dat hy eenige van deze keifteenen , niet verre
van Rennes gevonden heeft, welke zoo
fchoon als de Engelfche waren. Men heeft
veel foorten van Poddingfteenen in de ha-
Imürfchap van Eftampes, 'Chartres, Rouaan,
enz. zy hebben verfchillende groottens; deze
keifteenen zyn.eirond, wit, geel o f rood,
maar z y zyn in fchoonheit verre beneden de
Engelfchen. Men vind de Poddingfteenen
in de doortochten, tuftchen de Bergen en in
de Vallyen,, in welke, Stortvloeden ftroo-
men.
P O E L A . Dit is een Ooft-Indifche vifch,
die men op hét Eiland Larica vangt; de In-
woond^rs en hunne nabuijren , maaken ’er
veel’ werk van.: ‘hy behoort tot het foort der
viflchen die van den roof leéven , gelyk onder
ons de Snoek , niet welke hy in fmaak
Överëénkoómt: zyn kop is ros; maar zyn lichaam
, van de kieuwen tot omtrent het midden
, is geel, met ftreeppen ; het overige is
;heldèf blaauvv : ' de vinnen van zyn lichaam
zyn rood, ; en dé andere groen,' Q R u if eb'), '
|P O E L S N E P. Dit is een foort van Plü-
vier , die zich aan de oevers der Rivieren,
Kreken, en Möeralïïge plaatzen 1 Onthoud.
De Hpogduitfche Koks maken ’er veel werk
van.: zyn vleefch is aangenaam en heeft eé-
nigzins een vifchfmaak; zyn bék is dun, blin-
■ kendó.ala hoorn, kegelvormig, en fmal. Deze
vogelen hebben lange beenen , en hun lic-
‘haam is glad; hun hals is vry lang en rond,
en hun kop is klein; zy loopen zeer fnel ,
Jen vliegen by paren o f in troepen langs de
oevers o f in de velden , alwaar zy zich nederzetten
om te 'ruften : nooit zyn zy ftil:
'zy verbergen zich niet gelyk de Sneppen; zy
•volgen hen en hebben , gelyk zy , een korte'
Staart. Klein , geeftreen. lyft van versheide
foorten, die hy zecht, dat hy gezien heeft.
P O K H O U T | Guajacum , feu Ligrium
Santtum., De boom die dit hout voortbrengt
heeft een zeer vaft en hart zamenweefzel ;
*hy groeit op Jamaïka , op byna alle de An-
tfllifche Eilanden ,. en in ’ t algemeen in dat
gedeelte van Amerika , dat' onder de verbrande
luchtftreek le.cht. Men heeft twee
foorten van Pokhöutboomen ; waar van den
eenen blaauwe , cn den anderen , witte ge-.
tatidè bloemen voortbrengt. Het eerfte foort
van Pokhoytboomen woxd zeer groot, wanneer
het in een goede grond geplant is. . Dev
ftam van deze hoornen heeft weinig fpinc,
dat.bleek is ; het Bart is olyfgroen , donker
en bruin ; hun hout is zeer vaft , olieachtig
en zwaar, het heeft een reuk die niet onaangenaam
, en. een fmaak die bitter , en een
weinig fcherp is. Hunne bladeren zyn vaft,
bleek groen , . en hebben v y f kléine ’zenuu-
wen aan de onderzyde :Zy hebben geen fteel-
tjes, zoo men hier voor de gémëene rib niet
neemt, aan welke zy vaftgehecht zyn. Der-
zelver blaauwe bloemen zyn rooswys : op
deze volgt.een vleezige vrucht, die begrootte
van een -na^èl, en! de gedaante Van een
hart heeft , zy is ëtenigzins lepelswys uitge-
h o lt, en heeft een vermiljoen kleur. Déze
vrucht bevat een èenig zaad, van dé gedaante
van een olyf.
De Pokhoutboom met witte bTöémen,
fchiet zoo hoog niet o p , als de voorige;
zyn hout heeft dezelve vaftbejt, maar köomt
in: kleur met het Palmhout overeen. De
vruchten van dezen bo’om zyn byna vierkant,
■ gelyk die-van ons Papénhout, ën hebben een
wafch-kleur.
De Pokhoütboómen met blaauwe , en dé
Pokhoutboomen met witte bloemen , blóeijen
inde maand April, en hunne vruchten zyn in
de maand' van Juny ryp. Meft kan heri alleen
in onze ftookkaften aankweeken ; en noch is
odig dat het zaad in deszelfs natuurlyk ge welt
gezaait is, en de jonge plant tot ons overgebracht
word. De Pokhoutboom groeit by uit-
ftek langzaam, zelfs in zyn natuurlyk gewefl:
hy geeft in onze Landen geen harft.
Het Pokhout is in Europa ten naaften by
; te gelyk met de Venusziekte bekent geworden1;
om het'nut dat men ’ertegen dezékwaal
van trok, voor dat men het geheim Ontdekt
had-, om ’er met meer kracht door het kwikzilver
op te werken. ’ Men verzekert dat -het
Pokhout iri Amerika een al zoo gróót by zonder
genèesmiddél tégehs de Spaanfche 'Pokken
is ,. als het Kwikzilver in' onze Gewesten.
'
Het Pókhoüt is-zeer harftachtig , en bevat
een gering gedeelte , van het geene men ei-
gentlyk het uittrekzel noemt, dat men ’er
door de afkoking, uit bekoomeri kan ; dit
maakt dit.hout een uitmuntent zweetdryvent
middel. Plet uittrekzel dat het bevat , be-
ftaat iri eëh kleine hóeveelheit, in vergely-
king van den harft; want m.en kan ’er door
behulp van geeft v^n wyn , twéé onfen harft
uit het pond trekken , waar tegen het niet
' mee?
meer als een vierde o f een half loot van dit
uittrekzel bevat.
De harft die men ’er dus door behulp van
den geeft van wyn uit bekoomt., koomt geheel
met die gene over een, die ’er in Amerika
natuurlyk o f door infnydingen uitvloeit,
-en die men oneigentlyk Pokbouts-gom noemt.
Deze harft moet blinkende , doorfchynende,
uitwendig bruin , en inwendig witachtig zyn;
hy is dan eens rosachtig, dan weder witach-
ti<r; hy heeft een aangename reuk wanneer
men hem brand , en een fcherpe.fmaak , hy .
verwekt de ongevoelige uitwaaffemingen op
een krachtige wyze , en is -zeer nuttig tegens
de gebreeken der hult.
P O K H O U T VAN P A D U A , Guaja-
cana; dit is een vreemde-boom. De Heer
Duhamel zecht, dat een Normandyër, die
in Louifiana woonden , een drank uit zyne
vruchten bereid hoéft: men maakt ’er mede .
zamentrekkende koekjes van.
P O K K E N . Men geeft dezen naam ge-
•meenlyk aan de knobbelachtige verhevend-
heden der fchelpen.
P O K S C H E L P , o f W it o o g j e . De
Beminnaren der Schelpen , geeven deze naam
-aan een eenfchelpige "Schelp , van het geslacht
der Porceleinhoorns: deszelfs rok is
wit; en met kleine vry verheven knobbeltjes
•bezet. Deze Schelp is niet gemeen. Zie Por-
C E L EI N HOORNS.
P O K S T E E N , Kariolarum lapis. Deze
•Steen ,, die de Gamaicu der Indianen is-, heeft
-de rbndachtige gedaante van eenige Keiftee-
-ueh : hy is donker groen , met ronde vlakken
doorzaait, die een flaauwer groene kleur
hebben, die-even als graauwachtig is, en hy
is dikwyls met knobbels bezet, die de gedaante
van kinderpokken hebben : deze vlakken,
die gewoonelyk in derzelver middelpunt met
een kleine zwarte ftip geteekent zyn , gaan
zomtyds , door de geheele dikte van den
'fteen,
De Pokfteenen waaren voormaals zeer zeldzaam:
men bracht hen uit Indiën , mén gaf
-hen de gedaante van draagmiddelen , .en hing
•hen op een bygelóovige wys om den hals van
.dje geene die de kinderpokken, hadden : men
■ vind, deze fteenen mede in Europa-. De Heer
■ Gruner heeft hen meetïigvuldig en van verschillende
kleuren in de Rivier Emen -, in
IL D e e l .
Zwitzerland gevonden. Zie het Woordenboek
der D e lf bare lichamen , van den Heer Ber-
trand.
Mogelyk zyn de Pokfteenen niets anders,
als een verzameling van kleine fteenen , van
verfchillende kleuren , die op de wyze der
Poddingfteenen vereènigt zyn : zie dit woord*
Mogelyk worden zy mede alleen door droppen
van fteenachtig en metaalachtig water ge-
vormt, die langzamerhand, en toevallig, op
een keifteenachtige grond o f matrice van verfchillende
kleuren zyn n edergevallen, wannéér
deze nog zagt was: ’t geen alles in den
ftaat in welke wy het zien -zamengeftremt en
vereenigt is. Men kan noch giften , dat de
witachtige vlakken , werktuigelyke lichamen
ge weeft zyn : die ’er door inplanting in bevat
zyn: dat deze lichamen door verloop van tyd
vergaan zyn , en deze vlakken van verfchillende
.gedaantens hebben voortgebracht. W y
vormen deze laatfte gisfing volgens de werktuigelyke
gedaante van een dezer fteenen ,
die wy verbrooken hebben, om deze befchry-
v-ing zamen te Stellen,
P O K K O . Dit is een zeer zonderlinge
Vogel van dè Goudkuft , maar die men zeer
zeldzaam ontmoeten kan ; hy heeft de grootte
van een Gans: zyne vederen zyn bruin en
afchverwig, en zyne vleugelen hebben een
onmatige breedte en lengte. Arkins zecl]t,
dat men de vederen van dezen Vogel, ligtel.
yk voor hairen zou aanzien : onder zyn hals
hangt een foort van zak a f, die vier o f v y f
duimen lengte -, en de dikte van den arm van
een menfeh heeft-: hetis in deze bewaarplaats
dat de Vogel zyn voedzei befluit. Zyn hals
en kraag zyn eenigzints wo llig; zyn kop is
by uitftek groot, in evenredigheit. van zyn
lichaam , en hy is byna kaal ; zyne oogen
zyn groot en zwart-, en zyn bek is fterk, dik
en. lang.
De Pokko voed zich met vifch , en hy eet
op eenmaal zoo veel als tot voedzei van vier
menfehen noodig zyn zou : men heeft weinig
dieren die met zoo veel gretigheit op de
viftchen aanvallen als h y ; wanneer hy verzadigt
is , zoo verbergt hy de overige in zyn
zak : hy is niet minder gretig naar Rotten,
welke hy geheel doorzwelgt. Men fchept
zomtyds vermaak om hem te doen braken ;
en het is niet zeldzaam , dat men hem een
half verteerde Rót ziet uitfpuuwen: deze Vogel
-heeft geen andere wapentuigen als zyn
bek; hy bedient ’er zich behendig van om te
Ss pik