , zy 'hebben
een reuk als. Citroenen , o f tuin Mefiffe ; aan
de toppen der fteelen komen kleine purper-
achtigè zaadbToemeu voort, by wyzc van
hoofdjes , ’er volgen vier kleine rondachugc
zaden op.
2. De K l e i n e o f G e Si eene W i lds
T h y m , Serpyllum vulgare minus. Deze
Plant die een .zeer aangename reuk heeft
groeit op de onbebouwde, bergachtige, droo-
ge, dn zandachtige plaatzen , èn zelfs in-de
velden en weiden , en in een woord, byna
over al. Haar wortel is dun ,. houtachtig ,
langlevende , en vezelachtig : hare fteelen
zyn vierkant , hard , roodachtig , laag , en
een wéinig ' wol achtig ; eenige 'heffen zich
recht op , ter hoogte van een hand , en de
andere verfpreiden zich in het ronde over de
aarde: haare bladeren zyn klein, groen, een
weinig breeder als dB van de Thym , rondachtig,
zenuuwachtig, en hebben een fclier-
pe en fpeeeryachtige fmaak : hare bloemeb,
die zich gedurende den geheelen Zomer vertonen,
komen op de tóppen der fteelen voort:
zy zyn klein , by wyze van een hoofdje by
een gefchikt, en zy zyn gewonelyk purperachtig
o f wit. ’Er volgen rondachtige zaden
op, dié in een zaadhuisje.bevat zyn ,. ’ t geen
tot een kelk aan de bloem g'edieht heeft.
De Wilde Thym met gefchakeerde bladeren
van Parkinfon, verfchilt alleen vandeze
laatfte door de kleur van hare bladeren. Niet
alleen verandert de kleine Wilde Thym van
reuk, volgens de vcrfchpidenheit der plaatzen
en geweilen , maar 'hare toppen ontaarden
zomtyds in kleine Witte en wolachtige
hoofdjes , die de plaatzen der bloemen be-
kleeden , en tot een verblyfplaats voor ongedierte
verftreleken; de fteeken van eenige
infetften geven gelegemheit tot dit.foort van
uitwaffehen.
De Wilde, Thym heeft eèn fcherpe fmaak,
is. een weinig bitter , zamentrekkende , welriekende,
en maakt het blaauwe papier rood;
dit is een maag en hoöfdVerfferkende Plant;
zy beteugelt o f vernietigt die prikkelende
ftoffe , die Stuiptrekkende bewegingen, veroorzaakt
; zy verfchafc geeftacheige deelen
aan het bloed ; men.gebruikt.haar uitwendig
en inwendig : men' drinkt ’er het afkookzel
van tegens de gele zucht. In Denemarken
heeft
heeft tnen tot éen gewoonte , ooi het tegens
de roos te drinken : het zuivert het bloed,
. beypïdert de waterloozing , en doet zwee-
tén; het is mede nuttig tegens den ingewor-
.teldén hoeft :, zoo men ’er het poeder van
ppfauifc, zoo doet het dezelve uitwerkzelen
als den Tabak.
W I L G E B O Q M , W i l g , W in d -
HOUTBOOM, ölNDHOUTiiOO M, StlUx .
Dit is zomtyds een boom, én zomtyds een
boompje,, hy groeit zeer wel in de vochtige
en moerasachtige plaatzen ; hy groeit zeer
ras ; men kapt hem zyn kruin af, deze af-
kappingen herhaalt men alle drie o f vier ja-
ren; wanneer men hem aan .de Natuur o verlaat
, zoo word hy zeer groot, zeer fehoon,
en d.oet een fraai je uitwerking in de vochtige
gedeeltens der parken. Men bekoomt alsdan
van deze boomen fchoone planken , even
als van de Lindenboom. Deze gróote Wil-
geboom is de G sm een e: wi t t e W i l-
ge B o O M, Sa/ix ctlba major.
Men heeft een groot getal foorten van
Wilgeboomen, w.aar van eenige Rysboompr
jes o f Teenboompjes, bygenaamt worden; in
’t algemeen merkt mep de mannelyke en vrou-
welyke bloemen, op byzondere ftammen op.
De mannelyke bloemen beftaan uit helm-
ftyltjes, en vormen,door hare by een fchik,
king, fchubachtige katjes; maar zy zyn al.
Leen uit ftampers te zamengeftelt, op welke
zaadhuisjes volgen , die een menigte kleine
en met pluimpjes bezette zaden bevatten,
hier om fchynen deze katjes even als met een
kort en zeer fyn dons bedelft. Deze bioe-s
men ontluiken in de maand Maart o f in April,
en zyn de eerfte die de -Byën ftoffe tot hunne
inzameling verfebaffen.
De bladeren van het grootfte gedeelïe der
Wilgeboomen , zyn lang en fpits ; echter
heeft men foorten waar van zy byna rond
zyn : zy zyn altoos beurtelings op de takken
geplaatft , en.men kent maar een eenig
foort, in welk zy tegens elkanderen over
Haan,
De Wjlgeboom vermeerdert by uitftek ge-
makkelyk : men behoeft zyne takken alleen
ter diepte van een o f twee voeten in de aarde
te fteeken. Men moet het gat met een
ftaak maken, om het kneuzen van den ïchors
der takken vöor te komen, om dat ’er ver-
kankeringen op de befchadigde plaatzen ont-
ftnan, Men plant deze boomen mede in de
lage weilanden , alwaar zy zeer wel langs de
1’ceicen groeijen ; en men ziet ’er eenige die
vry wel uitfchiecen, fehoon hen weinig van
de fchors overig blyft, en het inwendige geheel
verrot is.
Schoon -de Wilgeboomen , water-boomen
zyn. , zoo groeijep eenige foorten , die men
Roode Rysboomen der Wynftokkennoemt, zeer
wel in de drooge gronden : men plant hen
even als de Wynftokken, en kapt hunnen
kruin een half voet boven de aarde a f ; men
plant hen van takjes die de dikte van een vinger
hebben,. Men bedient zich van hunne
ryzeren , om de takken der Wynftokken tegens
de latten re binden ; de grootfte fcheu-
ten , in twee o f drie deelen gefcheiden zynde,
dienen-de Kuipers om de hoepen t e z a men
te binden.'
De Ryzeren , waar van de Mandemakcrs
gebruik maken, zyn die van den geelen Rys-
boom, wiens bladeren getant zyn; me»plant
hen even als Wynftokken , in een grond die
twee o f drie voeten boven het water verheven
is; men gebruikt.de voorzorg om de onkruiden
op de plaatzen uit te roeijen op welke
men hen aankweekt. Deze Ryzeren worden,
wanneer zy fehoon zyn, van den fchors
ontbloot : hier om leggen de Mandemakers
hen in hunne kelders , tot dat zy beginnen
te febieten, en met fap vervult zyn ; zy nemen
alsdan de fchors gemakkelyk a f , met
hen door een houte werktuig te trekken , en
zy beletten dat deze gefchilde ryzeren , zich
in alle richtingen niet krommen zouden.
Wanneer zy ’er gebruik van maken willen ,
zoo laten zy hen in water we eken , om dat
zy buigzamer zyn zouden. De fchors van
deze. ryzeren, dient dé Tuinlieden, om het
fchild vaft te hechten , wanneer zy griffelen
.D
e foorten van Wilgeboomen , wier takken
breeken , wanneer men hen tot banden
buigen wil, als mede de kleine Wilgeboomen,
konnen dienen , wanneer, zy gefpleten zyn ,
om Haken te. maken. Het befte middel om
voordeel van dit foort van ftaken der Wilgeboomen
te trekken , is , dat men hen een
jaar lang in boffen te zamen gebonden bewaart
, om te beletten dat zy niet krom worden
: ten einde van dezen tyd , zyn zy byna
- 700 goed tot het gebruik , als die der
Eikenboomen , die men thans gebruikt, en
die doorgaans maaralleen van fpint zyn.
De fchors , de bladeren, en de katjes der
Wilgeboomen., worden zamentrekkende en
verfriffende gefchat. Men zecht, dat het
O o o o o 2 ' dons