26 M A R O L Y . M A R S B A N K E R .
jaar , zy brengen gewoonelyk drie o f vier
jongen te gelyk voort. Haaren aan groei is
lpoedig, en de duuring van haar leven is negen
o f tien jaaren,. De Marmotten zyn dieren
welke by zonder aan de ketenderAlpi-
fche bergen bepaald fchynen, en van welke
z y de Zuid- en OoHzyde boven de Noord-
o f Weflzyde verkiezen. Echter vind men
’ er eenige in dé Appenynen, P.yreneen, en
in de hoogHe bergen van Duitfchland. Het
kenmerk van de Marmot (wélk.dier door de
Heer Brifon in het gedacht der Relmuis,, en
door de Heer Linn&us in dat der Rotten ge—
plaatil word}, is dat zy twee fnytanden in
iedere kaak heeft, geen hondstanden, nagelen
aan de vingeren, en de Haart met hairbezet
, welke inaiervoegen gefchikt zyn dat hy
rond is. De Heer Èriffón. plaatft onder dit
kenmerk van het gedacht en foort, de Marmot
van Bahama ; die van Maryland , een
Landfchap van Noord® Amerika;; de Pöol-
fche, van wélke wy op het woord Bohaque
gefproken hebben; die van Straatsburg, die
de Arétomys van Paleftina is ; de Chomir
der Polen , en de HamHer der Duitfchers;
eindelyk de gemeene Marmot van het Alpi-
fche gebergte, van welke wy hiér boven ge-
Iproken hebben...'
M A R O K K E I N , deze naam geeft men
de yellen der Geiten en Bokken welke op
een byzondere wys bereid zyn. Zie achter
het wóórd B o k._.
M A R C L Y , dit fs - een vry ongemeene
trekvogel , welke men gelooft dat uit Afrika
oorfpronkelyk is. Hy heeft''de gröote van
een Arent ,. en de geHalte van een roofvogel
; hy heeft twee -foorten van ooren van
een verbazende gröote , welke tot op zyn
keel afhangen ;■ de kruin van zyn en kop is by
wyze varrden punt van een diamant verhe-
yen, en met vederen van verfchillende-kleuren
bezèt:;xdie van zynen kop en ooren hebben
een zwartachtige kleur ; hy voed zich
met de doode viflchen welke hy op hét Hrand
vind , en dikwyls met Hangen en adderen..
Men kan hem de naam van Zee-Ar end geven..
Deze vogel neemt zynen doortocht in de
maanden September en Oéfcober, veel eer .als
in eenig anderen tyd. De Perfianen noemen
hpm Pac.
M A R S V zié. op'het ,woord; D w-a.a l -
STARj.,
ST: M ARTENSVOG E L* M A R T E R ..
M A R S B A N K E R . Dit is een vifch
die vinnen heeft', én tot het geflacht der Ma—
kreelen behoort*, het is dé Bdftaart Makreel
.der Franfchen, en de Chicarou der Gascon-
jers. In den zoorner vangt men ’er een gr obre
meenigie in Languedoc en Spanje met de
Makreelen. / De Marsbankers onthouden zich
in troepen by elkanderen: zy hébben de kleur
van de Makreelen: maar zy zyn zoo dik n iet,
en hunnen bek is minder fpits, hun lichaam
minder rond, en eeriigzins platgedrukt: hunnen
bek is niet groot} hunne kaken zyn
rauw , en de oogen groot en groen: zy hebben
geen fchubben, ten minflen zyn zy zeer
fyn. Over het middelHe gedeelte van het
lichaam, van den kop tót aan het Haart, hébben
zy' een Hreep welke uit beentjes is za-
meiigeftelt, die zoo ruuw en fcherp. zyn , dat
zy. een zaag'gelykt: de Haart is bochtig in hét
midden, fcherper en meer verheven als het
overige van-het lichaam. Dezen vifch heeft
zes vinnen o f vleugeltjes, twee groote naby
de kieuwen, twee die kleinder zyn onder dezelve,,
en twee andere op den rag: de eerfte
en tweede, hebben doornen. Men merkt noch-
een andere vin näby den aars o p , die tot aan
den Haart voortloopt, en met twee doornen'
aan. deszelfs begin-bezet. Het vleefeh der
Marsbankers is harcfér als.dat der Makreelen ,
vooral wanneer het- gezouten i s . .
M A R T E N-S V O G E L (ß t :> , Pyrar-
gus, dit is den Arend met een witte Haart*
De Boeren zyn voor dézen vogel zeer beducht
om cle fchade die hy hen veroorzaakt;
hy roöft hun. gevogelte met meer Houtmoe-
digheit als de Kiekendief: wanneer zy vliegen
zou men hen voor een Reiger aanzien,
hy Haat met de vleugelen, en vliegt zöo hoog
niet als het grootfle gedeelte der roofvogelen
: des morgens en des avonts vliegt hy ge-
lyks de aarde op de hoeven, en langs de bos-
fchen , naar gevogelte , patryzem en jonge
haazen zoekende»,
M A R T E R ([Bo s c h 3', Martes.- Dit
dier heeft veel overeenkomH met den Huis
Marter ;■ echter is zynen kop veel dikker en
korter, en zyne pooten zyn veel langer, by
gevolg loopt hy met meer fnelheit als deze*
Het merkbaarfle-onderfcheid, is dat de keel
van den Bofch Marter geel, en die van den
Huis Marter wit is; het hair van den Bofch
Marter is fynder ,. dichter ,. en minder aan
uikvallem onclerworpen. als dat van den Huis
Mafc
Marter* Eenige hebben voorgegeven dat
-deze dieren tót een foort behoorden, en dat
zy zich in de paaring met elkanderen vermengen:
doch . dit fchynt noch niet beweezen te
zyn ;' want men vint ge>en baHaart foorten
welke zy voortbrengen* •
De Bofch Marter, uit het Noorden oor-
fpronkelyk zynde , is meede natuurlyk aan
dit geweH, men vint ?er deze dieren meede
in een zoo groote meenigte , dat mén verwondert
is over de groote meenigte van dit-
-bont’ t geen mén in dat land verwerkt, en ’er
uitvoert*. Z y zyn integendeel in gering ge-*
tal in de gematigde landen , en men vint hen
in de heete geweflen in het geheel niet; zy
zyn zoó zeldzaam in Vrankeryk, als ’er de
Huis Marters, gemeen zyn* Dè Bofch Marter
kruiH door de boiïchen en klimt op de
boomen: hy leeft van de jacht, en verflind
een verbazende meenigte vogelen., welkers
neflen hy zoekt en’er de eijeren van uitzuigt;
hy vangt de Eekhoore.ns en Veldmuizen; hy
verflind meede den honing; gelyk de Huis
Marter "ep Bonfem. Hy verfchilt veel van
den Huis - Marter in de wyze op welke hy
•zich laat' jagen: zoo ras deze door een hond
vervolgt' word,, zoo vlucht hy ftraks naar de
zolder op welke hy zyn verblyf heeft o f in
zyn hol. De Bofch Marter integendeel laat
zich zeer lang door de honden vervolgen
voor dat hy in een boom klimt; hy neemt de
moeite niet om op de takken te klauteren,
hy onthoud zich alléén op de Ham, en ziet
hen van hier voorby loopen. Het fpoor dat
■ hy op de fneeuw la a t, fchynt dat van een
groot dier te zyn , om dat hy fpringende
voortgaat, en met beide zyne pooten te ge-
lyk tekent. 5
De Bofch Marter maakt zich , om zyne
jongen te Werpen , yan een van die neHen
meefler welke de Eekhoorens met zoo veel
konH te zamenflellen, en hy vergenoegt zich
m,et ’er de opening alleen van te ver wy deren*
De wyfjes'van deze dieren werpen in de lente;
haare dracht is twee o f drie jongen, weL
ke zy met eijeren voed, en vervolgens met
haar op de jacht meede neemt. De vogelen
kennen hunne vyanden zoo wel, dat, zy op
het gezicht van den Marter, gelyk op dat van
den Vofch , dezelve fchreeuw van waarfchuu-»
wing geeven. Het is een bewys, zecht de
Heer de Buffon, dat het veel eerder den haat
als de vrees, is die hen bezielt, om dat zy
hem vry verre volgen , en dat zy dit geluit
tegens alle verfcheurende dieren vormen , o-e-
lyk.de W o lf, de wilde Kat, en de Wezel,
en nooit tegens het Hart, de Geit, o f den
Haas.
De Marters zyn alzoo gemeen in het Noorden
van Amerika als in het Noorden van
Europa o f Azia : men brengt een meenigte
van derzelver vellen uit Kanada.
Men moet deze Marter met de Sabel Marter
niet verwarren , dat een ander dier is welkers
vel een veel koflbaarder bont is* De
Sabel is zwart, de Bofch Marter is alleen
bruin en geel. Het bruinfle gedeelte van de
huit van den Marter werd het -hoogHe ge-
fchat, dit Hrekc zich langs den geheelen rag
tot aan het einde van den Haart u it ..
M A R T E R ([ H ü i s 3 5 Foyrla, feu Mar-
tes domeflica. De Huis Marter welke eenige
Natuurkundigen met den Bofch Marter vermengt
hebben,' verfchilt ’er echter in aart,
natuur geHeltheit, en zelfs eenigzins in kleur
van* De Huis Marter en Bofch Marter kon-
nen als twee onderfcheide foorten van dieren
befchouwt worden: want men heeft redenen
om te denken dat zy zich met elkanderen niet
vermengen*
D e . Huis Marter verfchilt van den Bofch
Marter in kleur, om dat hy veel bruinder,
en zynen Haart veel grooter en zwarter is ;
zyn keel is w it, en die van den Bofch Mar-*
ter'geel: hy verfchilt ’er in aart én natuurge-
Heltheit van , om dat de Bofch Marters de
open plaatzen fchuuwen ,, de dichtHe plaat-
zen der boffehen bewoonen, zich op de boomenonthouden^
en alleen in de koude geweHen
in groot aantal zyn; in plaats dat de
Huis Marters de wooningen der menfehen
naderen, zelfs hun. verblyf in de oude gebouwen
, op de hooizolders-en in de gaten der muu-
ren neemen. Eindelyk derzelver foort is alge-^
meen en in groot getal in alle gematigde, en
-zelfs in de warme landen verfpreid, gelyk-op
Madagaskar en de Maldivifche Eilanden; en
zy onthouden zich niet, gelyk de Bofch Marters,
in de Noordfche Landen.
De Huis Martér heeft de groote van de
kat: zynen kop is klein, zyn lichaam langwerpig,
zyne pooten zeer kort, en zyn Haart
heeft byna de lengte van zyn lichaam, des^
zelfs hair Haat dicht by een, en heeft twee
duimen lengte. Dit dier, zecht de Heer de
Buffön, heeft een zeer fyn gelaat en levendige
óogen, het fpringt zeer lugtig, zyne leden
zyn.zeer zwak, zyn lichaam buigzaam,
en alle zyn bewegingen zeer vlug; hetfpringt
en huppelt veel eerder dan dat het gaat; het
klautert met gemak tegens de muuren op
^ 2 welke