hooge Berg moet overtrekken, die met Rot-
zen bezet is , welke door een verbazende
meenigte -fiiëeuw bedekt worden , en waar
van zy de hooien verbergt , in welke men
zou konnen nederftorten , zoo zou men zich
verbeelden , dat hier toe weinig mogelykeit
was : echter z y n ’er twee middelen om hier
i-n te flaagen : het eene is om op twee plankjes
voort te glyden , welke acht voeten lang
zyn ) en waar van de Inwoonders zich bedienen
om niet in de Sneeuw in te zinken, (^deze
wyze van voorttrekken vordert een lange
o effening);^het andere is , dat men zich op
dé Rendieren verlaat welke tot diergelyke
tochten bekwaam zyn, en welkers wyze van
voortgaan wel waardig is gekent te worden.
Zie op het woord R e n b ie r .
S N E E U W H O E N , Lagópus Avis, Dit
is een Vogel die ten naaften by de 'grootte
en gedaante van een Patrys heeft, en die men
in Savoye , op het Alpifche Gebergte, en in
Lapland heeft. Zyne vederen zyn zeer fchoon
wit , uitgezonden 'die van den Haart. Zyn
bek is hart en zw art, boven zyne oogen ziet
men in plaatsjvan wenkbraauwen, een klein
vleefch klompje dat de gedaante van een was-
fchende maan, en een vermiljoen kleur heeft:
zyne popten zyn geheel tot aan de toppen
der nagelen met kleine vederen bedekt: dit
is een der middelen die de Natuur gebruikt
om de Vogelen te befchermen die genoodzaakt
zyn om in de fneeuw te leeven. Men
geeft deze Yogel mede de naam van Witte
Patrys , om dat zyn vleefch in fmaak , eenige
overeenkomll met dat van den Patrys heeft;
want hy is wezentlyk een foort van Hazelhoen
o f Tjerk. De Romeinen maakten' veel
werk van dezen Witten Patrys.
- S N E E U W V L O Y E N . Verfchei-
de onderzoekers der Natuur maken van een
foort Vloyen gewag die zich in de fneeuw
onder de gedaante van kleine zwarte flippen
vertóonen, en die wegfpringen zoo dra men
haar mét den vinger nadert: zy leeven zoo
lang als de geflrenge koude duurt en de fneeuw
géflremt b ly ft; want zoo ras deze' fmelt ,
koomen zy om. Verfcheide Schryvers maken
mede van Wormen gewach die men in de
fneeuw gevonden heeft. Zie het Gentlemans
Magazine , en de Ephemer. des Cur. de la
Nat.
die zeer goed om te eeten is , hy is een weinig
kleinder als de Patrys, van een lange bek
voorzien , • en heeft een vry zwaarmoedige
vlucht : het ros, het zwart en het afchver-
wig, maken zyne kleuren uit. '
Deze Vogelen wyken in den zomer op de
toppen der Bergen van- Zwitzerland en S?.-
ve>yen , en op ‘die der Pyreneen en der Alpen.
Des-winters dalen zy in de vlaktens
neder , en men ziet hen in Vrankeryk èn ah
le de nabuurige Landen. Z y vliegen in paren
, en onthouden zich meenigvuldig in de
vochtige Boffchen , en aan dé Beeken haby
de Heggen, alwaar zy Wormen vinden konnen
met Welke z y zich voéden. ' De Sneppen
vliegen des morgens en des avonds om hun
aas te -zoeken ; het is mede Omtrent dezen
tyd dat men.hen met netten in de vlücht, of
op den oever der Beeken in flrikken vangt.
Men zecht dat zy met miflig weder aankoo-
men en weder wegtrekken. Zomtyds blyven
’er eenige over, welke hunne eijeren leggen;
hunne eijeren hebben een bleekachtige roode
kleur , die met wolke en vlakken van een
donkere kleur gevlakt is*- - Schoon de -vlucht
van dezen Vogel Zwaarmoedig is , zoo loopt
hy echter met zeer veel fnelheit over de aarde
, en hy is na dat dé Jager hen gewaar
word., reeds verre van hem verwydert. Het
vleefch der Sneppen heeft een uitneemende
fmaak. •
S N O E K , Lucius. Dit is een Vifch der
Meeren , Vyvers en Rivieren. Hy is aan-
merkelyk om zyne lange kop; die een,zonderlinge
gedaante heeft, hy is platachtig aan
het voorfle gedeelte van den neus af;, tot aan
het uiteinde van den bek, en heeft een vierkante
gedaante , en is met gaatjes döbrbport.
Zyne onderkaak is met kleine en zeer fcher-
pe tanden gewapent; hy heeft ’er geen in de
opperkaak , maar het gehemelte is met twee
ryen bezet.
Deze Vifch bemint geenzints het1 Zoute«
water; men vind hem zeldzaam, aan de monden
der Rivieren , ten minflen zoo hy hier
door het geweld van het water niet naar toe
gevoert word : hy word alsdan mager éri
droog. Hy is zeer yerflindzuchtig, verdelgt
de andere Viffchen , en vervolgt' de Karpers
in de reityd , om hunne kuit te verfiihden#
Deze Viffchen zyn zoo gulzig , dat zy allé
hunne poogingen aanwenden om Viffchen die
zoo groot als zy zyn in te zwelgen ; zy beginnen
aan den kop , én zuigen het overige
; van
S N E P , Scolopax♦ Dit is een Trekvogel
van het lichaam langzamerhand in , naar maté
dat zy gedeelte verteeren-, ’t geen zich
-j-e.eds in hunne maag bevind. Men "beeft gezien
dat twee Snoeken van een gelyke Herk-
ten elkanderen trachten in te zwelgen , en
dat zy beide op den oever-flierven, den ee-
nen in den bek van den anderen. De Snoeken
zwelgen de Kikvorfchen en zelfs de Padden
met veel gretigheit in , maar zy fpuuwen
deze.laatfle weder uit, volgens de Proefnee-
miiigen die men hier omtrent gedaan heeft.
Men zecht, dat zy de groote Baarfen nooit
aantallen, om dat deze de doornen opzetten
ipet welke- zy gewapent zyn ; maar andere
verzekeren ■ dat zy ben van ter zyden aantasten,
en hen zoo lang drukken, tot dat zy
fterven. |
Wanneer de wyfjes haare kuit willen fchie-
ten, zoo verwyderen zy zich, zoo men zecht,
van de, plaats op welke zy zich gewoonelyk
onthouden , uit vrees dat' haare eitjes door
d,e andere Snoeken zouaen verflonden worden:
dit is zeer waarfchynqlyk om dat de
mannetjes van de andere Viffchen de wyfjes
vervolgen welke haare kuit fchieten willen,
om deze.te. verflinden , zoo als zy uitgeworpen:
word.
. Men wacht zich in veele Landen wel om;
jonge Snoeken in de Vyvers te plaatzen , die
ii]en van Vifch voorzien wil: want zy bevih-:
den ’er zich altoos in een genoegzaam aantal
in,-zonder dat men hen ’er in plaatff. Men
denkt dat; dit hier door veroorzaakt word,om
djit de kuit der Snoeken zich aan de pooten.
en ayen der Reigers hecht, en ’er van los
gaat wanneer deze Vogelen in de Vyvers komen
viffchen , en dat zy deze dus met Snoeken
bevolken. Men beiluit in eenige Landen.;
de Snoeken in vifchkaaren die men in de V y vers.
laat dry ven , ■ en waar in mei? hen vet
maakt met hen te aafen.
De Snoek is zeer liffig; hy houd zich even
a;;s °P fchildwacht tegens den ffröom van het
wacer, en wanneer hy een. zynér prooijen
ontdekt., valt hy;’er met drift op. aan. Men
zecht, dat de Snoek zeer lang le e ft; tot be-
wys-Jiicr van haalt men die gene aan die Freo.
erik II. met een kopere ring in een Vyver
wierp; en men zecht,dat,dezen Snoek, twee>
wondert en, zellig jaaren hier na .weder gevan-
® ,wlord ; maar deze vertelling fchynt vol-
toornen.f^belachtig,
De Snoeken verfchillen onderling in groot- ,
Gen kleur, volgens hunnen oudérdöm en de
P^atzen in welke zy zich. onthouden : bet. is
niet zeldzaam dat men ’er vangt die drie, vier
en meer voeten lang zyn: men heeft zomtyds
Lindwormen in de ingewanden der Snoeken
gevonden’.
De Franfchen noemen de kleine , o f Ha-
ring-Snoek, Lanceron o f Lançon ; de middelmatige,
die de.dikte vaneen vuift heeft, Bro~
chet o f Poignard, en de groote , Brochet Car*
veau.
De vruchtbaarheit van dezen Vifch is verwonderenswaardig;
men heeft in de kuit van
èen wyfjes Snoek, hondert achten veertig
dpizent eitjes getelt. Deze kuit verwekt wal- •
gingen &.en purgeert gewéldig : hier om bedient
het gemeene Volk in eenige Landen,
zich ’er tot een purgeermiddel van.
- Het vleefch der Snoeken is valt ; die der
Méeren en groote Rivieren worden het hoog-
Ile gefchat. Men hééft Snoeken in welke
men , geiyk in eenige andere Viffchen , te
gely'k een hom en kuit vind , waar uit men,
beiluit dat zÿ hermaphroditiefch zyn. Ver*
mits de Snoek zeer verflindzuchtig is , en dat
hy zich by gevolg naar alle zyden begeeft y
zoo kan hy -gemakkelyk gevangen worden ;
hy begeeft-zich uit éigen beweeging', ïn de
netten, o f bÿt in het Aas dat men hem voorhout.
S N O E K B A A R S , Schilus. Dit is een
foort van Baars die mén in den Donau vangt,
en by de Duitfchers onder den haam van
Nagmaul bekent is : mén’vangt hem mede in
de Ammer-Zee in Béyeren. Zeldzaam weegt
dezen Vifch -méér als tien ponden': zyne ge-
Ilalte is langer als die van den Baars ; hy
neemt in dikte naarden Haart af. Zyn bek
en fnuit is fpitzer en langer : zyn- rug is ver-
heeven , en zyn buik’ breed en plat, zyne-
fchubben zyn met dikke en harde vezels ge-
bpdrt, zyn rug' en zydeii zyn bemorlt geel,
dat op het bruin trekt, en donkere vlakken
heeft, die zonder order geplaatlt zyn, en het
onderlle van zyn buik en de buikvinnen zyn
een weinig minder rood als die van den Baarss
zyn opperkaak ileèkt een weinig over zyn
onderkaak uit , en zy zyn beide met kleine
tanden bezet.
,S N U IT.. Deze naam geeft men aan een
werktuig dat aan het uiteinde van den neus
van ee'mge- Dieren gëplaatfl is, en waarvan*
het zamenflel, dé gedaante en het gebruik
dikwyls zeer vCrfchiTIent zyn. Zie de be-
fchryving, van den Snuit der OJyphanten cm
der