326 P O L Y P U S , P O L Y P U S ,
kleine lichaamen dwars door, in twee {tukken,
in hoop dat, wanneer zy kleine Planten
waren , ieder der ftukken , weder in het
water geplaatft zynde , ’er in voort zouden
groeijen, en een nieuwe Plant voortbrengen,
die iten naaften by.gelykvormig was aan die,
van welke hy haar genoomen; had. ’Er ge*
fchiede wezentlyk in ieder, ftuk, een nieuwe
voortbrenging , en veel fch.ieiyker , als men
gedacht had. Terwyl dit gebeurde, zoo vertoonden
de kleine lichaamen ,.di.e hy geheel
gelaten had, hem dagelyks nieuwe verfctiyn-
zelen , even als .wilde zy hen .dwingen om
te gel o. o ven , dat zy wezentlyk'Dieren waren.
De Heer Trembley, durfde geen befluit
maaken over den aart van deze kleine.lich,samen
, die. een zoo verfchillende vorm van de
andere Dieren bezaten , en in welke hy een
zoo. verbazende eigenfchap ontdekten , die.
hy dacht, dat alleen aan de Planten behoorden.
. De Heer Trembley begeerde , dat de Heer
de Reaumur hem in het béflecllten , behulpzaam
was: hy deer hem eenige van deze kleine
lichaamen toekoomen , die de Akademie
van Parys, zoo wel als.de Heer de Reaumur
voor kleine water infeden hield; ondanks de
wondeiiyke- eigenfchappen , die zy vertoonden.
De Heer de Reaumur , gaf hen, ^en-
ftemmig met den Heer Berwrd d e j u f c u ,
die hen in den omtrek van Parys waargenoo-
menhad, en eenfoort van het zelfde gedacht
had laten afteékenen , maar dat -grooter was,
en een andere kleur had, de naam .van Poly-
pen , om dat hunne hoornen hem Overeen--
komftig met de armen van het Dier fcheenen
te zyn , dat in' bezitting van dezen naam. is.
De Heer Trembley zette zyne waarneetningen
omtrent dit Dier voort, w.elke zeer weetens-
waardig zyne hy ontdekte ’er vervolgens ver-
. fcheide foorten van,
Befcbryving van de verfchillende foorten van
Zoetuiater-Polypen.
■ De Zoetwater-Polypen verfchillen in kleur
en grootte, De Heer Trembley ; heeft van
drie foorten gewag gemaakt, die hy Zoetwa-
ter-Polypen met lange armen noemt.
De eerfte foort is de kleiufte ; deze zyn
niet meer als v y f o f zes lynen lang ; fchoon
deze Dieren klein zyn , zoo konnen zy ge-
makkelyk ontdekt worden.; men behoeft.hier
toe alleen eenige handen v o l , met Eendenkrooft
uit het water te neemen, en dit in een
doörfchynend Vat te plaatzen, dat met water
is .-opgevalt; na verloop van eenigen tyd
ziet men de Polypen , dié zich in den beginne
alleen als kleine groene flippen yertoo-
nen, hunne armen uitlpreiden ; hunne fchik-
king en de gedaante van hunne deelen', kan
zeer wel met het zaad vergéleeken worden
dat. op een rond hqófdje , by een verzamelt
is , en dat men door een zagt, geblaas doet
verftuiven. Deze ftraalen die- de kop van de
Polypen omringen , dienen hen te gelyk "tot
armen, handen , en.heenen. Óp de minfte
bevvëeging trekt het Dier zyne armen in , en
fchyntniet anders als een graan korl van een
groene ftóffe..
De Polypen van het tweede foort , hebben
acht o f twaalf lynen lengte. Die van het
derde foort. zyn noch langer ; zy hebben armen
van een verbazende lengte : deze twee
laatfte foorten , hebben geen kleur die hen
byzonder eigen i s ; maar hun lichaam is zoo
doorfchynende , dat zy de kleuren van het
verfchillende voedzel aanneemen , waar mede
zy zich voeden.
Het getal van'de armen der Polypen-, is
gemeenelyk van zes tot twaalf: deze armen
komen alle,'te gelyk piet voort, noch niet te
gelyk met het fnfeét; maar zy verwonen zich
den eenew achter den anderen-. Die van;de
groene Polypen zyn de kortfte ; zy zyn iga-
woonelyk niet meer ais drie lynen lang. Die
van het tweede foort beflaan gemeenelyk een
lengte van drie. duimen; en die van het derde
foort, die men de naam van Polypen met lange
armen geeft, hebben'’er van een onmatige
lengte. - Alle^deze armen verwonen zich
ais draaden van fpinrag; z y hebben derzelver
fynheit; zy konnen zich echter oriafhanke-
'lyk van ejkanderen uitbreiden en ïnkrimpen;
en fchoon zy als hairen door een gewart fchy-
nen,. zoo weeten de Polypen hen echter wel
te ontwarren, en hen onafhankelyk van el-
kanderen te doen werken t ’erkoomteen foort
van lym uit voort, welke dient om de infec-
tèu ’er aan vaft te kleeven, die dezelve naderen:
zy bezitten de konft om deze lym te
doen kleeven 'o f vruchteloos te maaken,; naar
mate van hunne behoeftens.
Deze Dieren gaan voort, en veranderen van
plaats ; z y Voeren deze voortgaande be.wec-
_gin.g u i t ,. door middel van de begaaftheit die
zy bezitten'om zich uit te rekken o f in te
krimpen, en zich in allerlei richtingen te buigen
; maar zy verrichten deze bewccgiiigen
PÖ L Y P .U SV
hy uitftck-iangzaaih zeven ofacht duimen
uitgeftrelctKëit-, ' is ie'®' goede dag . réis voor
ceü Pölypus. Zy gaan noch op een andere
wys voort , die wy vry aardig, vinden; zou-'
den , zoo zy met meer fnelheit gefehiede ;
deze gefchied rpnddraijende gelyk de kinderen
zomtyds doen.
£)e geheele Pólypus , i s , van zyn mond
tót"-aait het ; tegens óvergeftéldè uiteinde
van zyn lichaam , .niets anders als een holle
zak-, in welke men niet eèn eenig vlies
o f ‘ingewand opmerkt; dit vel is het geene
bet‘ dier uitmaakt ; én men heeft reeden om
te dénken, dat alle de deelen wélke tot des-
zelfs natuuflyke .béweegingen noodig zyn ,
jn de dikte van dit vel zyn bevat; Wanneer
men het vel van éeh Polyphs door bet microscoop
befchouwt, ‘zoo; ziet men dat dé inwendige
en uitwendige oppervlaktens beide,
gehêel met kleine korlën bedekt zyn, die-men
giffen kan, dat byzonderë werktuigen, van het
dier zyn; want het is zeker, dat wanneer deze
korlén los gaan, het dier als dan. wel haaft
llcrft. ■ .. 1 : , .. '
De Polypen zwemmen. n ié t; zy hechten
zich met hunnen liaart, eri door middel van
hunne lym, tegens, de wanden valt, aan welke
zy zich hechten willen; zy houden zich
zomtyds: aan het oppervlak van het water op,
met dé kóp nederwaarts, en de Haart omhoog;
dit gefchied, om dezelve réden,, om welke
een naald die volkoomen dróóg is , en op het.
oppervlak van h e f water geplaatft. word, ’er
Zich'ophoud, door middel van de Onmerkbare
liichtblaasjes , die met de oppervlakte verknocht
zyn. Men ontdekt géén oogen in de
Polypen; men bemerkt alleen dat zy het licht
- beminnen , en zoeken’; dit. zou aanleiding,
konnen geeven om té denken, dat hun lichaam
van .het lich t, in alle deszelfs deelen
aangedaan word: het geen dit denkbeeld beveiligt,
'is , dat wanneer! men eén Polyp in
tlvée deelen fiiyd, de beide deelen , en zelfs
dat geene dat van den kop berooft is , trachten
om zich op een verlichte plaats vaft te
hechten.
De Polypen, vervolgen hunnen prooi niet,
maande kleine waterjinfedten verwarren zich
Zelfs in hunne armen'» deze zyn als Zó o veel
fietten die geftadïg uitgefparineh zyn. Een
Polyp van het derde foort, kan tot een voet
middellyn aan den omtrek geeven , die zyne
armen beflaat'. De- Du-izendbeenen die met
êen Ichicht gewapent zyn , verflrekken tot
het gewoone voedzel van. de Polypen; De
f ”O iL Y P Ü S . j z r
gemeene Duizendbeenen , o f andere kléine
infeótcn ; onder andere de roodc Plantluizen;
die zeer gemeen zyn verwarren zich, wanneer
zy zwemmen in de armen der Polypen;
zy kleeven'’er eerft door de lym aan vaft :
hier op-krimpt den arm der Polyp zich in,
en hy omwind zyn p rooi, door middel van
zyn andere armen; het infeél mag zich zoo
veel ver weeten als het w i l, het word altoos-
in gezwolgen , op wat wyze het ook voor
den mond vin zyn vyand koomén mag , al
was zulks zelfs dwars.
Vermits het lichaam der Polypen zoo doorfchynende
als glas is , zoo kan men. de wyze
vjin-ve-rteeren mét gemak opmerken.Hetgeen
men ’er van gewaar word , is zoo wel gunstig
voor het gevoelen van die geene , welke
ftellen , dat de yerteering door ftootingen,
o f wryvingen gefchied ,' als vóór dat van die
geene, welke zeggen, dat zulks door ontbinding
verricht word. Wanneer de Polyp noch
maar matig gegeeten heeft, zoo-bemerkt men-
dééze kaatzingen van het voedzel, met gemak
, dat van onderen naar booven heen en
weder, door een-kringswyzê beweeging,ge-
dre'even wórd : wannéér het Dier in tegendeel
verzadigt is ,- dat is te zeggen , wanneer
het-tot bardons to e , is opgevalt, zoo ziet
meri’ deze heen en weder kaatzing van het
voedzel n ie t, en echter gefchied de vertee-
ring. Dit Dier is zoo verflindzüchtig dat het
zomtyds den arm mede döorzwelgc, die het
zyn prooi- aan den mond brengt: het is door
dén mond' dat het de overtóllige deden van
Zyn voedzel uitwerpt, als méde alle ftoffe„
die het niet doorzwelgen kan. -
Niemand is ’er , die voorzeker de niéuws—
vjerigheit niet bézitten Zal, om met zyne eieren
oogen , de verfchynzelen gade te Haan,.
welke de Polypen ons aanbieden hier toe
moet toen-hén opvoeder. : men kan dit go-
makkelyk doen, met hen van roode Plantluizen
te verzorgen , die mén dikwyls in groeten
overvloed heeft , o f met op den bodem
van het vat, zand uit gragten te plaatzen , dat
gemeenelyk met kleine, wormen vervult i s ;
- hy gebrek van dit voedzel, kan men hen aardwormen
, Hakken , ingewand van vifch , en
zélfs vleefch geeven- Wanneer mén de Po--,
lypen behouden w il, welke toen tot het doenvan
proefneenlingen gefchikt heeft, zoo moet
toén hun water dikwyls veranderen.,-want,,
wanneer betverderfc zoo is bet doodelyk voor
deze ir-racten. 1
De Polypen zyn onderhevig, om, door een.
. plat