gelyk Schapen en Geiten , waar van hy Kern
’er een toewerpt , om zyne woede te ftil-
len.D
e Onca, in tegendeel, word zeer gemak-
i:elyk tam gemaakt, men recht hem mede tot
de jacht a f ; hy is zoo zagtaardig dat men
hem met de hand leiden enftreelèri- kan. Men
heeft ’ er die zoo klein zyn , dat men ze achter
op het paard mede voeren kan. Zoo ras
de Jager een Gazelle gewaar word zoo laat
hy de Onca los , die zoo vlug is „ dat hy de
Gazelle in drie fprongen by den hals-grypt,
fchoon zy zeer fnel loopt: wanneer dit Dier
hem ontfnaptzoo blyft hy befchaamt en ont-
ïle lt op de plaats ftaan.
Het foort van de Onca, fchynt veel talry-
ker en uitgebreider te z y n , als dat van den
Panther; men vind dezelve zeer gemeen' in
Barbaryen , Arabië , en alle de Zuidelyke
deelen van Azia ; het heeft zich zelfs tot in
China uitgebreid,, alwaar men. henHinen-pas
noemt.
Men bediend; zich in de warme Landen van
Azia van de Oncaas tot de Jacht, om dat ’er
de Honden zeer zeldzaam zyn ; men heeft ’er,
om dus te ipreeken-, byna geen andere, als
die men ’er in overbrengt., en zy verliezen
yer noch in weinig tyd hunne item en vernuft.
In Europa, hebben onze Honden geen
andere vyanden als de Wolven ; maar in een
Land dat, met Tygers, Leeuwen, Panthers,
Luipaarden, en Oncaas, vervult is , en welke
alle veel iterker en verfcheurender als de
Wolven zyn , is het niet mogelyk om.de Honden
te behouden. Voor ’t overige, de reuk
van de Onca. is zoo fyn niet als -die van den
Hond , hy ruikt het fpoor der Dieren niet;
het is-hem mede niet mogelyk om hen- door
een langduurige loopje achterhalen, het jaagt
alleen op het gezicht;. Zomtyds klimt hy op
een boom, om de Dieren in het voorby loo-
pen af te wachten, wanneer hy zich op hen
laat vallen : , deze wyze om zyn prooi te ver-
fchalken is gemeen aan de Panther., Luipaard
en Onca.
De Luipaard, heeft dezelve zeden en aart,
als de Panther, en ik vind nergens, zecht de
Heer de Bujfon, dat men hen - gelyk de Onca,
tam gemaakt hee'fc , noch dat de Negers van
Guinee , en van de Senegal, alwaar de Panthers.
zeer gemeen zyn , hen tot de jacht gebruikt
hebben; Het foort van-den Luipaard
fchynt aan meer verfcheidenheden als die van
den. Panther en Onca, onderhevig.te zyn;.,
echter zyn de vlakken van de vellen der Luipaarden
alle , ten riaaften by van dezelve
grootte, en het is veel eer door de fterkte der
kleur dat zy van elkanderen verfchillen , welke
veel hooger de eene , en veel flaauwer
in de andere is.
De Panthers, Oncaas, en Luipaarden, beminnen
in ’t algemeen de dichte Boftenen,,
en koomen dikwyls aan de oevers dér Rivieren
, en na by de eenzame wooningen ,'aL
waarzy de tamme, en de wilde Dieren zoeken
te verraflchen,. welke koomen drinken.
Zy vallen de menfchen zeldzaam aan , zelfs
niet £ al worderr zy. getergt: het gezicht1 van
een- menfch alleen - doet de Luipaarden de
vlucht neemen. Z y klimmen met gemak in
de boomen , en vervólgeö de wilde Katten,
en andere Dieren , die hen niet ontfnappen
konnen. Schoon zy alleen- van- den r-oof lee-
ven, en dat zy gew.oonelyk zeer mager zyn,
zoo willen de Reizigersechterdathun vleefch
niet onaangenaam- om te- eeten- isV de Indianen
en Negers zeggen dat het zeer- goed is ,
maar het is waar, dat zydat van dé Honden
noch- uitnemender oordeelen , en dac zy ’er
elkanderen op onthalen even als o f het een
aangenaam gerecht was : wat hunne vellen
betreft , deze-zyn koftbaar r en vormen fchoon
bontwerk. De-fchoonfte en koftbaarfte'zyn
die van de Luipaarden , een - eettig' van - deze
vellen, koft-negentig o f hondert guldens
wanneer derzelver kleur leevendig' en glans-
ryk is , en de vlakken.zwart, en wel-ge te erkent
zyn-.
Dapper zecht', in. zyne - Befchryving van
het Land der Negers dat wanneer men een
Luipaard, in een der-Dorpen gevangen heefc,
in welk de Koning der- Negérs-niet- wóórid,
zoo moet men hem naar zyne vefblyfplaats
brengen. Zy befchouwen de Luipaard als. de
Koning der boffchen ; ’t geen tot jen kluchtige
gewoonte- gelegenheit gegeeven heeft.
De Bewoonders van hét Koninglyke-Dorp,
gaan.die geene wélke met de Luipaard beladen
zyn te gemoet * om h en te - beftryden ,
even als o f zy dachten dat ’tfchandelyk voor
hen zyn zou., dat een ander Koning als den
hunnen in het Dorp kwam -,'zonder datzy hem
tegenftand-geboden hadden : men word eérft
hand- gemeen ; ; eindelyk neemt het' gevecht
een einde ,. wanneer ’er een^man van wegen;
dén Koning koomt om de-Kampvechters in
het Dorp te geleiden ; men brengt hen op de
markt.,. alwaar alle. de-InwQonders vergadert
•' zyn 5:
zyn hier vilt men de Luipaard ; men geeft
het vel en de tanden aan den Koning , en na
dat men het vleefch gèköokt heefc, zoo word
het aan het Vólk' Uitgedeelt, dat deze dach
verder als een pléchtige feeftdag doórbrengt.
-De Koning eet van'die vleefch niet; om dat,
zoo hy zech:; Geen dier zyns gelyken éét: hy
gaat zelfs op de huid niet zitten , noch wan*
delt ’er over. Om dit onheil, voor te koomen,
zoo laat hy ze aanftonds yerkoopen ;
wat de tanden betreft , hy vereért hen aan
zyne Vrouwen welke ze aan haare klederen
hangen , o f ’er halsfieraden van maaken-, en.
haar tuftchen koralen rygen,
P A P A I C O T . Dit is een boom van de
Amerikaanfche Eilanden , die geen takken
uitfchiet, en welkers bladeren langs de ftarn
ftaan, en naar die van den Vygénboom gelyken
,-zy vormen aan den top een foort van
kroon : hy brengt onder zyne bladeren' oran-
jeachtige vruchten voort , die: de- groote van
een,Kwee-peer hebben , en welkers vleefch
naar dat van een Meloen gelykt, maar zoetachtig.,'
en laf is. Mén zecht, dat zy op het
Eiland Guadaloupe , zoo groet als onze
fchoonfte Meloenen worden.
P A P A S , zie P A T A T T E N>
P A P A Y A , Papaya am Pinoguacu.. Drt
is een Amerikaanfche boom, van welke Pi-
■ fa twee foorten onderfcheid.
J.. ue MANNETJES Jr A P A YA , FinogU-
acu mas: deZe groeit in de Boftchen en op
andere onbebouwd é-plaatzen, zoo als Leme-
ry zecht, hy fehieifc ter hoogte van twintig
voeten op-, en heerb^e dikte vair een mans
dye : by is hoi, fpon-saehtig en zoo zagt,
dat men hem geheel met een fabel ,. in eene
mg door kappen kan: zyn fchors is glad, en
heeft^ een afchverwige kleur , hy fchiet in
wemig tyd op : hy is tot. de helft van zyne
hoogte byna naakt, en de andere helft bekleed
zich, onder het opfchieten, met groote
bladeren , die. ten naaften by zoo groot als
die van dén Vygénboom zyn’, zy zyn in zes
or zeven deelen ingefneeden , aan lange-ftee-
. vaftgehecht, groot, rond, hol,, roodach-
tig, en omgekromt: zyne bloemen zyn lang,
zonder reuk, ftarswys gefchikt, geel achtig,
en onvruchtbaar. Dit foort van Papaya ,
brengt zeldzaam vruchten voort, zoo hy niet
■ ^rnplant., en.geduurende drie jaaren, aangekweekt
word: zyne vruchten koomen op een
andere fteel voort als die de onvruchtbare bloe-
men^ voortbrengt; zy gelykt naar die van de
wyfjes Papaya, maar is veel kleinder ; zy is
aan eem lange fteel vaft gehecht, en haar
vleefch is noch zoo geel , noch van eenen
-zoo goeden fmaak: deze vruch,t word Papaya
genoemt, en is , gelyk de Boom, voor dat
zy ryp is , met een melkachtig fap, vervult,
van welke men zich- bediend om de vlakken
der huid te verdryven , die door de hitte der
Zonneftralen veroorzaakt worden..
2.. De W yfjes P a p a y a . Pinoguacu
fcemina , deze boom kweekt men in de tuinen'
in Brazil en op dè Antillifchè Eilanden
aan, hy fchiet een weinig hoger op; zyne
bladeren zyn veel grooter en aan groene fte-
len vaftgehecht:- zyne bloemen hebben een.
- reuk als Lelien van den dale: zyn vrucht heefc
de gedaante en groote van een' middelmatiger
meloen , zy is eerft groenaehtig , en word.
vervolgens geelachtig, maar zy bevat een
melkachtig fap,. dat een. minder uitnemende
fmaak als het vleefch van de meloen heeft
het middelfte gedeelte van dit vleefch is met
een groot getal zaden vervult, die zoo groot
als korianderzaad zyn , zy zyn eirond, ge--
voort,, uitwendig-roodachtig., inwendig wit-
achrig, en hebben een rins achtige fmaak. Ie—,
der van-deze zaden bréngt, binnen een jaar
een'Papayaboom voort, die vruchten draagt.
Leméry zecht, dat, fchoon deze vrucht raauw
gegeeten zeer goed is**, zy echter noch beter
is , wanneer zy met. vleefch- gekookt word,
oLby wyze van marmelade met fuiker em
oranjefchillen gekonfyt is : dit is één' maag-,
verfterkent middel; het zaad.word nuttig tevens
hetfeorbut, en pisdryventen ooftyvinv—
kerende gefchat*.
Men leêft in het werk,. Maifon ruflique de-
Cayennè genaamt, dat de zaden van den ge—
meene Papaya , van welke de Creolen de
vruchten eeten, een peperfmaak hebben; en-
dat een fcrupel van dit zaad, tot poeder gebracht
zynde, en eenige dagen achter elkanderen.
ingenomen, de wormen doet fterven.
Men eet de vruchten van dc wilde Papayas
niet. Deze boomen-zyn grooter ais de aan—
gekweekte Papayaas, en zy brengen geen bladeren
als aan het boven gedeelte van den ftam
voort. Het is echter niet zeldzaam dat men:
aan den voet van deze boomen-, kleine Hangen
ziet, die de Pórtugeezen Cobra de Capello-
noemen. Zie dit woord*.
G-S, 3. EAEEN